ECLI:NL:RBNHO:2023:5138

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
15/047600-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak en woningoverval met geweld tegen minderjarige

Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in een woning, die resulteerde in een woningoverval. De verdachte heeft de woning binnengekomen door de achterdeur open te breken en heeft twee kluizen uit een slaapkamer meegenomen. Tijdens deze inbraak trof hij de vijftienjarige dochter des huizes aan, die hij met geweld heeft vastgebonden en haar mond heeft afgeplakt met tape. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat de inbraak gepaard ging met geweld tegen de dochter, wat de ernst van het feit vergroot. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank heeft ook een beslissing genomen op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, waarbij een deel van de vordering is toegewezen en een ander deel niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de impact van het delict op het slachtoffer, een minderjarig meisje, zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar heeft spijt betuigd voor zijn daden. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen tot een bedrag van € 3.497,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/047600-22 (P)
Uitspraakdatum: 30 mei 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 mei 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Loon en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning, twee kluizen met inhoud (waaronder goud en/of gouden sieraden en/of sleutels), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] (geboren op [geboortedatum 2]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een hand op/voor de mond van die [benadeelde 3] te drukken/houden, en/of
- de polsen/handen van die [benadeelde 3] (met duct tape) aan elkaar te tapen/vast te binden, en/of
- de enkels/voeten van die [benadeelde 3] (met duct tape) aan elkaar te tapen/vast te binden, en/of
- die [benadeelde 3], terwijl haar polsen/handen en/of enkels/voeten aan elkaar getaped/vastgebonden waren, op de bank te leggen, en/of
- de mond van die [benadeelde 3] (met duct tape) dicht te tapen/af te dekken/plakken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Bewijsmiddelen:
 De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2023 heeft afgelegd;
 Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde 3] op 23 februari 2022 (zaaksdossier pagina 38 e.v.);
 Een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 4] op 23 februari 2022 (zaaksdossier pagina 109 e.v.);
 Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] op 9 juni 2022 (persoonsdossier [medeverdachte] pagina 43 e.v.).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 23 februari 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, uit een woning, twee kluizen met inhoud (waaronder gouden sieraden en sleutels), die toebehoorden aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [benadeelde 3] (geboren op [geboortedatum 2]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door:
- een hand voor de mond van die [benadeelde 3] te houden, en
- de handen van die [benadeelde 3] met duct tape aan elkaar te tapen en
- de voeten van die [benadeelde 3] met duct tape aan elkaar te tapen en
- die [benadeelde 3], terwijl haar handen en voeten aan elkaar getaped waren, op de bank te leggen, en
- de mond van die [benadeelde 3] met duct tape dicht te plakken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij oplegging van een gevangenisstraf aan de verdachte, een zo groot mogelijk deel daarvan in voorwaardelijke vorm op te leggen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft hij onder meer aangevoerd dat de verdachte door anderen onder druk is gezet de inbraak te plegen en dat hij in de veronderstelling was dat de woning verlaten was. Toen de verdachte de dochter des huizes trof, heeft hij geprobeerd de rust te bewaren en haar niet bang te maken. Er was geen sprake van een vooropgezet plan om iemand geweld aan te doen. De verdachte heeft in een vroeg stadium spijt betuigd aan de dochter en de andere familieleden. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door openheid van zaken te geven.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning die is uitgemond in een woningoverval. De verdachte en zijn medeverdachte(n) zijn planmatig te werk gegaan. In de dagen voor de woningoverval hebben zij voorverkenningen gedaan. De verdachte is vervolgens in de vroege ochtend de woning binnen gegaan door de achterdeur open te breken. Toen hij in een slaapkamer op de eerste verdieping twee kluizen uit een kast had gepakt om deze mee te nemen, liep de vijftienjarige dochter des huizes de slaapkamer in. Zij was op dat moment alleen thuis. De verdachte heeft zijn hand voor de mond van de dochter gedaan. Ze zijn samen naar beneden gegaan en daar heeft hij met tape de handen en voeten van de dochter vastgetaped en haar op de bank neergelegd. Vervolgens heeft hij ook haar mond afgeplakt met tape. Daarna heeft de verdachte de woning verlaten met de twee kluizen met inhoud.