ECLI:NL:RBNHO:2023:5306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
C/15/327634 / HA ZA 22-268
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een aandeelhouder voor onrechtmatige daad in een vennootschapscontext

In deze zaak heeft een aandeelhouder, vertegenwoordigd door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres], een medeaandeelhouder, de besloten vennootschap CAKEWALK B.V. (hierna: Cakewalk), aangeklaagd op grond van onrechtmatige daad. De eiseres stelt dat haar aandelen in de indirecte dochtervennootschap Colorful Licenses Holding B.V. (CLH) minder waard zijn geworden doordat Cakewalk onrechtmatig heeft gehandeld door de onderneming van CLH leeg te halen en over te hevelen naar een andere vennootschap, Meca Brands B.V. (Meca). De rechtbank heeft op 26 april 2023 uitspraak gedaan en de vorderingen van de eiseres afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door Cakewalk, omdat de eiseres niet voldeed aan de vereisten om afgeleide schade te kunnen vorderen. De rechtbank benadrukte dat alleen de vennootschap zelf schadevergoeding kan vorderen, tenzij er sprake is van specifiek onzorgvuldig handelen tegenover de aandeelhouder. De rechtbank concludeerde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat Cakewalk onrechtmatig had gehandeld en dat de schade niet was veroorzaakt door het handelen van Cakewalk. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van Cakewalk, die zijn vastgesteld op € 12.563,-, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/327634 / HA ZA 22-268
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
die is gevestigd in Bolsward,
de eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.J. Drijftholt, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAKEWALK B.V.,
die is gevestigd in Alkmaar,
de gedaagde partij,
hierna te noemen: Cakewalk,
advocaat: mr. B.J.H. Kesnich, kantoorhoudende te Amsterdam.
De zaak in het kort
In deze zaak spreekt een aandeelhouder zijn medeaandeelhouder aan op grond van onrechtmatige daad omdat deze hun indirecte dochtervennootschap zou hebben leeggehaald. Volgens de eisende partij zijn haar aandelen daardoor minder waard geworden en kan zij aanspraak maken op vergoeding van haar afgeleide schade. De rechtbank wijst de vorderingen echter af omdat, kort gezegd, de medeaandeelhouder niet onrechtmatig heeft gehandeld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 april 2022 met bijlagen 1 tot en met 19,
- de incidentele conclusie van eis tot oproeping in vrijwaring met bijlage 1,
- de conclusie van antwoord in incident,
- het vonnis in incident van 13 juli 2022 waarin de rechtbank Cakewalk heeft toegestaan om [persoon] en Geca Holding B.V. in vrijwaring op te roepen,
- de conclusie van antwoord met bijlagen 1 tot en met 22,
- het tussenvonnis van 7 september 2022 waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen. Deze zitting heeft op 20 maart 2023 plaatsgevonden. De griffier heeft van deze zitting aantekeningen gemaakt. De advocaten hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij hebben overgelegd. Aan het eind van de zitting heeft de voorzitter bepaald dat in deze zaak vandaag een vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] wordt bestuurd door haar aandeelhouders de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en mevrouw [naam 2] .
2.2.
Bestuurder van Cakewalk was wijlen de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ). Na het overlijden van [naam 3] op 1 juli 2020 is zijn schoonzoon [naam 4] (hierna: [naam 4] ) bestuurder van Cakewalk geworden. Stichting Administratiekantoor [naam 4] houdt alle aandelen in Cakewalk.
2.3.
Cakewalk is grootaandeelhouder (voor 99%) van Oilily World B.V. (hierna: Oilily). Oilily is rechthebbende van het merk Oilily. Onder de naam Oilily worden onder meer kinderkleding, tassen en cosmetica geproduceerd. [naam 3] was tot 1 augustus 2015 statutair bestuurder van Oilily. De heer [naam 5] (hierna: [naam 5] ) was vanaf 27 januari 2014 medebestuurder en in de periode van 1 augustus 2015 tot
1 september 2020 enig statutair bestuurder van Oilily. [naam 4] en mevrouw [naam 6] (een dochter van [naam 3] ) zijn de huidige bestuurders van Oilily.
2.4.
