ECLI:NL:RBNHO:2023:5142

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
15/033576-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in harddrugs en witwassen met georganiseerde criminaliteit

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ongeveer vijftien maanden schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs, met een totale hoeveelheid van 22 kilogram. De verdachte heeft samen met anderen voorbereidingshandelingen getroffen voor deze handel, waarbij sprake was van een georganiseerd verband en professionaliteit. De verdachte maakte gebruik van werkhuizen om drugs te tonen aan potentiële kopers. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het eenvoudig witwassen van een groot geldbedrag bij een van de deals. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 50 maanden en heeft een bedrag van ruim 7500 euro verbeurd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van 8 jaren, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De verdachte heeft erkend betrokken te zijn geweest bij de handel in cocaïne en heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van versleutelde communicatiemiddelen voor zijn activiteiten. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de inhoud van de aangetroffen chatberichten en de verklaringen van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de opgelegde straf gemotiveerd door de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/033576-22 (P)
Uitspraakdatum: 6 juni 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 en 23 mei 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in P.I. Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2019 tot en met 8 maart 2021 te Hoorn en/of Bergen (Noord-Holland) en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of (elders) in Nederland en/of Spanje, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende
(telkens) een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2019 tot en met 8 maart 2021 te Hoorn en/of Bergen (Noord-Holland) en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of (elders) in Nederland en/of Spanje tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende (telkens) een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of anderen (telkens)
- één of meer PGP/crypto-telefoon(s) verkregen en/of voorhanden gehad, en/of
- ( telefonische) afspraken gemaakt en/of inlichtingen verkregen en/of (door)gegeven en/of onderhandelingen gevoerd met (ver)koper(s) en/of (een) ander(en) om cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I te vervoeren en/of in te voeren en/of uit te voeren en/of te kopen en/of te verkopen, en/of
- foto's van verdovende middelen ontvangen en/of verstuurd en/of uitgewisseld en/of voorhanden gehad, en/of
- een hoeveelheid (wederrechtelijk verkregen) geld voorhanden gehad;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2020 tot en met 28 maart 2022 te Hoorn en/of Bergen (Noord-Holland) en/of (elders) in Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten:
- ( telkens) een hoeveelheid (contant) geld (te weten 90.000 euro en/of 100.000 euro
en/of 464.750 euro en/of 10.000 euro)
(telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat geld gebruik heeft/hebben gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of (telkens) heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren en/of wie dat geld voorhanden had(den), terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – bewezen kan worden dat de verdachte heeft gehandeld in bij elkaar opgeteld 22 kilogram cocaïne. De handel in andere middelen en een grotere hoeveelheid dan 22 kilogram, kan niet worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat geen sprake is geweest van concrete voorbereidingshandelingen maar van wanhoopspogingen en bluf van de verdachte. De verdachte wilde binnen het drugscircuit overkomen als een persoon met status. Ook is het op basis van de tenlastelegging onvoldoende duidelijk welke feiten zouden zijn voorbereid, nu niet kan worden vastgesteld over welke bedragen en hoeveelheden de verdachte op dat moment precies kon beschikken en waar die voorbereiding uiteindelijk op zou moeten zien.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor de in de tenlastelegging genoemde bedragen van 90.000 euro, 100.000 euro en 10.000 euro. De verdachte ontkent het witwassen van deze bedragen en het dossier bevat onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Het witwassen van het bedrag van 464.750 euro heeft de verdachte bekend, dus in zoverre kan het feit worden bewezenverklaard.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering feiten 1 en 2
Verklaring verdachte uitgangspunt bij beoordeling tenlastelegging
Het bewijs in onderhavige zaak berust in feite op twee pijlers: de inhoud van de aangetroffen chatberichten van de accounts ‘Pietwiet’ (EncroChat), ‘25313C’ en ‘8GUGME’ (beiden Sky-ECC) enerzijds en de verklaringen van de verdachte anderzijds, waarin hij – kort gezegd – erkent gebruik te hebben gemaakt van voornoemde accounts en zich gedurende de tenlastegelegde periode bezig te hebben gehouden met de handel in cocaïne.