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een buitengewoon ernstig feit. Juist de eigen woning is een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Bovendien is sprake geweest van een kwetsbaar slachtoffer: een minderjarig meisje dat – alleen thuis en half gekleed en net uit bed – geconfronteerd werd met de verdachte in haar eigen woning en door hem is vastgebonden. Het handelen van de verdachte richting het minderjarige slachtoffer heeft begrijpelijkerwijs een grote impact op haar gehad. Uit de verklaring die zij ter terechtzitting heeft afgelegd, blijkt onder meer dat ze nog altijd mentale klachten van het feit ondervindt. De verdachte heeft verklaard ervan te zijn uitgegaan dat niemand in de woning zou zijn, maar toen hij de dochter trof heeft hij er niet voor gekozen de woning direct te verlaten. De verdachte heeft er juist voor gekozen geweld toe te passen. De verdachte heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de persoonlijke levenssfeer en eigendommen van anderen. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor maatschappelijke onrust en versterken zij de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Ter terechtzitting en bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de diefstal niet wilde plegen, maar zich hier toch schuldig aan heeft gemaakt omdat hij door anderen onder druk werd gezet. De raadsman heeft de rechtbank verzocht deze omstandigheid in strafmatigende zin mee te wegen bij de strafoplegging. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank hiertoe geen aanleiding. De rechtbank wil aannemen dat sprake is geweest van een bepaalde dynamiek en rolverdeling tussen de personen, maar het enige aanknopingspunt dat het dossier biedt voor de gestelde dwang, is de verklaring van de verdachte zelf. Bovendien blijkt uit zich in het dossier bevindend berichtenverkeer tussen de verdachte en één van de personen die de verdachte onder druk zou hebben gezet, uitgewisseld twee maanden na de inbraak, dat het contact tussen hen allerminst dreigend of dwingend van aard was.
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die bij een diefstal met geweld in een woning met licht geweld uitgaan van een gevangenisstraf van drie jaren. Strafvermeerderende factoren die de rechtbank hierbij zal meewegen zijn het kwetsbare slachtoffer en de professionele wijze waarop de diefstal mede door de verdachte is voorbereid en uitgevoerd.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 februari 2023. Hieruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk tot een gevangenisstraf is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte vrijwel direct na zijn overlevering het feit heeft bekend en openheid van zaken heeft gegeven. Ook heeft de verdachte op meerdere momenten spijt betuigd, met name als het gaat om zijn handelingen richting het minderjarige slachtoffer. Deze spijtbetuigingen zijn bij de rechtbank oprecht over gekomen.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] (hierna: de familie) hebben een vordering tot schadevergoeding van € 41.617,62 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zouden hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade valt in twee delen uiteen: materiële schade voor de familie gezamenlijk en immateriële schade voor dochter [benadeelde 3].
Verder is gevorderd een bedrag van € 907,50 als vergoeding voor proceskosten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met uitzondering van de post ‘verlies van arbeidsvermogen vader en zoon’ en de post ‘verlies van arbeidsvermogen van moeder’, nu deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Daarom dient de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen ten aanzien van de post ‘2 kluizen weggenomen’ á € 347,00 en de post ‘smartengeld’ á
€ 3.000,00. Ten aanzien van de post ‘vervanging twee sloten woningen + sleutels’ heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding voor het vervangen van de sloten en sleutels van de woning waar de diefstal heeft plaatsgevonden kan worden toegewezen tot een bedrag van € 150,00, maar dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een woning in Bulgarije en dat hiervan de sleutels zich in de weggenomen kluizen bevonden, reden waarom dit deel van de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van alle overige posten is volgens de raadsman sprake van een onevenredige belasting van het strafgeding en dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. Per gevorderde schadepost luidt de betwisting als volgt.
Ten aanzien van de post ‘Weggenomen goud’ is de gewichtsbepaling gedaan op grond van een schatting en op grond van een pure 14 karaats goudprijs, terwijl dit niet onderbouwd wordt. Voor een reële waardebepaling zal nader onderzoek dienen plaats te vinden en daarmee is de vordering te complex voor het strafproces. Ten aanzien van de post ‘vervanging slot van auto, brommer, werkbus’ is niet onderbouwd en niet te controleren of de sleutels in de kluis zaten. Bovendien wordt het gevorderde bedrag van € 900,- niet onderbouwd met een factuur. Ten aanzien van de post ‘Verlies arbeidsvermogen vader en zoon’ is niet onderbouwd waarom twee weken door zowel vader als zoon niet gewerkt kon worden en is bovendien onvoldoende informatie beschikbaar voor het vaststellen van de eventueel gemiste inkomsten, nu enkel twee willekeurige facturen zijn overgelegd. Ten aanzien van de post ‘Verlies arbeidsvermogen moeder’ is de vordering in het geheel niet onderbouwd.
