In deze zaak heeft de besloten vennootschap United B. Family B.V. (UBF) op 29 juni 2022 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], een werknemer die in feite werkzaamheden verrichtte voor zijn grootvader, [betrokkene]. UBF stelde dat er sprake was van verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen UBF en [verweerder]. De kantonrechter oordeelde dat [verweerder] al voor 1 januari 2018 werkzaamheden verrichtte voor [betrokkene] en dat de registratie van UBF als werkgever enkel om fiscale redenen was gedaan. De instemming van [verweerder] met deze wisseling van werkgeverschap ontbrak, en er was geen schriftelijke arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat UBF niet kon aantonen dat er een gezagsverhouding bestond, wat essentieel is voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. UBF werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure.