ECLI:NL:RBNHO:2023:5217

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
10141128 \ CV EXPL 22-4837
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van honorarium en tegenvordering tot overlegging van uitspraak in een procedure

In deze zaak heeft eiser, een advocaat, een vordering ingesteld tegen gedaagde voor betaling van een declaratie van € 1.684,68, die voortvloeit uit een overeenkomst van opdracht. Eiser heeft gedaagde bijgestaan in een juridische procedure tegen diens ex-partner en heeft hiervoor een honorarium in rekening gebracht. Gedaagde heeft de vordering betwist en een tegenvordering ingediend, waarin hij eist dat eiser de uitspraak van de procedure overlegt. De kantonrechter heeft op 7 juni 2023 uitspraak gedaan. Eiser heeft gesteld dat gedaagde in verzuim is met de betaling van de declaratie, terwijl gedaagde aanvoert dat hij niet had verwacht een dergelijke hoge declaratie te ontvangen en dat hij door het niet toezenden van de uitspraak door eiser inkomsten heeft misgelopen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtsverhouding tussen partijen een overeenkomst van opdracht betreft, waarbij eiser een inspanningsverplichting heeft. Gedaagde heeft onvoldoende onderbouwd dat eiser tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en de tegenvordering van gedaagde afgewezen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10141128 \ CV EXPL 22-4837 (TB)
Uitspraakdatum: 7 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 3 oktober 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 10 mei 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn overeengekomen dat [eiser] [gedaagde] bijstaat in een procedure tussen [gedaagde] en de gewezen huwelijkspartner tegen een uurtarief van € 195,00, exclusief 21 procent btw en exclusief vijf procent kantoorkosten.
2.2.
[eiser] heeft vervolgens voor [gedaagde] juridische werkzaamheden verricht en hem bijgestaan als advocaat.
2.3.
Op 1 juli 2022 heeft [eiser] een bedrag van € 1.326,00 aan honorarium bij [gedaagde] in rekening gebracht met daarbij een urenspecificatie.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.684,68, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten van € 252,70, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij op grond van de opdrachtovereenkomst werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht. Ondanks herhaalde aanmaning is [gedaagde] in gebreke gebleven met betaling van de declaratie van 1 juli 2022. [gedaagde] is in verzuim geraakt door de declaratie van € 1.684,68 niet tijdig te betalen. Naast betaling van dat bedrag maakt [eiser] aanspraak op wettelijke rente vanaf de datum van verzuim, 16 juli 2022 en de buitengerechtelijke incassokosten.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert – samengevat – aan dat hij niet had verwacht dat, gelet op het feit dat de procedure waar [eiser] hem in bijstond zich in de afrondende fase bevond en al het werk al was verricht, hij een declaratie van deze omvang zou moeten betalen. Verder stelt hij dat hij, omdat hij de uitspraak niet toegezonden heeft gekregen, is belemmerd in zijn mogelijkheden om zijn vordering op zijn ex-partner te incasseren. Dat maakt dat [gedaagde] slechts bereid is om maximaal een bedrag van € 800,00 te voldoen. [gedaagde] is niet op de zitting verschenen.
4.2.
[gedaagde] vordert – naar de kantonrechter begrijpt – bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot het door [eiser] overleggen van de uitspraak aan [gedaagde] in de namens hem gevoerde procedure. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij door het niet toezenden van de uitspraak door [eiser] inkomsten is misgelopen.
4.3.
[eiser] betwist de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] de declaraties aan [eiser] is verschuldigd en nog moet betalen. Dat is volgens [gedaagde] om meerdere redenen niet het geval.
Geen tekortkoming
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de rechtsverhouding tussen [eiser] en [gedaagde] is aan te merken als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op de advocaat die een opdracht aanneemt, rust een inspanningsverplichting: hij moet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen en daarbij de zorgvuldigheid betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht ten opzichte van degene wiens belangen hij behartigt. Tussen partijen staat vast dat [eiser] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde] en dat [eiser] hiervoor facturen aan [gedaagde] heeft gezonden.
5.4.
[gedaagde] is niet op de zitting verschenen om zijn antwoord verder toe te lichten. Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [eiser] op grond waarvan zijn betalingsverplichting gedeeltelijk is komen te vervallen, geldt het volgende. Omdat [gedaagde] zich op een tekortkoming van [eiser] beroept, is het aan hem om te stellen en onderbouwen dat [eiser] niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. [gedaagde] heeft echter onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit de tekortkoming blijkt. Bovendien geldt dat als een partij van mening is dat de wederpartij haar verplichtingen onvolledig of ondeugdelijk nakomt, dat niet op zichzelf betekent dat die partij van de eigen betalingsverplichting is bevrijd [1] . Deze partij zal óf de ontbinding van de overeenkomst moeten inroepen óf nakoming moeten verlangen óf een beroep moeten doen op verrekening van een eigen (schade)vordering. [gedaagde] heeft echter geen juridische conclusies verbonden aan zijn stelling dat de werkzaamheden niet correct zijn uitgevoerd. Dit betekent dat, mocht er al sprake zijn van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [eiser] , dit geen gevolgen heeft voor de verplichting van [gedaagde] om de facturen te betalen. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.
Geen reden om niet te betalen
5.5.
Ten slotte heeft [gedaagde] als verweer aangevoerd dat hij niet had verwacht dat hij een declaratie van deze omvang zou ontvangen. Daaruit kan worden opgemaakt dat hij vindt dat [eiser] te veel uren heeft gedeclareerd, maar dat verweer heeft hij onvoldoende concreet onderbouwd. [eiser] heeft op de zitting toegelicht dat onderhavige declaratie ziet op werkzaamheden vanaf 10 februari 2022. [eiser] betwist dat hij te veel uren in rekening heeft gebracht en heeft een urenspecificatie overgelegd van de voor [gedaagde] verrichte werkzaamheden. Ook hier geldt dat vast staat dat [eiser] de gedeclareerde werkzaamheden heeft verricht, gebaseerd op het tussen partijen overeengekomen uurtarief. [gedaagde] heeft de in de urenspecificatie vermelde uren niet concreet betwist. Daarnaast komen deze uren de kantonrechter ook niet bovenmatig voor. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer voorbij gaan.
Geen belang bij tegenvordering
5.6.
[gedaagde] heeft bij wijze van een tegenvordering gevorderd dat [eiser] de uitspraak van de door [eiser] namens hem gevoerde procedure overlegd.
5.7.
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij, zodra betaling van de declaratie heeft ontvangen, het vonnis onverwijld aan [gedaagde] zal toesturen. Gelet op deze bereidheid heeft [gedaagde] geen belang meer bij een toewijzing van deze vordering. De kantonrechter zal de tegenvordering daarom afwijzen.
Conclusie
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen. Omdat [gedaagde] in verzuim is met betaling daarvan, is hij wettelijke verschuldigd. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals gevorderd. De tegenvordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
5.9.
[eiser] maakt verder aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, omdat [eiser] niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum [eiser] de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde] heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
5.10.
De proceskosten in de vordering en in de tegenvordering komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten in de tegenvordering worden gelet op de samenhang met de vordering vastgesteld op nihil. [eiser] vordert daarnaast veroordeling van [gedaagde] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [2] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.684,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 juli 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 107,22
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 398,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.