ECLI:NL:RBNHO:2023:5590

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
10420966
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis ANWB over schending herroepingsrecht en oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 28 juni 2023, staat de eisende partij, ANWB B.V., centraal. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, die niet is verschenen, en er is verstek verleend. ANWB vordert betaling van € 156,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, in verband met een niet-betaald lidmaatschap van de Wegenwacht Service. De kantonrechter heeft de informatieplicht van de eisende partij beoordeeld, met name in het kader van artikel 6:230x lid 1 BW, en vastgesteld dat ANWB niet voldoende heeft aangetoond dat zij de gedaagde partij op de hoogte heeft gesteld van het herroepingsrecht. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van een schending van de informatieplicht.

Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve onderzoek gedaan naar mogelijke oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden van ANWB, zoals bedoeld in de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de algemene voorwaarden niet voldoen aan de transparantievereisten en dat er vermoedens zijn van onredelijk bezwarende bedingen, zoals de incassokosten en de eenzijdige prijswijzigingsbedingen. De eisende partij is opgedragen om nadere toelichting te geven over deze bedingen en de gevolgen daarvan voor de vordering. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, en de eisende partij moet de gevraagde informatie verstrekken om de zaak voort te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10420966 \ CV EXPL 23-1459
Uitspraakdatum: 28 juni 2023
Tussenvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
ANWB B.V.
gevestigd te 's-Gravenhage
de eisende partij
gemachtigde: A. Niekus en mr. E. Krom
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 156,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten in verband met een ANWB-lidmaatschap met Wegenwacht Service. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij één of meerdere aan hem verzonden facturen, ondanks diverse aanmaningen, niet betaald.
Verzekeringsovereenkomst
2.2.
De tussen partijen gesloten overeenkomst betreft een verzekeringsovereenkomst; de Wegenwacht Service betreft een verzekering en om deze verzekering te kunnen afsluiten is een ANWB-lidmaatschap vereist. De overeenkomst is online gesloten. Op een dergelijke overeenkomst zijn de informatieplichten van toepassing zoals bedoeld in paragrafen 1 en 6 van afdeling 6.5.2b van het Burgerlijk Wetboek (BW), artikel 4:20 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de paragrafen 8.1.1, 8.1.4, 8.1.6 en 8.1.7 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.3.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan haar informatieplichten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermprints van het online bestelproces, haar algemene voorwaarden en een voorbeeld van een bevestigingsbrief overgelegd, voorzien van een toelichting.
2.4.
De kantonrechter vindt dat niet voldoende. Uit deze toelichting en stukken blijkt namelijk niet (voldoende) dat de eisende partij heeft voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230x lid 1 BW. De eisende partij stelt dat zij de gedaagde partij heeft gewezen op het herroepingsrecht, onder verwijzing naar artikel 3:21 van haar algemene voorwaarden. Dat artikel luidt ‘
Uw Wegenwacht Service loopt van 1 januari tot en met 31 december en wordt ieder jaar automatisch met 1 jaar verlengd’). Hieruit blijkt geen herroepingstermijn van 14 dagen, zodat hiermee niet wordt voldaan aan artikel 6:230x lid 1 BW.
2.5.
Aldus is sprake van een schending van de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230x lid 1 BW. Uit de artikelen 6:193b lid 1 en lid 3a in verbinding met 6:193d lid 1 en 2 BW volgt bovendien dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. De kantonrechter zal voor deze schending een sanctie toepassen.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.6.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2.7.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen of de eisende partij zichzelf contractueel de mogelijkheid heeft voorbehouden om desgewenst, in of buiten rechte, aanspraak te maken op een contractueel bedongen vergoeding – en vervolgens ambtshalve te toetsen of het betreffende contractuele beding oneerlijk is en vernietigd moet worden. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [2]
2.8.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.9.