Door de wijze waarop de tenlastelegging van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten is vormgegeven, te weten zonder concrete hoeveelheden verdovende middelen en zonder concrete (voorgenomen) verkopen, kan de rechtbank op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde komen. Met die bewezenverklaring blijft dan in het midden welk gewicht de verdachte (in totaal) aan verdovende middelen verhandeld zou hebben, hoeveel transacties hij verricht zou hebben en wanneer. Dit is ongelukkig omdat de officier van justitie haar strafeis wel mede heeft gebaseerd op (voorgenomen) handel in concrete hoeveelheden verdovende middelen, terwijl de verdachte die ook deels heeft betwist. Daarbij heeft de verdachte in zijn uitgebreide verklaring specifieke onderdelen van de gevoerde chatgesprekken van een andere lezing voorzien dan waar de officier van justitie, blijkens haar requisitoir, van uit gaat. De rechtbank zal in het navolgende daarom, strikt genomen ten overvloede, overwegen waar zij voor de bewezenverklaring van uit gaat.
In het dossier bevindt zich een aantal chatberichten van communicatiediensten EncroChat en Sky-ECC. Deze zijn door verbalisanten zowel voor de in Encro-Chat gevoerde chatgesprekken als voor die in Sky-ECC onder de letters A tot en met F gecategoriseerd in bepaalde (voorgenomen) drugstransacties (de EncroChat-berichten op dossierpagina 26 e.v., de Sky-ECC-berichten op dossierpagina 101 e.v.).
De verdachte heeft bekend bovengenoemde chatberichten te hebben gevoerd. Omdat in de chatberichten soms versluierde taal wordt gebruikt is een interpretatie vereist om iets over de betekenis van die berichten te zeggen. De verdachte heeft in zijn uitgebreide verklaring de chatgesprekken geduid. De verdachte heeft bovendien uitgebreid verklaard over de context van diverse berichten en de gebruikelijke gang van zaken bij dergelijke (voorgenomen) handel. De verdachte heeft zichzelf hierbij meerdere keren belast. Zo heeft hij onder meer een bekennende verklaring afgelegd over de aankoop van 13 kilogram cocaïne op 1 december 2020. De rechtbank acht de door de verdachte afgelegde verklaringen in beginsel betrouwbaar.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de door de verdachte gegeven context en uitleg past bij de door het openbaar ministerie geselecteerde en aan het dossier toegevoegde berichten en stelt voorts vast dat zich in het dossier geen ander bewijs bevindt die de lezing van de officier van justitie ondersteunt. Bij de beoordeling van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal de rechtbank daarom de verklaring van de verdachte op hoofdlijnen als uitgangspunt nemen. Zowel voor wat betreft de periode waarin hij heeft gehandeld, als de verhandelde hoeveelheden verdovende middelen.
Voorbereidingshandelingen
De rechtbank overweegt dat uit het dossier en de verklaring van de verdachte volgt dat de verdachte ten aanzien van alle handelingen die in het navolgende onder 1 bewezenverklaard zullen worden, ook voorbereidingshandelingen heeft getroffen. Dit volgt ook logischerwijs uit het gegeven dat een drugsdeal niet ‘uit de lucht komt vallen’. Alleen al om die reden komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Los van de voorbereidingshandelingen die bewezen kunnen worden verklaard in relatie tot onder 1 bewezenverklaarde handelingen, is de rechtbank van oordeel dat ook sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor op zichzelf staande voorbereidingshandelingen, waarbij het niet gekomen is tot een transactie maar door de verdachte wel de nodige inspanningen daartoe zijn verricht. De raadsman heeft ten aanzien van die handelingen betoogd dat de verdachte slechts heeft gebluft en zich groter voor deed dan hij daadwerkelijk was. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank wil aannemen dat de verdachte op bepaalde momenten in de tenlastegelegde periode mogelijk in de chatberichten heeft gesproken over grotere hoeveelheden cocaïne dan waar hij daadwerkelijk over kon beschikken. Dit doet echter niet af aan het gegeven dat deze berichten van de verdachte, die zich op dat moment volop in het handelscircuit begaf en daadwerkelijk over verdovende middelen kon beschikken, wel degelijk gericht waren op de verkoop van verdovende middelen.
