ECLI:NL:RBNHO:2023:53

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
haa 22/59
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 2 januari 2023, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de beslissing van het UWV van 30 november 2021 beoordeeld. Het UWV had besloten om de loonaanvullingsuitkering van werknemer, die volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is, onveranderd voort te zetten. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en stelt dat het UWV de duurzaamheid van de beperkingen van werknemer niet correct heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat werknemer onverminderd volledig (80 tot 100%) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de verzekeringsarts B&B de duurzaamheid van de beperkingen op een overtuigende wijze heeft gemotiveerd. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, en de rechtbank ziet geen reden om de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/59

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) van het UWV van 30 november 2021. Het gaat om
het besluit van het UWV om de loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) van [werknemer] , (ex-)werknemer van eiseres (hierna: werknemer), op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) onveranderd voort te zetten.
Het UWV heeft de loonaanvullingsuitkering van werknemer onveranderd voortgezet omdat werknemer volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van eiseres van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van werknemer.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Werknemer werkte als datavoorbereider bij eiseres voor gemiddeld 37,18 uur per week. Op [datum] 2012 heeft hij zich ziekgemeld. Na afloop van de wachttijd heeft het UWV aan werknemer een WGA-uitkering toegekend waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
2. Op 20 maart 2020 heeft eiseres een aanvraag tot herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van werknemer gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 30 oktober 2020 genomen, waarbij het UWV aan werknemer heeft medegedeeld dat zijn WGA-uitkering niet wijzigt, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid 80 tot 100% blijft. Na een in opdracht van het UWV uitgevoerd expertise-onderzoek is dit besluit in bezwaar gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat werknemer onverminderd volledig (80 tot 100%) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WGA-loonaanvullingsuitkering onveranderd voort te zetten.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 26 mei 2021, 10 september 2021, 11 november 2021 en 29 november 2021
.De medische belastbaarheid van werknemer is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 september 2020
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 30 oktober 2020
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het UWV de duurzaamheid van de beperkingen van werknemer niet en/of niet geheel correct heeft beoordeeld. Zij vindt dat de verzekeringsarts B&B selectief uit het expertiserapport heeft geshopt om haar eerdere conclusie te kunnen handhaven. De verzekeringsarts B&B had niet alleen de benoemde prognostische factoren in positieve zin moeten meewegen, maar ook de onderhoudende factoren in negatieve zin. De verzekeringsarts B&B heeft bovendien niet gemotiveerd waarom de voorgestelde behandelingen enig effect zullen hebben. Eiseres verwijst hiervoor naar een uitspraak, waaruit blijkt dat het enkel in algemene zin aangeven dat er behandelmogelijkheden zijn geen voldoende motivering is. [1] Eiseres stelt verder nog dat (nog) niet onderzochte aandoening(en) het behandelresultaat juist in de weg kan/kunnen staan. Volgens eiseres gaat het expertiserapport uit van een optimistische maar allesbehalve realistische kijk op de behandelmotivatie van werknemer. Uit het dossier blijkt juist dat eerdere behandelingen werden afgebroken of niet afgemaakt en dat werknemer zijn bedenkingen uit met betrekking tot de door zijn begeleider geopperde behandelmogelijkheden. Het wijzigen van de medicatie zal eerder leiden tot een terugval met alle gevolgen voor de behandeling van dien.
7. Eiseres verzoekt verder om de inhoud van het bezwaarschrift en de aanvullingen hierop als herhaald en ingelast te beschouwen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat werknemer onverminderd volledig (80 tot 100%) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat werknemer onverminderd volledig (80 tot 100%) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op voortzetting van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen van de verzekeringsarts B&B uit onderzoek, voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaars en het expertiserapport. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van werknemer heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B het ontbreken van de duurzaamheid van de beperkingen van werknemer in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Dat de verzekeringsarts B&B selectief uit het expertiserapport heeft geshopt om haar eerdere conclusie te kunnen handhaven, volgt de rechtbank niet. De verzekeringsarts B&B stelt terecht dat de beoordeling van de duurzaamheid een inschatting is van de prognose en geen exacte voorspelling in de toekomst. Om deze inschatting te kunnen maken heeft de verzekeringsarts B&B een expertise laten uitvoeren. Uit de expertise volgt een inzichtelijke en medisch gemotiveerde prognose waarbij naast de positieve ook de negatieve onderhoudende factoren, die bij werknemer aan de orde zijn, zijn betrokken. Dat leidt, zo blijkt uit het expertiserapport, tot een (betrekkelijk) gunstige prognose. De rechtbank ziet geen reden waarom de verzekeringsarts B&B niet naar deze prognose zou kunnen verwijzen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat eiseres haar standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd.
13. Ook volgt de rechtbank de stelling van eiseres niet, dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de voorgestelde behandelingen enig effect zullen sorteren. Volgens eiseres is de motivatie van werknemer om behandelingen te volgen onterecht positief ingeschat in het expertiserapport. De verzekeringsarts B&B ziet echter geen reden om het expertiserapport op dit punt niet te volgen, nu dit is opgesteld door een specialist die juist een gedegen inschatting hiervan kan maken omdat het binnen zijn expertisegebied valt. Het expertiserapport benoemt niet alleen mogelijke behandelopties in het algemeen, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank ook toegespitst op de situatie van werknemer. Conform het beoordelingskader duurzaamheid geeft het expertiserapport de mogelijke behandeling weer, waarbij de verwachting is dat in het eerstkomende dan wel na het komende jaar de kans op verbetering in belastbaarheid meer dan gering te achten is.
14. Verder vindt eiseres het standpunt van de verzekeringsarts B&B onnavolgbaar, omdat in het expertiserapport is aanbevolen onderzoek te doen naar andere aandoeningen bij werknemer, die mogelijk invloed hebben op het falen of slagen van de voorgestelde behandelingen. De verzekeringsarts B&B geeft in haar rapport van 4 februari 2022 aan dat dit mogelijk nieuwe onderzoek pas op een later moment aan de orde is en daarom niets wijzigt aan de prognose van de duurzaamheid. De rechtbank kan dat volgen. Dat een verandering in medicatie in het verleden bij werknemer juist tot terugval heeft geleid, wat daar ook van zij, wil niet zeggen dat een dergelijke behandeloptie, zoals ook voorgesteld is in het expertiserapport, bij voorbaat al ongeschikt is om enig resultaat te bereiken. Een andersluidende conclusie heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt.
15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank in hetgeen eiseres in haar beroepschrift naar voren heeft gebracht geen reden om de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
16. Tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit zijn geen gronden ingediend. De rechtbank ziet dan ook geen reden om zich hierover uit te laten.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht besloten om de WGA-loonaanvullingsuitkering van werknemer voort te zetten, omdat hij onverminderd volledig (80 tot 100%) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6132.