De bedingen in de algemene voorwaarden moeten voldoen aan het transparantievereiste als vermeld in artikel 6:238 lid 2 BW. Dit houdt in dat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument bij het sluiten van de overeenkomst in staat moet zijn om de concrete werking van het beding te begrijpen, en op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen van het beding voor zijn financiële verplichtingen te beoordelen. Kortgezegd: de bedingen dienen duidelijk en begrijpelijk te zijn opgesteld. Gebrek aan transparantie van een beding betekent niet noodzakelijkerwijs dat het beding ook oneerlijk is. Het is een omstandigheid die meeweegt bij de beoordeling van de oneerlijkheid van een beding. [3]
Concrete ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.10.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst de ‘
Algemene voorwaarden 2014/2015’van de eisende partij van toepassing zijn (hierna: de Algemene Voorwaarden).
Te laat betalen
2.11.
De artikelen 1.11 en 3.26 van de Algemene Voorwaarden omvatten bedingen over de gevolgen van te laat betalen (zie bijlage).
2.12.
De tweede bullet van artikel 1.11 en de tweede bullet van artikel 3.26 betreffen bedingen over incassokosten. Uit de inhoud hiervan blijkt niet wat de omvang is van de incassokosten. Niet gesteld of gebleken is dat wordt aangesloten bij artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter heeft dan ook het vermoeden dat het beding onredelijk bezwarend is in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
2.13.
Daarbij merkt de kantonrechter nog het volgende op. Uit de overgelegde aanmaningen blijkt dat (al) een bedrag van € 6,00 aan incassokosten in rekening is gebracht. In deze procedure vordert de eisende partij het tarief overeenkomstig het Besluit. Als zij daarnaast een bedrag van € 6,00 in rekening brengt leidt dit tot een hogere vergoeding dan de vergoeding conform het Besluit. Ook daarover mag de eisende partij zich uitlaten.
2.14.
De derde bullet van artikel 3.26 betreft een opschortingsbeding. Ook hiervan heeft de kantonrechter het vermoeden dat dit een onredelijk bezwarend beding is in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG. Hieruit volgt namelijk dat de eisende partij slechts deels hoeft te presteren als de consument volledig aan zijn verplichtingen voldoet “
op het moment van pech”. Daarmee staan de rechten en verplichtingen van partijen niet langer in een redelijke verhouding tot elkaar. Op dit moment is niet bekend of de eisende partij gebruik heeft gemaakt van dit opschortingsbeding gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij. Daarover dient de eisende partij de kantonrechter gemotiveerd te informeren. Als de eisende partij hiervan gebruik heeft gemaakt, dient de eisende partij zich uit te laten over het vermoeden van de kantonrechter dat dit beding oneerlijk is.
2.15.
Voor zover de eisende partij zich in de dagvaarding al heeft uitgelaten over mogelijke oneerlijke bedingen in de Algemene Voorwaarden overweegt de kantonrechter dat dat niet voldoende is, onder andere door de inconsistente terminologie die de eisende partij gebruikt.
Eenzijdige prijswijzigingsbedingen
2.16.
De artikelen 1.8 en 3.22 van de Algemene Voorwaarden zijn eenzijdige prijswijzigingsbedingen (zie bijlage).
2.17.
De kantonrechter stelt vast dat deze bedingen vallen onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [4] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
2.18.
Aan de hiervoor genoemde vereisten voldoen de artikelen 1.8 en 3.22 van de Algemene Voorwaarden niet. In deze artikelen ontbreekt in ieder geval een opzeggingsmogelijkheid als hiervoor bedoeld. Als redenen voor de prijswijziging vermelden de artikelen ‘
wijzigingen van belastingen en heffingen die de ANWB krachtens wet of regelgeving verplicht of bevoegd is in rekening te brengen’. Wat dit inhoudt, is onduidelijk, zodat vooralsnog niet vaststaat of dit geldige redenen voor een wijziging zijn. Daarbij komt dat het beding dubbelzinnig is ten aanzien van de publicatie van de prijswijziging. Enerzijds staat er dat wijzigingen uiterlijk 1 november worden gepubliceerd in de Kampioen en op anwb.nl. Anderzijds staat er dat de eisende partij de prijs kan wijzigen met onmiddellijke ingang van de inwerkingtreding van de betreffende wet of regelgeving en zonder publicatie. Dit maakt het een onduidelijk beding. Gelet hierop worden deze bedingen vermoed oneerlijk te zijn.
2.19.
