Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Intercity Real Estate Management B.V.
1.Het procesverloop
2.Feiten
‘
als ik me genoodzaakt voel kontakt met je op te nemen dan weet je dat er weer iets aan de hand is, en dat is er.Nog steeds heb ik pas 1(!!!) afrekening servicekosten gezien en nog geen enkele verhoging van het voorschot gezien. Hoewel ik daar al sinds januari op aandring en [betrokkene 5] dit ook meerdere keren gedaan heeft. Wij zijn nu behoorlijk aan het voorfinancieren en heb dat ook meermaals aangegeven dat ikd at een ongewenste en zelfs gevaarlijk situatie vind. Van collega beleggers heb ik al gehoord dat die nu al hun beheerders aansprakelijk stellen voor het niet goed informeren van de huurders over de gevolgen van de exorbitant stijgende energieprijzen. Huurders zullen hetzelfde doen met de naheffingen die er aan zullen komen in 2023 omdat "men bij IRM blijkbaar alles onder controle heeft". Maar dit grenst inmiddels aan het nalatige. Ik maak me echt grote zorgen over dit gebrek aan inzicht in de schade die deze nalatigheid gaat aanrichten zowel financieel als in de relatie met onze huurders.Eind van de maand was altijd al te laat en dat er tussentijds helemaal niets komt? Ik hoop dat je snel wat schot in dit gepruts gaat brengen, want ik kan je verzekeren dat wij de rekening die hier van komt zeker niet op gaan pakken.’
‘Het onderstaande is een vervelend bericht, ik was hiervan totaal niet op de hoogte en had de indruk dat alles onder controle is.
‘De planning overzichten staan op het netwerk en hebben we eerder samen geopend en doorgesproken. Inderdaad, het doel is om de SK-afrekeningen 2021 voor jaareinde afgerekend te hebben, dit is zo besproken en hier werkt het team hard aan.
‘De relatie met de heer de [gedaagde] is niet werkbaar geworden. Zijn halsstarrige en niet klant vriendelijk houding, naast het ontbreken van vastgoed beheer kennis ertoe leidt dat SynVest de relatie met Intercity niet zou voortzetten als hij zou blijven. Dit zou de toekomst van Intercity en haar werknemers in gevaar brengen aangezien SynVest de grootse klant is.Als aandeelhouder heb ik diverse maken contact met hem gehad. Mijn eigen ervaring met hem, het vooral niet luisteren, werkte verstorend. Ook was hij niet in staat de resultaten goed te analyseren. De werknemers van Intercity ken ik al jaren en ook van hen begonnen verontrustende signalen te komen over de sfeer op kantoor. Het plotselinge opzeggen van en aantal gewaardeerde medewerkers, waardoor veel kennis verloren is gegaan, is natuurlijk veel zeggend. Wij krijgen het beeld dat er een angst cultuur heerst en dat is niet hoe wij een onderneming geleid wensen te zien. (…)’.
‘
Zoals gisteren besproken ben ik behoorlijk geschrokken van de kwaliteit van de administratie. Dit ben ik niet van jullie gewend. Dit naar aanleiding van de servicekosten afrekeningen die ik maak over 2022. In eerdere jaren heb ik servicekosten afrekeningen voor jullie gemaakt in ongeveer 2 maanden tijd maar de kwaliteit van de administratie maakt dat het op dit moment ontzettend tijdrovend is om een goede afrekening op te stellen waardoor ik meer tijd nodig zal hebben om eea goed af te leveren.(…)Resumerend moet ik vaststellen dat er veel fouten/onjuistheden in de administratie zitten. Dit kan gebeuren als de financiële administratie niet goed wordt gecontroleerd/ gemanaged. Het lijkt erop dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt want anders worden posten niet op verschillende manieren geboekt. Hierdoor moet ik nu eerst de administratie controleren om vervolgens de servicekosten op te kunnen stellen. Al met al kost het mij dus veel meer tijd.’