[eiseres] en Cakewalk zijn beide aandeelhouder van Colorful Licenses Holding B.V. (hierna: CLH), [eiseres] voor 36% en Cakewalk voor 53%. De derde aandeelhouder van CLH is Geca Accountancy Holding B.V. (hierna: Geca), die de resterende 11% van de aandelen houdt. Geca is een vennootschap van de heer [persoon] (hierna: [persoon] ), die ook enig bestuurder van Geca is.
[eiseres] was van 14 februari 2008 tot 8 februari 2016 bestuurder van CLH. [naam 1] was dat, naast [eiseres] , van 28 februari 2008 tot 23 oktober 2014. Vanaf 23 oktober 2014 werd ook [persoon] bestuurder van CLH. Sinds 8 februari 2016 is [persoon] de enige statutair bestuurder van CLH.
2.5.
CLH was de moedervennootschap van een aantal werkmaatschappijen, waaronder Colorful Licenses International B.V. (hierna: CLI). CLH was naast 100%-aandeelhouder ook enig bestuurder van CLI.
CLH en haar werkmaatschappijen werden gefinancierd door ABN Amro Bank N.V. (hierna: de bank). Vanaf 2013 was het kredietdossier van de ‘Colorful Licenses-groep’
ondergebracht bij de afdeling Bijzonder Beheer van de bank en werd de kredietruimte op aangeven van de bank geleidelijk afgebouwd.
2.6.
De bedrijfsactiviteiten van de ‘Colorful Licenses-groep’ vonden hoofdzakelijk plaats in CLI. CLI produceerde en verkocht in licentie producten van het merk Oilily. In juni 2016 heeft Oilily de licentieovereenkomst met CLI per 1 januari 2017 opgezegd. Ten tijde van de licentieopzegging liep CLI achter met het betalen van de licentievergoeding. De achterstallige licentievergoeding bedroeg ruim € 900.000,-. Na de licentieopzegging heeft CLI het merk Lilió laten registreren. CLI heeft twee collecties van Lilió ontwikkeld (de najaarscollectie 2017 en de voorjaarscollectie 2018).
2.7.
Op 31 mei 2017 hebben [naam 3] (als enig bestuurder van Cakewalk) en [persoon] (als enig bestuurder van Geca) Meca Brands B.V. (hierna: Meca) opgericht met [persoon] als bestuurder, waarbij Cakewalk 60% en Geca 40% van de aandelen is gaan houden. De heer [naam 7] (hierna: [naam 7] ) is zijn vader [persoon] in oktober 2017 als statutair bestuurder van Meca opgevolgd. Sinds december 2021 is [naam 4] de enig statutair bestuurder van Meca. Cakewalk houdt sinds november 2021 alle aandelen in Meca.
2.8.
In juli 2017 heeft CLI de merknaam Lilió voor niets aan Meca overgedragen.
2.9.
CLI is op 3 mei 2018 failliet verklaard. Eind 2019 is het faillissement van CLI opgeheven bij gebrek aan baten.
2.10.
In juli 2019 heeft Oilily een licentie aan Meca verstrekt voor het merk Oilily, waarna Meca tot 2021 met de merken Lilió en Oilily is gaan handelen. In 2021 heeft Meca het merk Lilió overgedragen aan een vennootschap van [naam 7] (Eksogear Production B.V.).
2.11.
[eiseres] heeft Cakewalk op 14 april 2021 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij beweert te hebben geleden doordat de onderneming van CLI naar Meca is overgeheveld. Cakewalk heeft iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.De vorderingen van [eiseres]

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank Cakewalk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot:
I. vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat;
II. betaling van een voorschot van € 600.000,- op deze schade;
III. betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan deze vorderingen heeft [eiseres] het volgende ten grondslag gelegd.
