1.2Eiseres heeft zich met ingang van 7 oktober 2013 opnieuw ziekgemeld. Bij besluit van 11 november 2014 heeft verweerder haar met ingang van de datum van ziekmelding een WGA-uitkering toegekend. Eiseres heeft op 24 juni 2015 verzocht om herkeuring en toekenning van een IVA-uitkering. Verweerder heeft daarop een herkeuring verricht en het primaire besluit genomen.
2. Verweerder heeft de weigering van de IVA-uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiseres weliswaar volledig arbeidsongeschikt is, maar dat deze volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Hieraan ligt een medisch onderzoek ten grondslag, dat is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts M.M. Schuckman van 9 november 2015 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J.K. van Essen van 12 februari 2016.
Schuckman heeft informatie opgevraagd bij MDL-arts Witteman en psycholoog De Mare. In bezwaar heeft eiseres een aantal (aanvullende) medische stukken overgelegd, te weten een brief van Witteman van 21 december 2015, van De Mare van 3 december 2015, van huisarts Vincent van 17 december 2015 en van diëtist Scholten van 26 november 2015, alsmede een medicatieoverzicht met betrekking tot de periode van 1 november 2009 tot en met 25 november 2015. Van Essen heeft deze informatie meegewogen in zijn beoordeling.
Van Essen heeft vooropgesteld dat niet ter discussie staat dat eiseres op het moment van zijn beoordeling geen arbeidsmogelijkheden heeft, maar dat de vraag uitsluitend is of de huidige beperkingen een duurzaam karakter hebben. Hij heeft voorts vooropgesteld dat bij de beantwoording van deze vraag het stappenplan van het beoordelingskader ‘Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen’ van het Uwv (hierna: het beoordelingskader) gevolgd moet worden. Dit stappenplan luidt als volgt:
- Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
a. een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of
b. een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
- Stap 2: Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Als voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
- Stap 3: Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht (2.b is van toepassing) beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Ook nu zijn er twee mogelijkheden:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten: alle overige gevallen.
Van Essen heeft met betrekking tot stap 1 overwogen dat Witteman blijkens zijn brief van 21 december 2015 richting eiseres heeft opgemerkt dat een en ander zeker nog ten goede kan keren. Volgens Van Essen is er dan ook geen sprake van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden, waarbij hij er nog op heeft gewezen dat de medicamenteuze therapie kan worden uitgebreid met diverse middelen en dat chirurgische interventie eveneens tot de mogelijkheden behoort. Met betrekking tot stap 2 heeft Van Essen overwogen dat hij weliswaar verbetering verwacht maar dat niet precies kan worden aangegeven of dit al in het eerste jaar zal gaan plaatsvinden, zodat moet worden uitgegaan van optie 2.b. Met betrekking tot stap 3 heeft Van Essen tenslotte overwogen dat hij, gelet op de informatie van Witteman, concludeert dat er een redelijke tot goede verwachting is dat de belastbaarheid kan verbeteren.
3. In beroep stelt eiseres zich op het standpunt dat zij wel degelijk duurzaam arbeidsongeschikt is. Zij geeft hiertoe een uitgebreide beschrijving van haar ziektegeschiedenis. Zij wijst er in dat kader op dat zij reeds lange tijd ziek is en grote beperkingen ervaart, alsmede dat behandeling tot op heden geen (blijvend) resultaat heeft gehad. Voorts voert eiseres aan dat zowel de huisarts als de psycholoog geen verbetering (meer) verwachten. Ook wijst zij erop dat Witteman weliswaar de opmerking maakt waar Van Essen zich op beroept, maar dat een medische onderbouwing voor deze opmerking ontbreekt en dat er eigenlijk alleen maar de hoop wordt uitgesproken dat het in de toekomst wellicht beter zal gaan.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.