ECLI:NL:RBNHO:2023:5085

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
C/15/326199 / HA ZA 22-185
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over afwatering, eigendom van grond, verwijderd hekwerk, ventilatierooster en dakgoot

In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2023, betreft het een burengeschil tussen twee partijen die naast elkaar wonen. De eiser, [eiser/verweerder], heeft diverse vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde/eiseres], met betrekking tot afwatering van hemelwater, eigendom van een stukje grond, een verwijderd hekwerk, een dichtgemaakt ventilatierooster en een overhangende dakgoot. De eiser stelt dat hij door verjaring recht heeft op een erfdienstbaarheid die hem toestaat om af te wateren via het perceel van de gedaagde. De rechtbank oordeelt dat er inderdaad een erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring en dat de gedaagde verplicht is om de afwatering te herstellen. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld om mee te werken aan de registratie van de eigendomsverhoudingen bij het Kadaster en het ventilatierooster weer open te maken. De rechtbank wijst de vorderingen van de gedaagde in reconventie af, waarbij zij stelt dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims van onrechtmatige hinder en schade. De proceskosten worden toegewezen aan de eiser, die grotendeels in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/326199 / HA ZA 22-185
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [gedaagde/eiseres],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.M. van der Zwart te Amsterdam,
tegen
[gedaagde/eiseres],
wonende te [gedaagde/eiseres],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.S. van Gaalen te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiseres] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 juli 2022
  • de aanvullende producties 16A t/m 18 van de zijde van [gedaagde/eiseres]
  • het proces-verbaal van plaatsopneming van 21 november 2022
  • de brief van mr. Van Gaalen namens [gedaagde/eiseres] met daarin het verzoek om voort te procederen en haar toe te staan een conclusie na comparitie over te leggen met producties 19 en 20
  • de brief van mr. Zoete-van der Zwart namens [eiser/verweerder] met daarin een bezwaar tegen de door [gedaagde/eiseres] overgelegde stukken en het verzoek om vonnis te wijzen
  • de conclusie na comparitie met producties 19 t/m 22 van de zijde van [gedaagde/eiseres]
  • de conclusie na plaatsopneming en mondelinge behandeling van de zijde van [eiser/verweerder].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen zijn buren. Deze zaak gaat over diverse geschillen die tijdens de sloop- en bouwwerkzaamheden aan de woning van [gedaagde/eiseres] tussen partijen zijn ontstaan. Die discussie ziet onder meer op de afwatering van het hemelwater van [eiser/verweerder], de eigendom van een stukje grond, een verwijderd hekwerk, een dichtgemaakt ventilatierooster en een overhangende dakgoot. Verder meent [gedaagde/eiseres] dat [eiser/verweerder] zich tegenover haar onrechtmatig uitlaat en onredelijke overlast veroorzaakt, waarvoor zij een schadevergoeding wenst.

3.Feiten

3.1.
[eiser/verweerder] is sinds 1986 eigenaar van de woning gelegen aan de [adres]. Het oude adres van de woning is [adres]. [eiser/verweerder] woont samen in de woning met zijn echtgenote, mevrouw [A.].
3.2.
[gedaagde/eiseres] is sinds 31 juli 2019 eigenaar van het naastgelegen perceel met daarop een woning aan de [adres]. Nadat zij daartoe een omgevingsvergunning heeft verkregen heeft zij de woning grotendeels doen slopen en op het perceel een nieuwe woning laten bouwen, welke woning zij in 2021 heeft betrokken.
3.3.
Tijdens de bouw en in de periode daarna zijn tussen partijen diverse geschillen ontstaan. Een van de geschillen betrof de afwatering van het perceel van [eiser/verweerder]. Vóór de nieuwbouw door [gedaagde/eiseres] waterde [eiser/verweerder] af via het perceel van [gedaagde/eiseres]. [gedaagde/eiseres] heeft die afwatering gewijzigd en (onder meer) de afvoer in de dakgoot van [eiser/verweerder], waardoor deze afwatering plaatsvond, dichtgemaakt.