Cakewalk en Geca hebben CLI leeggehaald en de onderneming van CLI onrechtmatig overgeheveld naar Meca met achterlating van alleen maar schulden. Zij hebben een sterfhuisconstructie opgetuigd met als doel [eiseres] als aandeelhouder van CLH te benadelen. Cakewalk wilde zich op deze manier ontdoen van [eiseres] als medeaandeelhouder van CLH en [eiseres] haar 36%-aandelenbelang ontnemen. De handelwijze van Cakewalk is in strijd met de redelijkheid en billijkheid die zij als medeaandeelhouder van CLH ten opzichte van [eiseres] in acht diende te nemen [1] en is tegenover [eiseres] onrechtmatig. Het aandelenbelang van [eiseres] van 36% is daardoor waardeloos geworden. [eiseres] maakt, onder verwijzing naar rechtspraak die gaat over afgeleide schade, aanspraak op vergoeding van haar schade die zij begroot [2] op 36% van de winst die Meca volgens [eiseres] heeft behaald met in ieder geval de verkoop van de Lilió najaarscollectie 2017 en de Lilió voorjaarscollectie 2018 (in totaal tenminste € 2.500.000,-). Daarvan vordert [eiseres] € 600.000,- als voorschot.
3.3.
Cakewalk vindt dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Op de verweren van Cakewalk zal de rechtbank ingaan als dat voor de beoordeling van de vorderingen nodig is.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] baseert haar vorderingen op wat in de literatuur en rechtspraak ‘afgeleide schade’ wordt genoemd. Bij afgeleide schade gaat het om de situatie dat een derde aan een vennootschap vermogensschade toebrengt door zich ten opzichte van de vennootschap onrechtmatig te gedragen (of toerekenbaar tekort te schieten), waardoor de aandeelhouder van die vennootschap schade lijdt omdat, bijvoorbeeld, zijn aandelen minder waard zijn geworden. In een dergelijk geval geldt als regel dat alleen de vennootschap zelf schadevergoeding kan vorderen en dat de aandeelhouder in principe geen recht heeft op vergoeding van zijn afgeleide schade. Op deze regel kan een uitzondering worden gemaakt als sprake is van een gedraging die ‘specifiek onzorgvuldig’ is tegenover de aandeelhouder [3] . Met andere woorden, het enkele feit dat een aandeelhouder nadeel heeft ondervonden doordat een derde ten opzichte van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld, betekent dus niet dat die derde automatisch tegenover de aandeelhouder een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden.
4.2.
De rechtbank zal de schadevergoedingsvorderingen van [eiseres] afwijzen omdat [eiseres] niet voldoet aan de vereisten om afgeleide schade te kunnen vorderen. Daargelaten dat [eiseres] eroverheen stapt dat zij geen (direct) aandeelhouder is van CLI, is niet komen vast te staan dat CLI door onrechtmatig handelen van Cakewalk vermogensschade heeft geleden, laat staan dat Cakewalk iets heeft gedaan of iets heeft nagelaten dat specifiek onzorgvuldig is geweest tegenover [eiseres] . De rechtbank is het met Cakewalk eens dat [eiseres] daarvoor onvoldoende heeft gesteld. Dit oordeel licht de rechtbank als volgt toe.
4.3.
Het kernverwijt dat [eiseres] Cakewalk maakt is dat Cakewalk heeft meegewerkt aan de overheveling van de door CLI gedreven onderneming aan Meca, met als doel [eiseres] als aandeelhouder te benadelen. [eiseres] wijst op de volgende handelingen die Cakewalk in dit verband zou hebben verricht.
- In juni 2016 heeft Oilily, waarover [naam 3] de zeggenschap had, de licentieovereenkomst met CLI opgezegd met ingang van 1 januari 2017.
  • Vervolgens heeft CLI fors geïnvesteerd in de ontwikkeling van het merk Lilió. De intellectuele eigendomsrechten werden ondergebracht in CLI en vanuit CLI zijn twee Lilió-collecties ontwikkeld.
  • [naam 3] en [persoon] hebben op 1 mei 2017 Meca opgericht, waarbij Cakewalk een aandelenbelang van 60% heeft verkregen en Geca de overige 40% van de aandelen is gaan houden.
  • Direct na de oprichting van Meca zijn de intellectuele eigendomsrechten van het merk Lilió onverplicht en voor niets aan Meca overgedragen.
  • Vanaf (vermoedelijk) 1 oktober 2017 is het voltallige arbeidsgeschikte personeel van CLI te werk gesteld bij Meca. Meca kon zodoende gebruik maken van de kennis, ervaring en het netwerk van de ‘Colorful Licenses-groep’ en haar personeel.