Tot slot, stelt de raadsman zich op het standpunt dat ten aanzien van de gevorderde proceskosten aansluiting dient te worden gezocht bij het gebruikelijke liquidatietarief.
Beoordeling vordering materiële schade van de familie
De namens de familie ingediende vordering tot schadevergoeding voor materiële schade bestaat uit een aantal posten. De rechtbank overweegt ten aanzien van die posten als volgt.
1. Weggenomen goud
Het is evident dat de familie schade heeft geleden doordat bij het bewezenverklaarde feit gouden sieraden zijn weggenomen. De rechtbank kan evenwel, gelet op de onderbouwing van deze post, onder meer niet vaststellen wat het totaalgewicht was van het weggenomen goud, wat het goudgehalte in de sieraden was en van welke goudprijs uitgegaan dient te worden. Dit maakt dat de rechtbank onvoldoende is ingelicht om een beslissing ten aanzien van deze schadepost te kunnen nemen. Het vaststellen van de waarde van de weggenomen sieraden levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de civiele rechter aanbrengen.
2. Vervanging twee sloten woningen en sleutels
Namens de familie is gesteld dat sloten zijn vervangen van de woning in Nederland waar de inbraak plaatsvond en van een woning in Bulgarije. Van de woning in Bulgarije zou de sleutel zijn weggenomen bij de inbraak. Ook zijn extra sleutels bij gemaakt. Voor de woningen samen is een bedrag van € 300,00 gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor vervanging van het slot van en het bijmaken van sleutels voor de woning in Nederland rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank bepaalt dit bedrag op € 150,00. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen. Voor het overige, het huis in Bulgarije en de vervanging van de sloten aldaar, is de vordering gemotiveerd betwist door de raadsman van de verdachte en aan de zijde van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
3. Vervanging slot van auto, brommer en werkbus
De gestelde schade voor de vervanging van weggenomen sleutels van vervoermiddelen is naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de gemotiveerde betwisting, onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
4. Twee kluizen
De rechtbank is van oordeel dat de kosten à € 347,00 voor vervanging van twee weggenomen kluizen rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
5. Verlies van arbeidsvermogen vader en zoon
De gestelde schade voor verlies van arbeidsvermogen van vader en zoon is naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende onderbouwd. Ten eerste is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een rechtstreeks verband tussen de veronderstelde schade en het bewezenverklaarde feit. Bovendien, indien het rechtstreeks verband zou worden aangenomen, is met de overlegde inkomensgegevens onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke schade precies geleden is. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
6. Verlies van arbeidsvermogen moeder
De gestelde schade voor verlies van arbeidsvermogen van moeder is naar het oordeel van de rechtbank in het geheel niet onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Beoordeling vordering immateriële schade van [benadeelde 3], wettelijk vertegenwoordigd door [benadeelde 4]
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op aard en ernst van de normschending kan dit worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
Gelet op de gevolgen die het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend, komt het gevorderde bedrag van € 3.000,00 de rechtbank billijk voor. Ter terechtzitting heeft de verdachte ten aanzien van dit deel van de vordering expliciet verklaard dat hij bereid is het gevorderde bedrag te betalen.
Conclusie schadevergoeding
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.497,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Het deel van het toegewezen bedrag dat ziet op materiële schade, € 497,00, zal om redenen van executie in het dictum worden toegekend aan één van de ouders van het gezin, te weten [benadeelde 4]. Dit doet niet af aan het feit dat de rechtbank de vordering toekent aan alle vier de bovengenoemde leden van het gezin. Het deel van het toegewezen bedrag dat zie op immateriële schade, € 3.000,00, zal worden toegekend aan [benadeelde 3].
De rechtbank zal bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag.
BEM-rekening
De rechtbank zal bepalen dat de ten behoeve van [benadeelde 3] (geboren [geboortedatum 2]) te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van haar te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordigers kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met braak en geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde vergoeding voor proceskosten toewijzen nu het gevorderde bedrag onder het op basis van het liquidatietarief toe te kennen bedrag blijft.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in overleveringsdetentie, verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 497,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Palazova, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 907,50 inclusief BTW, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 497,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3], wettelijk vertegenwoordigd door [benadeelde 4],geleden schade tot een bedrag van
€ 3.000,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover genoemde bedragen of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan een benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partijen in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen.
Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding voor [benadeelde 3] (geboren [geboortedatum 2]) zal worden gestort op een ten behoeve van haar te openen rekening met een BEM-clausule.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. G.M.G. Hink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2023.