Op een tweetal door [eiser/verweerder] overgelegde bouwtekeningen uit 1928 is op het perceel van [gedaagde/eiseres] in de hoek op de grens van beide panden, waar de verwijderde afvoer heeft gezeten, een afwateringsput en een rioleringsaanduiding zichtbaar.
3.4.
Op 14 april 2021 heeft tussen partijen een bespreking plaatsgevonden. Bij dit gesprek was ook de gemachtigde van [eiser/verweerder] aanwezig.
3.5.
Bij e-mails van 14 en 22 april 2021 heeft de gemachtigde van [eiser/verweerder] een bevestiging van de tijdens de bespreking van 14 april 2021 gemaakte afspraken gestuurd aan [gedaagde/eiseres]. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
Concreet hebben we met elkaar het volgende afgesproken
(…)
- [gedaagde/eiseres] neemt op korte termijn contact op met Patina Dakbeheer B.V. met het verzoek de situatie ten aanzien van de hemelwaterafvoer te bekijken en te bezien of de grindput+grespijp zoals op oude tekeningen zichtbaar nog in de grond van perceel van [gedaagde/eiseres] liggen. In het algemeen zal aan Patina gevraagd of / en hoe afwatering vanaf dak van [eiser/verweerder] veilig kan plaatsvinden op perceel van [gedaagde/eiseres]. [gedaagde/eiseres] heeft, als overeenstemming bereikt kan worden over een oplossing, geen bezwaar tegen het plaatsen van een pijp tegen de muur. Zij is voornemens voor deze muur een hek te plaatsen.
- In de muur zitten gaten. Deze gaten bieden ventilatie aan de woning van [eiser/verweerder]. [eiser/verweerder] zal met metselaar/ aannemer bespreken welke gaten open moeten blijven en welke niet. [gedaagde/eiseres] zal [eiser/verweerder] daar toegang voor verlenen op haar perceel.
De groen plaat kan verwijderd worden en afhankelijk van de ventilatie achter deze plaat kunnen de buizen verwijderd worden. deze buizen kunnen in ieder geval gelijk met de muur gemaakt worden en hoeven niet uit te steken.
Voor de gaten die noodzakelijk zijn voor de ventilatie zal een rooster oid geplaatst worden. dat zal in overleg plaatsvinden.
[gedaagde/eiseres] heeft aangeboden de kosten voor metselen gaten muur voor haar rekening te nemen.
(…)
Het witte hek van dakterras van [eiser/verweerder] zal niet aan de gevel van [gedaagde/eiseres] vastgemaakt worden. [eiser/verweerder] heeft geen bezwaar tegen het plaatsen van een grote pot met beplanting op deze plek. Dit wel met kleine waarschuwing dat het op het dak flink kan waaien met westerstorm en dat [gedaagde/eiseres] hier op bedacht moet zijn, dat zij niet een te lichte pot zal neerzetten.
(…)
3.6.
Bij e-mail van 26 april 2021 heeft (de moeder van) [gedaagde/eiseres] hierop gereageerd en een aantal van de hiervoor vermelde punten weersproken, omdat dit geen ‘harde afspraken’ zouden zijn.
3.7.
[gedaagde/eiseres] heeft vervolgens Patina Dakbedekkingen ingeschakeld om onderzoek te doen naar de mogelijke aanwezigheid van een gresrioleringsbuis en/of grindpunt. In een
e-mail van Patina van 29 april 2021 staat dat er geen grindput of grespijp door hen is aangetroffen op het perceel van [gedaagde/eiseres]. Zij adviseert het bestaande dak van [eiser/verweerder] niet in de tuin van [gedaagde/eiseres] te laten afwateren anders dan door middel van een leiding met hemelwaterafvoerbuizen op de hemelwaterafvoerleiding. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om de hemelwaterafvoer aan te sluiten op een apart aangelegd rioolafwateringssysteem.