3.Het verzoek
Primairwordt verzocht te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond) met een groot deel van het personeel, [betrokkene 1] en Van [betrokkene 2] . [gedaagde] heeft op de werkvloer een angstcultuur gecreëerd, [betrokkene 1] over cruciale zaken onjuist/ontoereikend geïnformeerd en werknemers verboden contact met [betrokkene 1] op te nemen. Door deze handelwijze heeft ook Van [betrokkene 2] ieder vertrouwen in [gedaagde] verloren.
Subsidiairdoet IRE een beroep op de h-grond. De arbeidsovereenkomst is een lege huls, nu de belangrijkste klant van IRE niet meer met [gedaagde] wil samenwerken. Bovendien is sprake van verschil van inzicht over de invulling van de functie.
Meer subsidiairwordt ontbinding verzocht op de d-grond, omdat [gedaagde] op vrijwel alle facetten van zijn werk disfunctioneerde en niet de noodzaak inzag om snel met verbeteringen te komen.
Tot slotwordt een beroep gedaan op de i-grond, omdat vanwege een combinatie van genoemde gronden niet van IRE kan worden gevergd de arbeidsrelatie te laten voortduren.
Herplaatsing ligt volgens IRE niet in de rede.
nevenverzoekverzoekt IRE om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagde] de bedrijfsauto na 22 februari 2023 niet bij IRE heeft ingeleverd. [gedaagde] heeft geweigerd de auto in te leveren ondanks verzoeken daartoe van IRE, die de auto nodig heeft voor eigen gebruik. [gedaagde] is gehouden de schade die IRE hierdoor lijdt, te vergoeden.
4.Het verweer en het (voorwaardelijk) tegenverzoek
Primairmoet het ontbindingsverzoek worden afgewezen, omdat geen sprake is van enige voldragen ontslaggrond. [gedaagde] is plotseling en zonder deugdelijke grond op non-actief gezet. De verwijten aan zijn adres zijn niet eerder met hem besproken, feitelijk onwaar en gezocht. IRE heeft bewust op een verstoorde arbeidsrelatie willen aansturen en vanaf het begin afgekoerst op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Subsidiair, voor het geval het ontbindingsverzoek wordt toegewezen, maakt [gedaagde] aanspraak op een transitievergoeding van € 7.316,- bruto en een billijke vergoeding van € 250.000,- bruto. Verder wordt verzocht voor recht te verklaren dat IRE geen rechten aan het overeengekomen concurrentiebeding kan ontlenen.
tegenverzoekvraagt [gedaagde] de kantonrechter om voor recht te verklaren dat zijn salaris vanaf 1 januari 2023 (na indexering) € 11.260,93 bruto per maand exclusief emolumenten bedraagt. Het verzoek is gedaan onder de voorwaarde dat IRE de indexatieclaim van [gedaagde] niet erkent.
5.De beoordeling
alshij 10 november 2022 niet op non-actief zou zijn gesteld.
ernstig en duurzaamverstoord is geraakt en dat IRE zich voldoende heeft ingespannen om tot verbetering/herstel van de arbeidsverhoudingen te komen.
koninformeren, omdat deze onvrede nooit met hem was gedeeld én (zoals IRE in haar pleitnota heeft bevestigd) pas na zijn non-actiefstelling naar boven is gekomen.
beleid. IRE heeft wél aangevoerd dat er een verschil van inzicht is over de wijze waarop de
functiemoet worden uitgeoefend, maar de omstandigheden waarmee zij dit onderbouwt zijn allemaal terug te voeren op kritiek op het
functionerenvan [gedaagde] . Daarvoor is de h-grond niet bedoeld. Daarbij komt dat IRE geen enkele (aantoonbare) moeite heeft gedaan om te proberen een eventueel gerezen verschil van inzicht te overbruggen. Na de non-actiefstelling is weliswaar over de inzet van mediation gesproken, maar dat is niet van de grond gekomen omdat IRE wilde dat [gedaagde] daaraan de helft zou meebetalen.