ECLI:NL:RBNHO:2023:5175

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
10407743
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning en betalingsachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de Stichting Parteon, eiseres, een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], die gedetineerd is en in de PI Zwolle verblijft. De eiseres vordert ontruiming van de huurwoning van [gedaagde] en betaling van een huurachterstand van € 2.758,12. De huurovereenkomst is sinds 11 april 2013 van kracht, maar [gedaagde] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan en is beschuldigd van brandstichting in de schuur van de woning. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 mei 2023, en de kantonrechter heeft op 7 juni 2023 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de ontruiming, gezien de brandstichting en de betalingsachterstand. [gedaagde] heeft erkend dat zij de brand heeft aangestoken en heeft geen verweer gevoerd tegen de ontruiming. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huur tot aan de ontruiming en de achterstand van € 2.503,24, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10407743 \ VV EXPL 23-26 (rvk)
Uitspraakdatum: 7 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Parteon
gevestigd en kantoorhoudende te Wormerveer
eiseres
verder te noemen: Parteon
gemachtigde: mr. R.W. Nederveen
tegen
[gedaagde]
blijkens de BRP ingeschreven te [plaats] , maar thans gedetineerd en verblijvende in de PI Zwolle
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon procederend

1.Het procesverloop

1.1.
Parteon heeft [gedaagde] op 11 mei 2023 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 mei 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 11 april 2013 van Parteon de woning aan de [adres] te [plaats] . De huur bedraagt € 621,51 per maand.
2.2.
In het weekend van 11 en 12 maart 2023 is de schuur die bij de woning hoort, afgebrand. Verder is gebleken dat meerdere ruiten van de woning waren ingegooid.
2.3.
Parteon heeft aangifte van brandstichting gedaan.
2.4.
[gedaagde] heeft een achterstand in de huurbetalingen laten ontstaan.

3.De vordering

3.1.
Parteon vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt om de woning te ontruimen, de lopende huur te blijven betalen tot aan de dag van ontruiming en de betalingsachterstand van € 2.758,12 te betalen. Ook vordert Parteon dat [gedaagde] de proceskosten moet betalen.
3.2.
Parteon legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst verplicht is zich als goed huurder te gedragen. Dat houdt in dat zij geen overlast en hinder veroorzaakt en omwonenden of derden niet in gevaar brengt. Ook mag er niets vernield worden in het gehuurde. [gedaagde] heeft brand gesticht in de schuur en zij heeft vernielingen aangericht. Zij heeft daarmee gehandeld in strijd met de verplichting zich als goed huurder te gedragen. Ook moet [gedaagde] op tijd de huur betalen, maar dat doet zij niet, omdater een betalingsachterstand is ontstaan van € 2.758,12, berekend tot 16 maart 2023.
3.3.
Parteon heeft een spoedeisend belang bij de ontruiming vanwege de kans op herhaling van het gevaarzettende gedrag van [gedaagde] . Parteon is van mening dat in een eventueel aan te spannen bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst (en ontruiming van het gehuurde) vanwege de tekortkomingen van [gedaagde] uitgesproken wordt. Omdat het omslachtig en kostbaar is de betalingsachterstand in een aparte procedure aan de orde te stellen, kan vanwege de spoedeisendheid van de hoofdvordering tot ontruiming, ook de vordering tot betaling van de huurachterstand in dit kort geding behandeld worden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] verzet zich niet tegen de gevorderde ontruiming en zij erkent het bestaan van de betalingsachterstand.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Parteon daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval. Er moet snel een beslissing worden genomen, omdat [gedaagde] volgens Parteon een gevaar vormt voor omwonenden. Ook de vordering met betrekking tot de betalingsachterstand is vanwege proceseconomische redenen spoedeisend.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
De kantonrechter zal de vordering tot ontruiming toewijzen. [gedaagde] heeft op de zitting toegegeven dat zij de brand in het schuurtje heeft aangestoken. [gedaagde] heeft ook gezegd dat zij niet meer in de woning terug wil. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] door brand te stichten de omwonenden ernstig in gevaar heeft gebracht en dit levert een serieuze tekortkoming op in haar verplichting zich als goed huurster te gedragen.
5.4.
Aan de vordering tot ontruiming heeft Parteon verder ten grondslag gelegd dat [gedaagde] een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. [gedaagde] heeft die achterstand niet betwist. De kantonrechter leidt uit een overgelegd overzicht af dat het gaat om een achterstand van meer dan drie maanden.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de ontbinding en veroordeling tot ontruiming uitgesproken zullen worden. De gevorderde ontruiming is dan ook toewijsbaar.
5.6.
Naast de ontruiming vordert Parteon ook betaling van een bedrag van € 2.758,12. Parteon heeft in dit bedrag in (het lichaam van) de dagvaarding niet gespecificeerd, maar alleen gezegd dat het om een betalingsachterstand gaat. De kantonrechter stelt voorop dat ook in een kort geding een eis moet zijn voorzien van een grondslag. Bij bestudering van de bij de dagvaarding overgelegde producties, heeft de kantonrechter in productie 7 een overzicht (een e-mail van 16 maart 2023) van de achterstand aangetroffen. Dit overzicht ziet er als volgt uit:
Hoofdsom EUR 1876,53
Incassokosten EUR 187,65
BTW EUR 39,41
Rente tot heden EUR 25,38
Termijnverhogingen EUR 3753,06
Verdere kostenEUR 2,44
EUR 5884,47
Ontvangen betalingenEUR 3126,35
Nog te betalen EUR 2758,12
5.7.
De kantonrechter wil wel aannemen dat met betalingsachterstand is bedoeld aan te geven dat er sprake is van een achterstand in de huurbetalingen. Voor de overige posten geldt dit niet. Parteon had in de dagvaarding moeten vermelden dat zij naast een achterstand in de huurbetalingen ook buitengerechtelijke incassokosten, reeds vervallen rente en verdere kosten vordert. Zij had deze posten ook moeten specificeren en van een grondslag moeten voorzien. Dit heeft zij niet gedaan en daarom zullen deze posten worden afgewezen. Dit betekent dat wordt toegewezen een bedrag aan achterstallige huur van € 2.503,24 (hoofdsom plus termijnverhogingen, minus ontvangen betalingen). De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. Parteon vordert daarnaast veroordeling van [gedaagde] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 124,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen 24 uur na betekening van het vonnis te ontruimen en met alle zich daarin vanwege haar aanwezige goederen en personen te verlaten met overgifte van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algemene beschikking van Parteon te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de huur van € 621,51 per maand tot aan de dag van de ontruiming;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Parteon van € 2.503,24 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Parteon tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,14
griffierecht € 487,00
salaris gemachtigde € 529,00
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.