De kosten hiervan zijn door Patina begroot op € 500,00 – € 1.000,00 exclusief btw.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiser/verweerder] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat als gevolg van verjaring ten gunste van het erf van [eiser/verweerder] en ten laste van het erf van [gedaagde/eiseres] een erfdienstbaarheid bestaat, krachtens welke erfdienstbaarheid (thans) [gedaagde/eiseres] moet dulden dat (thans) [eiser/verweerder] afwatert via haar, [gedaagde/eiseres], erf (op de wijze zoals het geval was voordat gedaagde haar pand kocht);
II. [gedaagde/eiseres] te veroordelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis de afwatering te herstellen, in dier voege dat de (hoofd)afvoer weer wordt opengemaakt, dat aan deze (hoofd)afvoer een regenpijp wordt bevestigd en dat er voor wordt gezorgd dat de regenpijp afwatert in het riool en/of de afwateringsput, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat gedaagde met de nakoming van het vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,-;
III. voor recht te verklaren dat [eiser/verweerder] door verjaring rechthebbende is geworden van een ten processe nader aangeduid driehoekje grond;
IV. [gedaagde/eiseres] te veroordelen om er na betekening van dit vonnis aan mee te werken dat de nieuwe eigendomsverhoudingen bij het kadaster worden ingeschreven, onder welke medewerking zo nodig begrepen moet worden het doen opmaken van een notariële akte en te bepalen dat dit vonnis in de plaats kan treden van een ter uitvoering van het vonnis op te maken akte;
V. [gedaagde/eiseres] te veroordelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis voormeld stuk hekwerk terug te plaatsen, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagde/eiseres] met de nakoming van het vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
VI. [gedaagde/eiseres] te veroordelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis voormeld ventilatierooster weer open te maken, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagde/eiseres] met nakoming van het vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
VII. [gedaagde/eiseres] te veroordelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis de aan de zijkant van de woning overhangende goot en hemelwaterafvoer te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagde/eiseres] met de nakoming van het vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
VIII. althans dat het de rechtbank behage de gevraagde voorzieningen zo te formuleren als hij in goede justitie geraden acht;
IX. althans dat het de rechtbank behage die voorzieningen te treffen die hij in goede justitie geraden acht;
X. met veroordeling van [gedaagde/eiseres] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met een bedrag van € 163,- voor nakosten, zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgehad, verhoogd met een bedrag van € 85,- indien en voor zover [gedaagde/eiseres] gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling zal hebben voldaan en het vonnis om die reden is betekend en deze bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen nadat deze bedragen verschuldigd zijn geworden tot aan de dag der algehele voldoening.
4.2.
[gedaagde/eiseres] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[gedaagde/eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiser/verweerder] te verbieden na betekening van het vonnis om nog langer onrechtmatig te handelen en/of onrechtmatige hinder te plegen jegens [gedaagde/eiseres], op straffe van een dwangsom van € 1.500,- per gebeurtenis, dag of dagdeel dat [eiser/verweerder] dit verbod overtreedt;
II. [eiser/verweerder] te verbieden om na betekening van dit vonnis nog op enigerlei wijze contact contact te zoeken met [gedaagde/eiseres], waarbij het [eiser/verweerder] in het bijzonder verboden wordt om [gedaagde/eiseres] persoonlijk op haar eigen perceel aan te spreken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,- per gebeurtenis, dag, of dagdeel dat [eiser/verweerder] dit contactverbod overtreedt;
III. [eiser/verweerder] te verbieden na betekening van dit vonnis onredelijke overlast jegens [gedaagde/eiseres] te veroorzaken, althans deze beveelt zich te onthouden van de volgende specifieke gedragingen jegens [gedaagde/eiseres]: bedreigingen, beledigingen, intimidatie en/of geluidsoverlast, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,- per gebeurtenis, dag of dagdeel dat [eiser/verweerder] zich hier niet aan houdt;
IV. [eiser/verweerder] te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 3.813,56 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betekende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
V. Indien de erfdienstbaarheid van afwatering vast komt te staan [eiser/verweerder] te verplichten:
o Een vergoeding aan [gedaagde/eiseres] te betalen nader vast te stellen door de rechtbank;
o Een retributie aan [gedaagde/eiseres] te betalen nader vast te stellen door de rechtbank;
VI. Indien de bevrijdende verjaring van eigendom in casu vast komt te staan vordert [gedaagde/eiseres] een vergoeding in natura van [eiser/verweerder] bestaande uit het terug leveren van dit stukje grond aan [gedaagde/eiseres] zoals in de dagvaarding aangegeven, althans een vergoeding aan [gedaagde/eiseres] te betalen nader door de rechtbank vast te stellen;
VII. De dwangsommen te vermeerderen met wettelijke rente, berekend vanaf het moment van verbeuren van ieder afzonderlijke dwangsom tot aan de dag der algehele voldoening;
VIII. [eiser/verweerder] te veroordelen in de kosten van dit geding, zowel in conventie als in reconventie, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na het vonnis tot en met de dag van algehele voldoening.
