ECLI:NL:RBNHO:2023:563

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
C/15/309344 / HA ZA 20-699
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan hardstenen tegelvloer door fouten van tegelzetter en gevolgen voor aannemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid voor schade aan een hardstenen tegelvloer in een nieuwbouwwoning. De eiser, eigenaar van de woning, heeft de gedaagden, die verantwoordelijk waren voor het aanbrengen van de tegelvloer, aangeklaagd wegens scheurvorming die na enkele jaren is opgetreden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade, omdat zij tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de overeenkomst. De rechtbank heeft de schade vastgesteld op € 35.000,00, die de gedaagden aan de eiser moeten betalen. De gedaagden wilden de schade verhalen op de aannemer van de woning, maar de rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgrond was voor deze vordering, waardoor de aannemer niet aansprakelijk kon worden gesteld.

De procedure begon met een dagvaarding in oktober 2020, gevolgd door verschillende processtukken en een mondelinge behandeling in maart 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tegelzetter, die door de gedaagden was ingeschakeld, niet de juiste maatregelen heeft genomen om scheurvorming te voorkomen, zoals het aanbrengen van een ontkoppelingsmat. Dit tekortschieten leidde tot de schade aan de vloer. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagden in verzuim zijn geraakt door niet te reageren op verzoeken om herstel van de schade.

In de vrijwaringszaak, waarin de gedaagden de aannemer aansprakelijk wilden stellen, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen overeenkomst was tussen de gedaagden en de aannemer, waardoor de vordering in vrijwaring werd afgewezen. De rechtbank heeft de gedaagden ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Vonnis van 25 januari 2023
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/309344 / HA ZA 20-699 van
[eiser 1],
te [woonplaats] , gemeente [gemeente 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser in de hoofdzaak] ,
advocaat: mr. N. Lubach te Alkmaar,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
allen gevestigd respectievelijk woonachtig te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] ,
advocaat mr. M.C. Hoogendam te Leusden,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/314492 / HA ZA 21-159 van

1.de vennootschap onder firma [eiseres 1] ,

2.
[eiser 2],
3.
[eiseres 2],
allen gevestigd respectievelijk woonachtig te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] ,
advocaat mr. M.C. Hoogendam te Leusden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 4],
te [plaats 2] , gemeente [gemeente 3] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde in vrijwaring] ,
advocaat mr. K. Straathof te Alkmaar.
De zaken in het kort
Tussen [eiser in de hoofdzaak] en [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is overeengekomen dat [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] in de nieuwbouwwoning van [eiser in de hoofdzaak] een hardstenen tegelvloer zou aanbrengen. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft die vloer in 2012 aangebracht. Er ontstonden na een aantal jaren scheuren in de vloer. De hoofdzaak gaat over de vraag of [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] aansprakelijk is voor de schade aan de tegelvloer. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] moet [eiser in de hoofdzaak] een schadevergoeding van € 35.000,00 betalen. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] wil deze schade verhalen op de aannemer die de woning van [eiser in de hoofdzaak] heeft gebouwd, zijnde [gedaagde in vrijwaring] . In de vrijwaringszaak oordeelt de rechtbank dat [gedaagde in vrijwaring] niet is gehouden de schade aan [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] te vergoeden, omdat daarvoor geen rechtsgrond bestaat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 oktober 2020 met producties 1-18;
- het vonnis in incident van 24 februari 2021, waarbij de rechtbank [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft toegestaan [gedaagde in vrijwaring] in vrijwaring op te roepen;
- de conclusie van antwoord met producties 1-10;
- het tussenvonnis van 21 april 2021;
- het bericht van [eiser in de hoofdzaak] van 14 maart 2022 met producties 19-22.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 maart 2021 met producties 1-2;
- de conclusie van antwoord met producties 3-4;
- het tussenvonnis van 9 juni 2021.
1.3.
Op 25 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling van zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak plaatsgevonden. Op de zitting zijn verschenen [eiser in de hoofdzaak] , vergezeld van zijn echtgenote en mr. N. Lubach, en de heer [gedaagde 2/eiser 2] , vergezeld van mr. M.C. Hoogendam. Daarnaast is verschenen de heer [directeur gedaagde in vrijwaring] , directeur van [gedaagde in vrijwaring] , vergezeld van mevrouw [naam] , officemanager bij [gedaagde in vrijwaring] , en mr. K. Straathof.
1.4.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Lubach heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.5.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de zaken naar de parkeerrol van 5 oktober 2022 verwezen om partijen de gelegenheid te geven een minnelijke regeling te treffen. Op 5 oktober 2022 zijn de zaken na een uitstelverzoek verwezen naar de parkeerrol van 5 april 2023. Op 28 november 2022 heeft [eiser in de hoofdzaak] de rechtbank bericht dat geen minnelijke regeling is bereikt. [eiser in de hoofdzaak] heeft de rechtbank verzocht vonnis te wijzen. Van de zijde van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is niets vernomen.
1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
2.1.
Tussen [eiser in de hoofdzaak] en bouwbedrijf [gedaagde in vrijwaring] is op 22 december 2011 een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen voor de nieuwbouw van een woning in [plaats 3] .
2.2.
Bij de aannemingsovereenkomst hoort een technische omschrijving van de woning. In de technische omschrijving is aangegeven dat alle vertrekken op de begane grond en op de 1e verdieping worden voorzien van een 5 cm dikke cementdekvloer.
2.3.
Als optie kon [eiser in de hoofdzaak] voor vloerverwarming kiezen, waarbij een dekvloer van 70 mm zou worden aangebracht. [eiser in de hoofdzaak] heeft van deze optie afgezien. [eiser in de hoofdzaak] heeft aan [gedaagde in vrijwaring] bij e-mail van 23 februari 2012 het volgende bericht:
“De beganegrond wordt uitgevoerd conform het bestek dus met afwerkvloer (wij halen deze niet uit de offerte). De opdracht voor het aanbrengen van de vloerverwarming (infrezen) en leveren en aanbrengen van de vloer (natuursteen) is gegund aan [gedaagde 1/eiseres 1] in [plaats 4] . (…) Dit op het verzoek aan te geven wie de BG vloer gaan leggen.”
2.4.
[gedaagde 1/eiseres 1] is een vennootschap onder firma die zich onder meer bezighoudt met projectbegeleiding bij de bouw en verbouw van gebouwen. De heer [gedaagde 2/eiser 2] en mevrouw [gedaagde 3/eiseres 3] zijn de vennoten van de vennootschap.
2.5.
Tussen [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] en [eiser in de hoofdzaak] is in februari 2012 een overeenkomst gesloten voor het leveren en plaatsen van de vloerverwarming, alsook voor het aanbrengen van een natuurstenen tegelvloer.
2.6.
De woning is door [gedaagde in vrijwaring] opgeleverd op 16 mei 2012.
2.7.
Na oplevering heeft een, in opdracht van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] werkende, tegelzetter door derden sleuven in de ongewapende 5 cm dikke cementdekvloer laten frezen en vloerverwarmingsleidingen daarin laten aanbrengen. Daarna heeft de tegelzetter zelf de natuurstenen tegels op de cementdekvloer aangebracht.
2.8.
In de loop van 2016 heeft [eiser in de hoofdzaak] geconstateerd dat in de tegelvloer van de woonkamer/keuken en de hal scheurvorming optrad. [eiser in de hoofdzaak] heeft [gedaagde in vrijwaring] en [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] hierover geïnformeerd. Zowel [gedaagde in vrijwaring] als [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] gaven aan dat er door de ander fouten zijn gemaakt.
2.9.
In opdracht van [eiser in de hoofdzaak] heeft deskundige BCWP in juli en oktober 2016 de vloer bouwkundig geïnspecteerd en daarover op 30 oktober 2016 gerapporteerd.
2.10.
Bij e-mail van 2 november 2016 heeft [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] verzocht om een reactie op dit rapport met een passende oplossing. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft naar [gedaagde in vrijwaring] verwezen.
2.11.
[eiser in de hoofdzaak] heeft [gedaagde in vrijwaring] bij brief van 6 februari 2017 aansprakelijk gesteld voor de opgetreden scheurvorming in de tegelvloer. [gedaagde in vrijwaring] heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.12.
Op basis van het arbitraal beding dat is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden van [gedaagde in vrijwaring] heeft [eiser in de hoofdzaak] vervolgens een procedure aanhangig gemaakt tegen [gedaagde in vrijwaring] bij het College van Arbiters van de Raad van Arbitrage voor de Bouw.
2.13.
Bij brief van 17 juli 2017 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] laten weten dat [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] aansprakelijk houdt en stelt voor de schade, indien [gedaagde in vrijwaring] volgens het scheidsgerecht niet of slechts gedeeltelijk aansprakelijk is voor de schade aan de vloer.
2.14.
Bij scheidsrechterlijk vonnis van 12 februari 2019 heeft arbiter Kraak onder meer geoordeeld dat [gedaagde in vrijwaring] wist dat [eiser in de hoofdzaak] vloerverwarming wilde aanbrengen in de 50 mm dikke cementdekvloer en deze wilde afwerken met een natuurstenen tegelvloer, terwijl deze dekvloer daarvoor niet geschikt was. Arbiter heeft [gedaagde in vrijwaring] wegens schending van haar waarschuwingsplicht ter zake aansprakelijk geacht en [gedaagde in vrijwaring] veroordeeld tot het verrichten van goed en deugdelijk herstel van de vloer en tot betaling van aanvullende schadevergoeding.
2.15.
[gedaagde in vrijwaring] is in hoger beroep gekomen van dit vonnis.
2.16.
Bij e-mail van 15 juli 2019 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] nogmaals laten weten dat [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] aansprakelijk houdt en stelt voor de schade, indien in hoger beroep (alsnog) wordt geoordeeld dat [gedaagde in vrijwaring] niet of slechts gedeeltelijk aansprakelijk is voor de schade aan de vloer.
2.17.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft bij e-mail van 16 juli 2019 als reactie gegeven dat hij nooit aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die is ontstaan door nalatigheid van [gedaagde in vrijwaring] , wat betreft het niet aanbrengen van een gegalvaniseerd krimpnet in de dekvloer.
2.18.
Bij scheidsrechterlijk vonnis van 9 januari 2020 hebben de appelarbiters het vonnis van 12 februari 2019 vernietigd. De appelarbiters hebben in hun vonnis, voor zover hier van belang, het volgende geoordeeld:
“34. Als, zoals in de onderhavige situatie, een tegelvloer wordt aangebracht van Turks hardsteen in een lijmlaag van onbekende samenstelling, maar met een vermoedelijk weinig flexibel karakter, bestaat een groot risico ten aanzien van het doortrekken van scheuren in de vloerafwerking. Dat maakt echter niet dat de vloeropbouw met een dekvloer van 50mm ongeschikt is voor het aanbrengen van een natuursteen vloerafwerking; het betekent wel dat er maatregelen hadden moeten worden getroffen om de te verwachten scheurtjes in de dekvloer op te lossen vóórdat deze tot een probleem in de tegelvloer gingen leiden.
35. Appelarbiters zijn van oordeel dat vanwege dat risico het op de weg van de tegelzetter lag om het doortrekken van scheuren te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van een ontkoppelingsmat in de lijmlaag. De omstandigheid dat de tegelzetter geen ontkoppelingsmat heeft toegepast terwijl dit gezien de bij hem bekende opbouw van de vloer wel in de rede had gelegen, kan naar het oordeel van appelarbiters aanneemster niet worden verweten. Omdat de toepassing van een dergelijke ontkoppelingsmat in de gegeven situatie op grond van het vloerontwerp zo voor de hand liggend was, mocht aanneemster ervan uitgaan dat een deskundig tegelzetter deze vloer op correcte wijze zou bewerken dan wel voorbehandelen. Aanneemster heeft de waarschuwingsplicht op dit punt naar het oordeel van appelarbiters niet geschonden.
36. (…) appelarbiters van oordeel zijn dat de oorzaak van de scheurvorming in de tegelvloer gelegen is in het niet toepassen van een koppelingsmat dan wel een andere oplossing (…)”
2.19.
Bij brief van 23 januari 2020 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] laten weten dat [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] aansprakelijk houdt voor alle (gevolg)schade, gelet op het oordeel van appelarbiters. [eiser in de hoofdzaak] heeft mediation voorgesteld om tot een oplossing te komen. Wegens het uitblijven van een reactie heeft (de toenmalige gemachtigde van) [eiser in de hoofdzaak] op 6 februari 2020 een herinnering gestuurd aan [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] .
2.20.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is bij [eiser in de hoofdzaak] langs geweest om te praten over (een plan tot) herstel, maar daarna heeft [eiser in de hoofdzaak] niets meer vernomen. Bij e-mail van 20 februari 2020 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] verzocht te erkennen dat hij fouten heeft gemaakt bij de aanleg van de vloer en toe te zeggen dat hij deze kosteloos zal herstellen, na het toesturen van een plan van aanpak. Een reactie van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] bleef uit.
2.21.
Bij brief van 9 juni 2020 heeft de advocaat van [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] gesommeerd om hem binnen vijf dagen nader te berichten over de herstelwerkzaamheden. In die brief is verder vermeld dat bij het uitblijven van een dergelijk bericht [eiser in de hoofdzaak] geen aanspraak meer maakt op nakoming door [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] , maar op vervangende schadevergoeding ten bedrage van in ieder geval € 47.119,06 inclusief btw.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft diezelfde dag als reactie gegeven totaal niet verantwoordelijk te zijn voor de schade.
2.22.
Op 10 juli 2020 heeft de advocaat van [eiser in de hoofdzaak] [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] gesommeerd bovengenoemd schadebedrag binnen tien dagen te betalen aan [eiser in de hoofdzaak] . [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft daarop geantwoord dat hij het bericht zal doorsturen naar zijn rechtsbijstandverlener.
2.23.
Op 23 juli 2020 heeft de advocaat van [eiser in de hoofdzaak] de rechtsbijstandverlener van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] twee weken de tijd gegeven om inhoudelijk op de zaak terug te komen. Die reactie is uitgebleven. Met verder uitstel heeft de advocaat van [eiser in de hoofdzaak] niet ingestemd.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiser in de hoofdzaak] vordert dat de rechtbank de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser in de hoofdzaak] een bedrag van € 48.427,35 inclusief btw te betalen, naast rente en kosten.
3.2.
[eiser in de hoofdzaak] legt aan zijn vordering - samengevat - het volgende ten grondslag.