Op dit moment is niet bekend of de eisende partij gebruik heeft gemaakt van deze prijswijzigingsbedingen gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij. Daarover dient de eisende partij de kantonrechter te informeren en dat inzichtelijk te maken onder overlegging van de door haar gehanteerde prijzen. Als de eisende partij de prijzen gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft gewijzigd, dient de eisende partij zich uit te laten over het vermoeden van de kantonrechter dat deze bedingen oneerlijk zijn en de gevolgen daarvan voor (de hoogte van) de vordering. In geval van vernietiging van deze bedingen is immers alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs verschuldigd.
Conclusie
2.20.
De eisende partij wordt opgedragen een nadere, onderbouwde toelichting te geven ten aanzien van de rechtsoverwegingen 2.12 t/m 2.14 en 2.19. Indien de eisende partij daaraan niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.21.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van
26 juli 2023de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Bijlage
Algemene voorwaarden ANWB 2014/2015 (voor zover relevant voor de onderhavige procedure).
1.8
Wijziging tarieven en voorwaarden
De lidmaatschapscontributie en/of voorwaarden van het ANWB-lidmaatschap kunnen per 1 januari worden gewijzigd. Wijzigingen worden uiterlijk 1 november gepubliceerd in de Kampioen en op anwb.nl. De contributie kan tussentijds worden gewijzigd in verband met wijzigingen van belastingen en heffingen die de ANWB krachtens wet of regelgeving verplicht of bevoegd is in rekening te brengen. Dit kan de ANWB doen met onmiddellijke ingang van de inwerkingtreding van deze wet of regelgeving en zonder publicatie.
1.11
Wat gebeurt er als de lidmaatschapscontributie te laat wordt betaald?
  • Bij te late betaling is het lid direct in verzuim en heeft de ANWB het recht wettelijke rente te berekenen.
  • Het lid zal worden aangemaand. Indien het lid binnen veertien dagen nadat het lid in verzuim is nog niet heeft betaald, heeft de ANWB het recht om incassokosten in rekening te brengen.
  • Alle voordelen die aan het lidmaatschap verbonden zijn, vervallen totdat het lid alles heeft betaald.
  • Als het lid meer dan drie maanden achterloopt met betalingen, beëindigt de ANWB het lidmaatschap. Het lid blijft verplicht alle openstaande bedragen te voldoen. Indien nodig geeft de ANWB de vordering uit handen aan een incassobureau.
3.22
Kunnen de tarieven en/of de voorwaarden wijzigen?
Wij kunnen de tarieven en/of voorwaarden van de Wegenwacht Service per 1 januari wijzigen. Wijzigingen worden uiterlijk 1 november gepubliceerd in de Kampioen en op anwb.nl, behoudens wijzigingen in wet- en regelgeving. De tarieven kunnen tussentijds worden gewijzigd in verband met wijzigingen van belastingen en heffingen die ANWB krachtens wet of regelgeving verplicht of bevoegd is in rekening te brengen. Dit kan ANWB doen met onmiddellijke ingang van de inwerkingtreding van deze wet of regelgeving en zonder publicatie.
3.26
Wat gebeurt er als u te laat betaalt, bijvoorbeeld uw premie of andere bedragen die u schuldig bent aan de ANWB, Reis- en Rechtshulp N.V. of aan een andere met de ANWB verbonden onderneming?
  • Bij te late betaling bent u direct in verzuim en hebben wij het recht wettelijke rente te berekenen.
  • Wij zullen u aanmanen om te betalen. Indien u binnen veertien dagen nadat u in verzuim bent nog niet heeft betaald, hebben wij het recht om incassokosten in rekening te brengen.
  • Wij stellen de hulpverlening uit totdat u alles heeft betaald. Als u op het moment van pech uw openstaande vordering betaalt, heeft u alleen recht op sleutelhulp.
  • Als het lid meer dan 3 maanden achterloopt met betalingen, beëindigen wij per direct uw
Wegenwacht Service en uw ANWB-lidmaatschap. Het lid blijft verplicht alle openstaande bedragen te voldoen.

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971 (Vb)
3.Zie onder meer Hoge Raad 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1830 (Euribor), r.o. 3.4
4.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.