4.5.
[eiser/verweerder] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Het geschil in conventie ziet op de volgende onderwerpen, die de rechtbank hierna afzonderlijk zal behandelen:
Afwatering
Eigendom van “de driehoek” grond
Hek
Ventilatierooster
Dakgoot en hemelwaterafvoer
1.
Afwatering
5.2.
[eiser/verweerder] stelt dat als gevolg van verjaring ten gunste van zijn erf en ten laste van het erf van [gedaagde/eiseres] een erfdienstbaarheid bestaat die inhoudt dat [gedaagde/eiseres] moet dulden dat [eiser/verweerder] afwatert via haar erf. [eiser/verweerder] betoogt dat hij decennialang via een drietal aan de zijkant van zijn woning bevestigde regenpijpen heeft afgewaterd in de tuin van [gedaagde/eiseres].
5.3.
[gedaagde/eiseres] voert aan dat het bestaan van deze vormen van afwatering niet vast staat en dat [eiser/verweerder] in dit geding daarvan ook geen bewijs levert. Een riolering of grindput is bij de verbouwing niet aangetroffen.
Op grond van artikel 5:74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet een erfdienstbaarheid op de voor het diende erf minst bezwarende wijze geschieden. Omdat een riolering of grindput niet is aangetroffen zou afwatering op het perceel van [gedaagde/eiseres] ertoe leiden dat zij met grote schade te maken krijgt.
5.4.
Verder beroept [gedaagde/eiseres] zich op art. 5:78 sub a BW, nu op grond van onvoorziene omstandigheden niet van haar niet kan worden gevergd dat de door [eiser/verweerder] gestelde erfdienstbaarheid ongewijzigd in stand blijft. Indien zij ertoe zou worden verplicht om afwatering van het hemelwater te gedogen door aansluiting op haar riolering, zou zij naar alle waarschijnlijkheid worden geconfronteerd met verstoppingen door bladeren en/of ander vuil wat van het dak van [eiser/verweerder] via de hemelwaterafvoer in haar riolering beland.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt. [gedaagde/eiseres] heeft niet voldoende gemotiveerd betwist dat [eiser/verweerder] afwaterde via het perceel dat thans haar eigendom is. Ook is door [gedaagde/eiseres] niet betwist dat zij de afvoer in de dakgoot die afwaterde naar de betrokken regenpijp heeft laten dichtmaken. Vast staat verder dat het dak van [eiser/verweerder] op afschot ligt richting die dichtgemaakte opening.
De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat [eiser/verweerder] altijd afwaterde via het perceel van [gedaagde/eiseres].
Uit de overgelegde stukken kan worden geconcludeerd dat er in het verleden voorzieningen hebben gezeten voor de waterafvoer. Dit is in de geschetste omstandigheden voldoende om een erfdienstbaarheid aan te nemen. De omstandigheid dat de voorzieningen door Patina niet zijn aangetroffen en niet kan worden vastgesteld hoe de gresbuis en/of grensput zijn komen te ontbreken is daarvoor geen beletsel, omdat [gedaagde/eiseres] niets heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat die voorzieningen met instemming van [eiser/verweerder] of diens rechtsvoorganger(s) zijn verwijderd.
5.6.
De slotsom is dat door verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan. Deze erfdienstbaarheid had door [gedaagde/eiseres] bij de uitvoering van de verbouwing moeten worden gerespecteerd.