3.2.1.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is aansprakelijk voor de schade aan zijn tegelvloer. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is namelijk in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst tekort geschoten.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft bij het zetten van de vloer geen passende maatregelen genomen om scheuren in de vloer te voorkomen, zoals het toepassen van een ontkoppelingsmat in de lijmlaag. [eiser in de hoofdzaak] baseert zich daarbij op het scheidsrechterlijk vonnis in hoger beroep van 9 januari 2020.
3.2.2.
[eiser in de hoofdzaak] heeft [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] meermalen in de gelegenheid gesteld om over te gaan tot herstel. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft daaraan geen gevolg gegeven. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is dan ook vanaf 10 juli 2020 in verzuim komen te verkeren. Per die datum maakt [eiser in de hoofdzaak] aanspraak op vervangende schadevergoeding. [eiser in de hoofdzaak] wil een derde de vloer laten herstellen. Voor herstel is het noodzakelijk om de gehele vloer te verwijderen, waarbij tevens de keuken gedemonteerd en daarna weer geplaatst moet worden. [eiser in de hoofdzaak] begroot de herstelkosten op een bedrag van € 48.427,35 inclusief btw. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is gehouden deze schade te vergoeden.
3.3.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] stelt dat de vordering van [eiser in de hoofdzaak] moet worden afgewezen. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] betwist dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen jegens [eiser in de hoofdzaak] . Hij voert daartoe - samengevat - het volgende aan.
3.3.1.
De appelarbiters zijn er ten onrechte van uitgegaan dat bij [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] bekend was dat de opbouw van de dekvloer (van 50mm) niet geschikt was voor de door [eiser in de hoofdzaak] gewenste vloerverwarming. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] wist niet anders dan dat [eiser in de hoofdzaak] met [gedaagde in vrijwaring] had afgesproken dat een dekvloer van 60-70 mm zou worden aangebracht, met folie tussen de kanaalplaatvloer en de dekvloer. Een ontkoppelingsmat was bij een dergelijke vloer overbodig. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft de vloer niet ‘open’ kunnen inspecteren vóór oplevering. Hij was namelijk geen opdrachtnemer van [gedaagde in vrijwaring] en werd niet toegelaten tot de bouwplaats. [gedaagde in vrijwaring] heeft bevestigd dat de dekvloer conform afspraak met [eiser in de hoofdzaak] was gemaakt, dus in de beleving van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] met folie en krimpwapening. [gedaagde in vrijwaring] wist dat [eiser in de hoofdzaak] vloerverwarming wenste. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser in de hoofdzaak] aan [gedaagde in vrijwaring] opdracht had gegeven om een hiervoor geschikte dekvloer aan te leggen.
3.3.2.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] doet een beroep op eigen schuld van [eiser in de hoofdzaak] . De schade is volgens [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] mede het gevolg van omstandigheden die aan [eiser in de hoofdzaak] kunnen worden toegerekend. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] betwist verder dat de schade (scheurvorming) is ontstaan door het niet toepassen van een ontkoppelingsmat. Ook voert [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] verweer tegen de door [eiser in de hoofdzaak] gestelde kosten van herstel, die volgens [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] veel te hoog zijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
3.5.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] vordert dat de rechtbank [gedaagde in vrijwaring] veroordeelt om aan [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] te betalen datgene waartoe [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] als gedaagde partij in de hoofdzaak jegens [eiser in de hoofdzaak] wordt veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling.
3.6.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde in vrijwaring] toerekenbaar tekort is geschoten jegens [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] , dan wel onrechtmatig jegens [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft gehandeld.
3.6.1.
Volgens [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft [gedaagde in vrijwaring] [eiser in de hoofdzaak] onjuist geadviseerd. Verder heeft [gedaagde in vrijwaring] een onjuiste ondergrond voor de gewenste vloerverwarming gerealiseerd. Uit gesprekken met [eiser in de hoofdzaak] en [gedaagde in vrijwaring] heeft [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] niet anders kunnen begrijpen dan dat sprake zou zijn van een dekvloer van 70mm, waarbij [gedaagde in vrijwaring] folie tussen de dekvloer en de kanaalplaatvloer zou aanbrengen met krimpbewapening. [gedaagde in vrijwaring] heeft nagelaten deze voorzieningen te treffen in de van 70 naar 50mm verlaagde dekvloer zonder [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] daarover in te lichten. Had [gedaagde in vrijwaring] hierover correcte en duidelijke informatie gegeven, dan had [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] de vloerverwarming en de tegels niet geplaatst.
3.7.
[gedaagde in vrijwaring] stelt dat de vordering van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] moet worden afgewezen. [gedaagde in vrijwaring] meent aan [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] niets verschuldigd te zijn. Zowel de grondslag van wanprestatie als die van onrechtmatige daad is ondeugdelijk voor de door [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] ingestelde vordering.
3.7.1.