Voor de voorbereidingshandelingen die zagen op handelingen die onder 1 als voltooid bewezen zijn verklaard, geldt dat sprake is van eendaadse samenloop.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 26 november 2019 tot en met 8 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij in de periode van 26 november 2019 tot en met 8 maart 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten
hebbende verdachte en/of verdachtes mededaders en/of anderen (telkens)
- PGP/crypto-telefoons verkregen en voorhanden gehad, en
- afspraken gemaakt en/of inlichtingen verkregen en/of doorgegeven en/of onderhandelingen gevoerd met (ver)koper(s) en/of (een) ander(en) om cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine te vervoeren en/of te kopen en/of te verkopen, en
- foto's van verdovende middelen ontvangen en verstuurd en voorhanden gehad, en
- een hoeveelheid (wederrechtelijk verkregen) geld voorhanden gehad;
3.
hij omstreeks de periode van 1 en 2 december 2020 in Nederland een voorwerp, te weten:
- een hoeveelheid contant geld (te weten 464.750 euro)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een kwalificatie-uitsluitingsgrond nu het geldbedrag waarop de bewezenverklaring ziet, dat de verdachte alleen voorhanden heeft gehad, afkomstig was uit diens eigen misdrijf. De raadsman heeft onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raad geconcludeerd tot ontslag van alle rechtsvervolging voor dit feit. De rechtbank verwerpt dit verweer. Gelet op de hiervoor onder 3.4 gegeven bewezenverklaring kan het feit worden gekwalificeerd als het in artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht omschreven eenvoudig witwassen.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
2.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/vervoermiddelen/stoffen/gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd,
3.
eenvoudig witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de bepaling van de duur van een gevangenisstraf uit te gaan van een hoeveelheid verhandelde drugs van in totaal 22 kilogram. Ook heeft hij verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, meer in het bijzonder de financiële situatie die ertoe heeft geleid dat de verdachte in drugs is gaan handelen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van een duur niet langer dan 40 maanden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, waarbij het onder 2 bewezenverklaarde feit gedeeltelijk in een onderlinge verhouding van eendaadse samenloop staat met het onder 1 bewezenverklaarde, als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. Ook heeft de rechtbank zich laten leiden door de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer vijftien maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. In totaal heeft hij 22 kilogram verhandeld. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen treffen van voorbereidingshandelingen voor diezelfde handel. Hierbij is in zekere mate sprake geweest van een georganiseerd verband en professionaliteit. Zo kon de verdachte gebruik maken van zogenoemde werkhuizen om drugs te tonen aan potentiële kopers. Tot slot heeft de verdachte zich bij één van de door hem mede gesloten deals schuldig gemaakt aan het eenvoudig witwassen van een groot geldbedrag.
Harddrugs bestaan uit voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in harddrugs gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder het gebruik van geweld, hetgeen de laatste jaren in grofheid lijkt toe te nemen. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan een georganiseerde vorm van drugscriminaliteit die gepaard gaat met zwarte geldstromen en ondermijning van de Nederlandse samenleving. Door eenvoudig witwassen wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 maart 2023.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij voor een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram als uitgangspunt heeft te gelden een gevangenisstraf vanaf de bandbreedte van 50 maanden (standaard) en 72 maanden (organisatie). De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte meegewogen dat hij openheid van zaken heeft gegeven over zijn handelingen en de laakbaarheid daarvan lijkt in te zien.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het tijdens de aanhouding van verdachte op 27 maart 2022 op Schiphol onder de verdachte aangetroffen bedrag en in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 7.589,10 dient te worden verbeurd verklaard. Ook heeft hij verklaard dat hij met de onder 1 bewezenverklaarde handel in harddrugs geld heeft verdiend. Vast is komen te staan dat de verdachte in de periode 1 januari 2019 tot en met 25 maart 2022 niet heeft beschikt over een legaal inkomen (dossierpagina 225). Eén en ander leidt tot de conclusie dat het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezenverklaarde feit moet zijn verkregen.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een iPhone, dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
Op de beslaglijst staat ook vermeld een geldbedrag van 10.000 euro. De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat dit bedrag al is teruggegeven aan de vader van de verdachte. Dit volgt ook uit de schriftelijke beslissing van 26 september 2022 van de officier van justitie in het dossier. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat geen sprake meer is van strafvorderlijk beslag op dit geldbedrag en de rechtbank zal hierover dan ook geen beslissing meer nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 47, 55, 57, 63 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
50 (vijftig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 vermelde geldbedrag van 7.589,10 euro.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 4 vermelde voorwerp, te weten 1 STK Telefoontoestel (goednummer 1355073, blauw, merk: Apple iPhone).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. G.M.G. Hink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2023.