5.7.
De rechtbank leidt uit het advies van Patina af dat er geen technische bezwaren bestaan tegen de aanleg van een afwatering via het perceel van [gedaagde/eiseres] door aansluiting van de bestaande hemelwaterafvoerpunten van [eiser/verweerder] op een apart aangelegd rioolafwateringssysteem, waarvan de kosten in april 2021 werden begroot op een bedrag tussen de € 500,00 en € 1.000,00. Nu niet kan worden vastgesteld dat het aan [gedaagde/eiseres] toe te rekenen is dat deze voorzieningen er niet meer zijn, is er geen grondslag om [gedaagde/eiseres] gehouden te achten zorg te dragen voor aanleg van de werken die nodig zijn om de erfdienstbaarheid van afwatering opnieuw uit te oefenen. Op grond van artikel 5:75 lid 2 BW kan [eiser/verweerder] zelf zorgdragen voor de realisatie van werken die benodigd zijn voor de erfdienstbaarheid. De kosten hiervan komen voor rekening van [eiser/verweerder].
5.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat ook de overige weren van [gedaagde/eiseres] niet slagen. Niet gezegd kan immers worden dat er valide bezwaren bestaan tegen het continueren van het door [eiser/verweerder] verkregen recht. In zoverre slaagt het beroep op art. 5:78 BW niet. Wel ontleent [gedaagde/eiseres] daaraan de bevoegdheid om binnen redelijke grenzen te bepalen hoe de afwatering wordt aangelegd. Het ligt voor de hand dat zij zich daarbij oriënteert op het door Patina gegeven advies. De rechtbank zal de vorderingen sub I en II toewijzen.
De vordering sub II zal als volgt worden toegewezen.
[gedaagde/eiseres] wordt veroordeeld binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de afwatering te doen herstellen, en wel aldus:
  • dat de (hoofd)afvoer weer wordt opengemaakt, dat aan deze (hoofd)afvoer een regenpijp wordt bevestigd en dat er voor wordt gezorgd dat de regenpijp afwatert in het riool en/of de afwateringsput,
  • op een door Patina of andere door [gedaagde/eiseres] in te schakelen loodgieter deugdelijk geachte wijze,
  • op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat gedaagde met de nakoming van het vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-,
  • met dien verstande dat die dwangsom alleen verschuldigd wordt indien [eiser/verweerder] de redelijke kosten van het herstel (die de rechtbank stelt op max. € 1.500,-) voorafgaand aan de uitvoering aan [gedaagde/eiseres] voldoet.
2.
Eigendom van “de driehoek” grond
5.9.
[eiser/verweerder] stelt dat hij door verjaring rechthebbende is geworden van een stuk grond in de vorm van een driehoekje gesitueerd in de tuin aan de voorzijde van de woningen (de zijde aan de Dr. Schuitstraat). [eiser/verweerder] betoogt dat sprake is van een grensoverschrijdende situatie als gevolg van ruilafspraken die ergens in de jaren vijftig, zestig, of zeventig tussen de toenmalige eigenaren zijn gemaakt. Ter onderbouwing verwijst [eiser/verweerder] naar een e-mail die hij op 29 november 2021 van de toenmalige eigenaar van Dr. Schuitstraat 28, de heer Den Heijer, heeft ontvangen. De grondruilafspraken zijn nooit bij het Kadaster vastgelegd.
De grensoverschrijdende situatie bestond al bij aankoop van de woning in 1986. Het stukje grond is afgescheiden van perceel van [gedaagde/eiseres] door middel van een trellisscherm. [eiser/verweerder] stelt de grond altijd te hebben gebruikt voor parkeren en als oprit.
5.10.