Ten eerste is er geen overeenkomst tussen [gedaagde in vrijwaring] en [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] gesloten op grond waarvan [gedaagde in vrijwaring] toerekenbaar tekortgeschoten kan zijn. Ten tweede is het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde in vrijwaring] volstrekt onvoldoende onderbouwd. [gedaagde in vrijwaring] betwist dat zij [eiser in de hoofdzaak] onjuist heeft geadviseerd. Niet duidelijk is ook waarom dat [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] aangaat. De appelarbiters hebben bovendien overwogen dat de aangebrachte dekvloer wel degelijk geschikt is voor het aanbrengen van een natuurstenen vloerafwerking. Uit de technische omschrijving bij de aannemingsovereenkomst blijkt dat [gedaagde in vrijwaring] een vloer van 50mm zou aanleggen. [gedaagde in vrijwaring] heeft conform deze overeenkomst gebouwd en opgeleverd aan [eiser in de hoofdzaak] . [gedaagde in vrijwaring] had geen (meerwerk)opdracht om een folie en krimpnet aan te brengen. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft geen andere verwachting kunnen/mogen hebben. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] had gericht onderzoek kunnen verrichten naar de opbouw van de vloer door de technische omschrijving of het bestek tevoren op te vragen of na het frezen gericht te vragen naar het krimpnet toen bleek dat dit er niet was, aldus [gedaagde in vrijwaring] .
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de hardstenen tegelvloer van [eiser in de hoofdzaak] scheurvorming is opgetreden. De vraag is of dat gebrek een tekortkoming van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] oplevert en of [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] de vervangende schade van [eiser in de hoofdzaak] moet vergoeden. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Daartoe overweegt zij als volgt.
4.2.
[eiser in de hoofdzaak] en [gedaagde in vrijwaring] zijn een aannemingsovereenkomst aangegaan voor de nieuwbouw van een woning. Vast staat dat zij zijn overeengekomen, zo blijkt ook uit het bestek en de technische omschrijving, dat [gedaagde in vrijwaring] een (standaard) cementdekvloer van 50mm zou aanbrengen. Onweersproken is dat daarbij geen folie tussen de dekvloer en de kanaalplaatvloer en ook geen krimpwapening hoort. Een meerwerkopdracht is hiervoor niet door [eiser in de hoofdzaak] verstrekt. [gedaagde in vrijwaring] heeft aldus conform de aannemingsovereenkomst een dekvloer van 50 mm aangelegd, zonder folie en krimpnet.
4.3.
Tussen [eiser in de hoofdzaak] en [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is ook een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen, en wel met betrekking tot de aanleg van een natuurstenen tegelvloer. [eiser in de hoofdzaak] grondt zijn vordering op een toerekenbare tekortkoming van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] in de nakoming van diens verplichtingen uit die overeenkomst. De stelplicht, en zo nodig bewijslast, liggen op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bij [eiser in de hoofdzaak] .
4.4.
[eiser in de hoofdzaak] baseert zich onder meer op het vonnis van het scheidsgerecht in hoger beroep van 9 januari 2020. In dit vonnis heeft het scheidsgerecht geoordeeld, zoals hiervoor weergegeven onder 2.18, dat een vloeropbouw met een dekvloer van 50mm, zoals hier het geval, niet ongeschikt is voor het aanbrengen van een natuursteen vloerafwerking. Het betekent wel dat er maatregelen hadden moeten worden getroffen om de te verwachten scheurtjes in de dekvloer op te lossen ten einde het doortrekken ervan in de tegelvloer te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van een ontkoppelingsmat in de lijmlaag. Volgens de appelarbiters lag het in de gegeven situatie op grond van het vloerontwerp op de weg van de tegelzetter om dergelijke maatregelen te treffen. De appelarbiters zijn van oordeel dat de oorzaak van de scheurvorming in de tegelvloer is gelegen in het niet toepassen van een koppelingsmat dan wel een andere oplossing door de tegelzetter.
4.5.
Aan de bezwaren van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] tegen dit oordeel gaat de rechtbank voorbij. Het staat de rechtbank in dit geval niet vrij, anders dan [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] kennelijk veronderstelt, om het arbitraal vonnis inhoudelijk te toetsen. Van belang daarbij is dat van een geding tot vernietiging hier geen sprake is; [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft namelijk geen vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis ingesteld op grond van één of meer van de in de wet limitatief opgesomde gronden. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] was ook geen partij bij het arbitragegeschil. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] had echter wel als derde, om zijn eigen belangen te verdedigen en op te komen tegen de stellingen van [eiser in de hoofdzaak] en [gedaagde in vrijwaring] , in de destijds lopende procedure aan het scheidsgerecht kunnen verzoeken tussen beide partijen te mogen komen. Dat heeft hij niet gedaan, terwijl hij van de procedure(s) (door [eiser in de hoofdzaak] ) op de hoogte was gesteld. Achteraf kan hij niet alsnog het vonnis van 9 januari 2020 aanvechten. De rechtbank neemt dan ook het oordeel van de appelarbiters over op het punt van de oorzaak van de scheurvorming en de verantwoordelijkheid van de tegelzetter ter zake.
4.6.
Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de natuurstenen tegelvloer niet is aangelegd door een deskundig tegelzetter. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is aansprakelijk voor het tekortschieten van die tegelzetter. De tegelzetter valt immers als hulppersoon onder het toezicht en onder de leiding van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] die het werk heeft aangenomen en uitgevoerd. Daarbij is [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] zelf ook toerekenbaar tekortgeschoten. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
4.6.1.
Het lag op de weg van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] als eindverantwoordelijke voor de tegelvloer (met alle regie die daarbij hoort) om zich ervan te vergewissen welke dikte de onderliggende cementdekvloer had en hoe deze was opgebouwd. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] had hiernaar eigen onderzoek kunnen en moeten doen door gericht te vragen aan [eiser in de hoofdzaak] – of aan [gedaagde in vrijwaring] als [eiser in de hoofdzaak] niet thuis gaf – naar het bestek en de technische omschrijving van de nieuwbouwwoning, waaruit dan was gebleken dat een dekvloer van 50mm (en niet van 70mm) zou worden aangebracht zonder folie en krimpnet. Dat heeft [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] niet gedaan. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft [eiser in de hoofdzaak] dan ook niet tevoren gewaarschuwd dat er aanvullende maatregelen getroffen dienden te worden.
4.6.2.
Voor zover [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] een beroep doet op de aan [eiser in de hoofdzaak] ter hand gestelde ‘voorschriften voor verwerking natuursteen vloeren’ over onder meer het aanbrengen van folie onder de dekvloer en van een gegalvaniseerd krimpnet halverwege de dekvloer, slaagt dit niet. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] mocht er niet zonder meer van uitgaan dat [eiser in de hoofdzaak] als consument-leek inhoudelijk bekend was met deze technische voorschriften van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] én dat [eiser in de hoofdzaak] daarnaar ook zou handelen. [eiser in de hoofdzaak] had bij de opdrachtverstrekking juist aan [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] als professional gevraagd om de vloerafwerking af te stemmen met [gedaagde in vrijwaring] . [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft volstrekt onvoldoende gehoor gegeven aan deze alleszins redelijke en begrijpelijke wens van [eiser in de hoofdzaak] .
4.6.3.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft ook nagelaten de cementdekvloer direct na de oplevering door [gedaagde in vrijwaring] en voorafgaand aan zijn eigen werk te (laten) keuren. Zijn inspectie op vlakheid en vocht volstond in dit geval - bij een vloerverwarming in combinatie met een natuurstenen tegelvloer - niet. Bij het freezen van de vloerverwarming had [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] (via zijn opdrachtnemer) bovendien kunnen constateren dat geen folie en krimpnet in de dekvloer was aangebracht. Overigens was toepassing van een wapeningsnet volgens de appelarbiters nutteloos geweest bij het later infreezen van vloerverwarming.
Conclusie aansprakelijkheid [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring]
4.7.
Kortom, het is [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] toe te rekenen dat hij de tegelvloer niet op deugdelijke wijze heeft aangelegd. Dit leidt tot het oordeel dat [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de met [eiser in de hoofdzaak] gesloten overeenkomst.
4.8.
Op de sommatiebrief van [eiser in de hoofdzaak] van 9 juni 2020 waarbij [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] (voor de laatste keer) is gesommeerd over te gaan tot herstel heeft [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] als reactie gegeven totaal niet verantwoordelijk te zijn voor de schade. Daaruit heeft [eiser in de hoofdzaak] mogen afleiden dat [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] de gebreken niet wilde herstellen. Dat betekent dat [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] in verzuim is geraakt en dat [eiser in de hoofdzaak] bevoegd was de verbintenis om te zetten in een tot vervangende schadevergoeding, zoals zijn advocaat bij brief van 10 juli 2020 heeft gedaan. Omzetting brengt mee dat de oorspronkelijke verbintenis teniet gaat en het verzuim eindigt. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is gehouden vervangende schadevergoeding aan [eiser in de hoofdzaak] te betalen.
Schade
4.9.
De vraag is wat de omvang van de schade van [eiser in de hoofdzaak] is.
4.10.
[eiser in de hoofdzaak] vordert een bedrag van € 48.427,35 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding. Daarbij beroept hij zich op een offerte van [bedrijfsnaam] B.V. en op een offerte van Versani. De offerte van [bedrijfsnaam] B.V. bedraagt € 43.941,15 inclusief btw en gaat uit van het vervangen van de gehele natuurstenen vloer inclusief de onderliggende cementdekvloer door een nieuwe cementdekvloer met vloerverwarming en natuurstenen tegels, met bijkomende werkzaamheden. Versani offreert voor de demontage en (na plaatsing van de nieuwe vloer) montage van de keukenmeubelen en apparatuur een bedrag van € 4.486,20 inclusief btw.
4.11.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] vindt dat de opgestelde offertes niet duidelijk zijn gespecificeerd. Volgens [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is het opgevoerde schadebedrag te hoog. Hij stelt tot een vergelijkbaar resultaat te komen tegen de helft van de door [eiser in de hoofdzaak] gestelde kosten. Daarbij beroept hij zich op een eigen offerte voor het herstel, die neerkomt op een bedrag van € 22.965,80 inclusief btw.