  • Meca heeft de door CLI ontwikkelde najaarscollectie 2017 van Lilió op de markt gebracht, waarmee zij een omzet heeft gerealiseerd tussen € 1.200.000,- en
€ 1.300.000,- zonder dat CLI is gecompenseerd voor de ontwikkelingskosten.
  • Meca heeft ook de voorjaarscollectie 2018 van Lilió op de markt gebracht, terwijl de ontwikkelings- en productiekosten volledig door CLI werden gemaakt.
  • Vervolgens hebben Oilily en Meca een licentieovereenkomst gesloten, waarmee de gehele onderneming van de ‘Colorful Licenses-groep’ werd overgeheveld naar Meca.
  • Op verzoek van het bestuur van CLI ( [persoon] ) is op 3 mei 2018 het faillissement van CLI uitgesproken.
4.4.
De rechtbank vindt net als Cakewalk dat dit geen gedragingen van Cakewalk zijn (met uitzondering van haar rol bij de oprichting van Meca en het feit dat zij aandelen in Meca is gaan houden), maar gedragingen van het bestuur van Oilily, CLI en/of Meca. De betreffende gedragingen hebben in de periode vanaf juni 2016 tot begin 2018 plaatsgevonden. [eiseres] heeft de stelling van Cakewalk dat zij en [naam 3] in die periode geen bestuurder of feitelijk (mede)beleidsbepaler van de betrokken vennootschappen waren, onvoldoende betwist. [eiseres] heeft niet duidelijk gemaakt dat en waarom deze gedragingen toch aan Cakewalk zouden zijn toe te rekenen. Dat Cakewalk een sterfhuisconstructie van CLI zou hebben opgetuigd of daaraan zou hebben meegewerkt, laat staan dat Cakewalk dit heeft gedaan met het oogmerk om [eiseres] te benadelen, ziet de rechtbank dan ook niet. De enkele omstandigheid dat [naam 3] betrokken is geweest bij de oprichting van Meca en Cakewalk aandelen in Meca is gaan houden, betekent niet dat Cakewalk zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
4.5.
Omdat van onrechtmatig handelen van Cakewalk dus geen sprake is, kan [eiseres] geen aanspraak maken op schadevergoeding. Ook als Cakewalk wel onrechtmatig had gehandeld ten opzichte van CLI en/of [eiseres] , dan zou de rechtbank de vorderingen van [eiseres] overigens hebben afgewezen. Niet gebleken is namelijk dat de gestelde schade in de vorm van een lagere waarde van de aandelen van [eiseres] is veroorzaakt door het onrechtmatige handelen van Cakewalk. Gelet op de slechte financiële situatie waarin de ‘Colorful Licenses-groep’ vanaf 2013 (door [eiseres] onweersproken) verkeerde, leek de waarde van die aandelen ook voor het gestelde onrechtmatige handelen van Cakewalk namelijk al nihil. [eiseres] had die schade dan ook nader moeten onderbouwen.
4.6.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt. De rechtbank zal [eiseres] daarom in de proceskosten veroordelen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van Cakewalk vastgesteld op:
- griffierecht € 5.737,-
- salaris advocaat € 6.826,-punten × tarief VII)
totaal € 12.563,-.
4.7.
De rechtbank zal deze proceskostenveroordeling vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, die toewijsbaar is met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van de volledige betaling.
4.8.
Volgens vaste rechtspraak [4] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (voor zover nakosten worden gemaakt). De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskosten veroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van Cakewalk tot dit vonnis vastgesteld op € 12.563,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda (voorzitter), mr. J.H. Gisolf en
mr. M.E. Coenraads en in het openbaar uitgesproken door mr. L.J. Saarloos, rolrechter, op 26 april 2023.
type: NBI
coll:

Voetnoten

1.op grond van artikel 2:8 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.op grond van artikel 6:104 BW
3.zie onder meer Hoge Raad 2 december 1994, ECLI:NL:HR:ZC1564 (Poot/ABP) en Hoge Raad
4.zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853