[eiser/verweerder] beroept zich primair op verkrijgende verjaring. Hij is meer dan tien jaar bezitter te goeder trouw, welk bezit is aangevangen in 1986 bij aankoop van de woning. Subsidiair beroept [eiser/verweerder] zich eigendomsverkrijging door extinctieve verjaring. Er is volgens [eiser/verweerder] sprake geweest van bezit van het stukje grond gedurende meer dan twintig jaar. Dat bezit volgt volgens hem uit de volgende omstandigheden:
  • Door de aanwezigheid van de schutting maakte het driehoekje grond onlosmakelijk deel uit van het perceel van [eiser/verweerder]
  • Op het driehoekje grond bevindt zich een rioleringsput die is verbonden met het rioleringssysteem van de woning van [eiser/verweerder]
  • heeft de grond altijd gebruikt als parkeermogelijkheid
  • De bestrating van het driehoekje grond laat zien dat deze grond bij het perceel van [eiser/verweerder] hoort.
5.11.
[gedaagde/eiseres] betoogt dat uit een aantal kadastrale bescheiden over een erfgrensconstructie uit 2021 volgt dat de erfgrens geheel anders is dan waar de huidige schutting is geplaatst. Ook heeft [eiser/verweerder] niet aangetoond dat hij het driehoekje grond in bezit heeft genomen. Op het moment van inbezitname is [eiser/verweerder] er uitdrukkelijk op gewezen dat hij zich het stukje grond ten onrechte toe-eigende. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst [gedaagde/eiseres] naar een verklaring van de erfgenamen van de voorgaande bewoner van de woning van [gedaagde/eiseres].
Verder stemt het door [eiser/verweerder] gemarkeerde stukje grond niet overeen met de huidige plaatsing van de erfafscheiding.
5.12.
De rechtbank stelt voorop dat ter beoordeling voorligt de verjaring van het stukje grond zoals geel weergegeven op productie 2 bij dagvaarding. [gedaagde/eiseres] heeft een relaas van bevindingen van het Kadaster overgelegd. Hierop staan drie verschillende punten afgebeeld, te weten: de huidige situatie, de erfgrens volgens het Kadaster en de verkavelde situatie zoals die door de vorige eigenaren zou zijn afgesproken. Tijdens de plaatsopneming heeft de rechtbank geconstateerd dat huidige erfafscheiding in vrijwel rechte lijn op de woning van [eiser/verweerder] staat. Dit komt overeen met het geel gemarkeerde gedeelte en niet met de lijn als afgebeeld op het hiervoor genoemde relaas. Door [gedaagde/eiseres] is onvoldoende betwist dat het stukje grond sinds 1986 was afgeschermd met een schutting en onderdeel uitmaakte van de oprit van [eiser/verweerder]. Dit betekent dat het beroep op verjaring slaagt. De verklaring waarop [gedaagde/eiseres] zich heeft beroepen onderbouwt haar verweer niet; het is veeleer een onderbouwing van het door [eiser/verweerder] gestelde bezit.
5.13.
Gelet op het voorgaande zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen en dient de thans feitelijk bestaande situatie te worden gehandhaafd.
3.
Hek
5.14.
[eiser/verweerder] vordert terugplaatsing van een stuk hekwerk. Hij stelt dat [gedaagde/eiseres] tijdens de sloop en bouw van haar nieuwe woning een stuk hekwerk van het dakterras van [eiser/verweerder] heeft verwijderd. Hierdoor is tussen het balkon van [gedaagde/eiseres] en het dak van [eiser/verweerder] een doorgang ontstaan. [eiser/verweerder] is eigenaar van het hekwerk en het handelen van [gedaagde/eiseres] is volgens hem daarom onrechtmatig.
5.15.
[gedaagde/eiseres] erkent dat het betreffende hekwerk door haar is verwijderd. Zij voert aan dat zij – conform de gemaakte afspraken op 14 april 2021 – een plantenbak heeft geplaatst.
De kosten hiervan ad € 379,54 zijn voor rekening van [gedaagde/eiseres] gekomen. Partijen hebben deze afspraken onder meer gemaakt omdat het plaatsen van een hekwerk tot gevolg heeft dat geboord zal worden in de dakbedekking en gevel van de woning van [gedaagde/eiseres]. Dit zal leiden tot lekkage en schade omdat het onderliggende houtwerk in de dakbedekking wordt blootgesteld aan de elementen. De aannemer heeft aangegeven dat het vastzetten van het hekwerk in de gevel zal leiden tot onherstelbare schade aan de constructie van de gevel.