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek (BW) begroot de rechter de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. De vrijheid van de rechter bij de schadebegroting is groot.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade als gevolg van de gebreken aan de tegelvloer niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. De rechtbank zal de schade daarom schatten. Bij de schatting neemt de rechtbank in aanmerking dat voor het herstel niet alleen de tegelvloer en de keuken moeten worden verwijderd, maar ook de cementdekvloer inclusief de vloerverwarmingsbuizen. In de offerte van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] zijn die laatste werkzaamheden niet meegenomen, net zo min als de opslagkosten voor de keuken. Mede rekening houdend met de (sterk) gestegen kosten sinds het uitbrengen van de door [eiser in de hoofdzaak] overgelegde offertes (die dateren van 4 à 5 jaar geleden !) schat de rechtbank de schade in dit geval op het redelijk te achten bedrag van € 35.000,00 inclusief btw. [eiser in de hoofdzaak] heeft onvoldoende concrete aanknopingspunten gegeven om uit te gaan van een hoger bedrag. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft onvoldoende aanknopingspunten gegeven om uit te gaan van een lager bedrag.
Eigen schuld en causaliteit
4.14.
In verband met de schade voert [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] nog als verweer aan dat [eiser in de hoofdzaak] zelf heeft bijgedragen aan de ontstane schade. Dit beroep op 100% eigen schuld faalt. De rechtbank verwijst hiertoe naar wat zij hiervoor heeft overwogen over de rol van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] ten opzichte van [eiser in de hoofdzaak] . Het lag juist op de weg van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] als professional om zich te vergewissen van de technische informatie over de dekvloer en daarnaar te handelen.
Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de oorzaak van de scheurvorming, met verwijzing naar het oordeel van de appelarbiters, faalt ook het verweer van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] dat er geen causaal verband is tussen het gebrek en de schade.
Slotsom
4.15.
De slotsom is dat de rechtbank de vordering van [eiser in de hoofdzaak] in hoofdsom zal toewijzen tot € 35.000,00 inclusief btw. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is gehouden dat bedrag aan [eiser in de hoofdzaak] te betalen.
4.16.
De verplichting tot betaling van de schadevergoeding is ontstaan op het moment dat de verplichting tot nakoming is omgezet in de verplichting tot betaling van vervangende schadevergoeding, te weten op 10 juli 2020. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar vanaf deze datum.
4.17.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdelijkheid. De vordering zal ook op dit punt worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
[eiser in de hoofdzaak] vordert € 1.259,27 als vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Anders dan [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] meent heeft [eiser in de hoofdzaak] , gezien alle sommaties die hij heeft verstuurd, voldoende onderbouwd gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot het volgens het tarief van het Besluit toe te kennen bedrag aan buitengerechtelijke kosten, te weten een bedrag van € 1.125,00, berekend over de toe te wijzen hoofdsom van € 35.000,00. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar. Deze zal worden toegewezen, zoals gevorderd, vanaf de datum van de dagvaarding. De vordering zal ook op het punt van de hoofdelijkheid worden toegewezen.
Proceskosten
4.19.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak] worden tot de datum van dit vonnis op basis van het toegewezen bedrag als volgt vastgesteld:
- dagvaarding € 105,03
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat € 1.442,00 (2 punten × € 721,00) voor de hoofdzaak
- salaris advocaat
€ 563,00(1 punt × € 563,00) voor het incident
Totaal € 3.047,03
4.20.
De rechtbank zal de kostenveroordeling, zoals gevorderd, vermeerderen met de onbetwist gebleven wettelijke rente, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. De gevorderde hoofdelijkheid zal als onweersproken ook worden toegewezen.
4.21.
De door [eiser in de hoofdzaak] gevorderde nakosten zullen niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling worden vermeld, omdat die veroordeling ook voor de nakosten al een executoriale titel oplevert. [1]
Moet het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard?
4.22.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] voert tot slot verweer tegen de door [eiser in de hoofdzaak] gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] stelt dat hij tegen een toewijzend vonnis zeker in hoger beroep zal gaan. Subsidiair vordert [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] dat aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde wordt verbonden dat [eiser in de hoofdzaak] zekerheid stelt tot een door de rechtbank te bepalen bedrag.
4.23.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van de wet dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad kan verklaren, tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit. Bij de beoordeling daarvan moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij deze belangenafweging moet (de kans van slagen van) een eventueel hoger beroep in de regel buiten beschouwing blijven en wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, in dit geval [eiser in de hoofdzaak] , vermoed belang te hebben bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
4.24.
De rechtbank ziet na een afweging van de belangen geen grond om het belang van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] bij het achterwege blijven van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad voorrang te geven boven het belang van [eiser in de hoofdzaak] om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartoe is de enkele mededeling van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] dat hij hoger beroep zal instellen in geval van toewijzing van de vordering van [eiser in de hoofdzaak] onvoldoende. Gesteld noch gebleken is dat [eiser in de hoofdzaak] , indien hij tot terugbetaling zou worden verplicht, onvoldoende verhaal zou bieden. De rechtbank zal het vonnis, zoals gevorderd, dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Er bestaat om dezelfde redenen geen grond voor inwilliging van de subsidiaire vordering tot het verbinden van de voorwaarde van zekerheidstelling aan de uitvoerbaarheid bij voorraad.
in de vrijwaringszaak
4.25.
Omdat [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] in de hoofdzaak zal worden veroordeeld tot betaling van € 35.000,00, komt de rechtbank toe aan de behandeling van de vordering in vrijwaring.
4.26.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] grondt zijn vordering op een toerekenbare tekortkoming en op een onrechtmatige daad van [gedaagde in vrijwaring] .
4.27.
Wanprestatie als grondslag voor een vordering is alleen denkbaar als er sprake is van een overeenkomst tussen partijen. Een dergelijke overeenkomst tussen [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] ontbreekt. De rechtbank heeft dit [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] tijdens de mondelinge behandeling voorgehouden. Daarop heeft [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] de contractuele grondslag van zijn vordering laten vallen.
4.28.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] ook niet op grond van onrechtmatige daad kan worden toegewezen. Daartoe overweegt zij als volgt.
4.28.1.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] stelt dat [gedaagde in vrijwaring] [eiser in de hoofdzaak] onjuist heeft geadviseerd. Deze stelling heeft [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] echter op geen enkele wijze onderbouwd. Als al van de juistheid van deze stelling zou worden uitgegaan, levert dat bovendien zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, nog geen onrechtmatig handelen van [gedaagde in vrijwaring] jegens [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] op.
4.28.2.
De rechtbank volgt [gedaagde in vrijwaring] verder in haar verweer dat zij, anders dan [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] stelt, geen onjuiste ondergrond voor de gewenste vloerverwarming heeft gerealiseerd. [gedaagde in vrijwaring] heeft conform het bestek en de technische omschrijving van het werk, zoals overeengekomen met [eiser in de hoofdzaak] , een dekvloer van 50mm aangebracht zonder folie en krimpnet. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank niet plaatsen dat [gedaagde in vrijwaring] telefonisch zou hebben gevraagd of een folie en krimpnet echt nodig waren en dat [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] daarop bevestigend zou hebben geantwoord, zoals [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] stelt. Het ligt bepaald niet voor de hand dat [gedaagde in vrijwaring] dergelijke voorzieningen zonder meerwerkopdracht van [eiser in de hoofdzaak] zou aanbrengen.
4.28.3.
Bovendien hebben de appelarbiters geoordeeld dat een vloer zoals uitgevoerd door [gedaagde in vrijwaring] wel degelijk geschikt is voor een natuursteen vloerafwerking, mits er maatregelen worden getroffen om het doortrekken van scheuren in de vloer te voorkomen. Zoals hiervoor is overwogen lag die verantwoordelijkheid bij de tegelzetter die door [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is ingeschakeld en niet bij [gedaagde in vrijwaring] . Het verwijt van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] dat [gedaagde in vrijwaring] hem geen correcte en duidelijke informatie heeft gegeven mist een deugdelijke onderbouwing. [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] zelf heeft onvoldoende moeite gedaan om vóór of bij de start van zijn werk informatie te verkrijgen over de opbouw van de vloer.
4.28.4.
De rechtbank ziet in het licht van de gestelde omstandigheden geen grond voor het oordeel dat de gedragingen van [gedaagde in vrijwaring] een onrechtmatige daad jegens [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] opleveren.
Slotsom
4.29.
De slotsom is dat de vordering van [gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] moet worden afgewezen. De overige verweren van [gedaagde in vrijwaring] behoeven geen bespreking.
Proceskosten
4.30.
[gedaagden in de hoofdzaak/eisers in vrijwaring] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde in vrijwaring] worden tot de datum van dit vonnis als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
€ 1.442,00(2,0 punten × € 721,00)
Totaal € 3.518,00
4.31.
De rechtbank zal de kostenveroordeling, zoals gevorderd, vermeerderen met de onbetwist gebleven wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. De gevorderde hoofdelijkheid zal als onweersproken ook worden toegewezen. De kostenveroordeling zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.32.
De door [gedaagde in vrijwaring] gevorderde nakosten zullen ook hier niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling worden vermeld, omdat die veroordeling ook voor de nakosten al een executoriale titel oplevert.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
veroordeelt gedaagde partijen hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, tot betaling aan [eiser in de hoofdzaak] van een bedrag van € 35.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 10 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partijen hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, tot betaling aan [eiser in de hoofdzaak] van € 1.125,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt gedaagde partijen hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de [eiser in de hoofdzaak] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.047,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst de vorderingen voor het overige af,
in de vrijwaringszaak
5.6.
wijst de vordering af,
5.7.
veroordeelt eisende partijen hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in vrijwaring] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.518,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
ST/ACH

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2022:853 (