5.16.
Vast staat dat het hekwerk is verwijderd. [eiser/verweerder] betwist dat partijen de afspraak hebben gemaakt het hek niet terug te plaatsen en in de opening een plantenbak te plaatsen. Volgens [eiser/verweerder] zou het hek tijdelijk verwijderd worden tijdens de verbouwing en daarna worden teruggeplaatst. Die stelling spoort echter niet met de weergave van de afspraken door [eiser/verweerder] gemachtigde in de hiervoor sub 3.5 vermelde email. De vordering is daarom niet toewijsbaar.
4.
Ventilatierooster
5.17.
Vast staat dat [gedaagde/eiseres] een ventilatierooster in de buitenmuur van de woning van [eiser/verweerder] heeft dichtgemaakt door daar een plaat tegenaan te bevestigen. Het ventilatierooster had als doel om de slaapkamer van [eiser/verweerder] en zijn echtgenote van frisse lucht te voorzien. [eiser/verweerder] stelt dat het handelen van [gedaagde/eiseres] onrechtmatig is en wil dat het rooster weer wordt opengemaakt.
5.18.
[gedaagde/eiseres] voert aan dat het ventilatierooster bij de verbouwing is verwijderd. Het rooster was kapot en maakte inkijk vanuit de woning van [eiser/verweerder] richting de tuin van [gedaagde/eiseres] mogelijk. Ook was het gat volgens [gedaagde/eiseres] dusdanig groot dat zij het licht in de slaapkamer van [eiser/verweerder] kon zien branden en de gesprekken woordelijk kon volgen. Dit is in strijd met de artikelen 5:50 lid 2 e.v. BW en 5:51 BW.
5.19.
De rechtbank acht het op grond van de plaatsopneming waarschijnlijk dat de ventilatieopeningen reeds bij de bouw van de woning van [eiser/verweerder] zijn aangebracht en bestemd zijn om de woning blijvend van de nodige ventilatie te voorzien. [gedaagde/eiseres] heeft niet betwist dat de muur waarin die opening zit bestanddeel is van de woning van [eiser/verweerder]. Het dicht maken van de ventilatieopening vormt dan ook een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser/verweerder].
5.20.
Het beroep op de artikelen 5:50 en 5:51 BW rechtvaardigt het eigengereide optreden van [gedaagde/eiseres] niet. Ventilatieopeningen zijn niet bedoeld om uitzicht te geven. Van een lichtopening in de zin van artikel 5:51 BW is ook geen sprake, zodat ook dit verweer faalt. De opening kan zodanig worden vormgegeven dat inkijk niet mogelijk is. Ook de privacy aspecten kunnen het dichtmaken niet rechtvaardigen. Wel kan daarin aanleiding zijn gelegen om in overleg oplossingen te bewerkstelligen die aan dit aspect recht doen zonder de functie van de opening als ventilatie-voorziening aan te tasten.
5.21.
De slotsom is dat [gedaagde/eiseres] de dichtgemaakt ventilatieopening weer open moet maken. Omdat het verwijderen van de plaat een eenvoudige handeling is (die [gedaagde/eiseres] zelf kan verrichten), zal de vordering als gevorderd met een termijn van twee weken na dagtekening van het vonnis worden toegewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen overleg voeren over het treffen van voorzieningen die eventuele inkijk en privacy problemen voorkomen.
De rechtbank bepaalt voor alle duidelijkheid dat het [gedaagde/eiseres] vrij staat om de ventilatieopeningen te voorzien van een attribuut waardoor het vanaf haar perceel ordentelijk oogt, mits de ventilerende werking van de ventilatieroosters hierdoor niet wordt beïnvloedt. Partijen wordt in overweging gegeven om over de uiteindelijke uitvoering, mede gelet op de mogelijke privacy-aspecten, overleg met elkaar te voeren. Omdat [eiser/verweerder] ook belang heeft dat slaapkamergesprekken privé blijven, is niet onredelijk dat [eiser/verweerder] in de oplossing van dat probleem financieel bijdraagt.
5.
Dakgoot en hemelwaterafvoer
5.22.
[eiser/verweerder] stelt dat [gedaagde/eiseres], in strijd met het eigendomsrecht, aan de zijkant van haar nieuwe woning een dakgoot en horizontale hemelwaterafvoer boven [eiser/verweerder] grond heeft aangebracht. [eiser/verweerder] vordert verwijdering van de overhang.
5.23.
[gedaagde/eiseres] voert aan dat zij voorafgaand aan de verbouwing van haar woning de omgevingsvergunning(aanvraag) en bouwtekeningen met haar aannemer en [eiser/verweerder] heeft besproken. De plaats van de dakgoot en de horizontale hemelwaterafvoer waren [eiser/verweerder] dan ook bekend. Er is geen bezwaar gemaakt. Verwijdering van de hemelwaterafvoer zal ertoe leiden dat het hemelwater van het dak van de woning van [gedaagde/eiseres] op het platte dak van de woning van [eiser/verweerder] zal komen, hetgeen een onwenselijke situatie oplevert. Bovendien hangen enkele meters verder de dakgoten van [eiser/verweerder] op dezelfde wijze over het perceel van [gedaagde/eiseres].
5.24.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser/verweerder] onvoldoende weersproken dat op enig moment door hem toestemming is verleend voor de overhangende dakgoot van [gedaagde/eiseres]. Tijdens de plaatsopneming heeft [eiser/verweerder] bovendien aangegeven dat deze dakgoot niet in de weg hangt. Gelet op voornoemde zal de vordering tot verwijdering van de dakgoot worden afgewezen.
24 mei 2023
Proceskosten
5.25.
[gedaagde/eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,83
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.794,00(3,0 punten × tarief € 598,00)
Totaal € 2.237,83
5.26.
[eiser/verweerder] vordert daarnaast veroordeling van [gedaagde/eiseres] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
in reconventie
Onrechtmatige hinder en overlast
5.27.
[gedaagde/eiseres] stelt dat uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat [eiser/verweerder] [gedaagde/eiseres], en personen die zich op haar perceel bevonden, zeer regelmatig heeft gestalkt en geïntimideerd. De gestelde onrechtmatige gedragingen bestaan onder meer uit het begluren, fotograferen en filmen van [gedaagde/eiseres] en haar woning en het zich zonder toestemming begeven op haar perceel.
5.28.
[eiser/verweerder] betwist deze beschuldigingen. De algemene verwijzing naar de tussen partijen gevoerde correspondentie levert volgens hem geen onderbouwing van de door [gedaagde/eiseres] ingenomen standpunten op. Verder onderbreekt een aanleiding, een onderbouwing en een noodzaak voor een contactverbod. Ook is de onrechtmatige hinder door [gedaagde/eiseres] niet nader gespecificeerd en is het juist [eiser/verweerder] degene die de overlast ervaart en op wiens rechten inbreuk is gemaakt.
5.29.
De rechtbank acht de gestelde hinder tegenover de betwisting door [eiser/verweerder] onvoldoende onderbouwd.
Schade
5.30.
[gedaagde/eiseres] betoogt dat zij schade heeft geleden, welke schade [eiser/verweerder] moet vergoeden. Het gaat daarbij om de kosten van een betonblok, schade aan een fiets, kosten voor een beveiligingscamera, kosten voor het dichtmetselen van ventilatieopeningen en kosten voor de aanschaf van planten.
5.31.
[eiser/verweerder] heeft de hiervoor genoemde schadeposten betwist en stelt zich op het standpunten dat al deze kosten voor rekening van [gedaagde/eiseres] dienen te komen.
5.32.
Dit verweer slaagt ook. Enige grondslag voor de gevorderde schadevergoeding ontbreekt. Niet is komen vast te staan dat [eiser/verweerder] schade heeft veroorzaakt aan eigendommen van [gedaagde/eiseres]. Ook is niet toegelicht waarom de aanschafkosten van een beveiligingscamera en planten voor rekening van [eiser/verweerder] zouden moeten komen.
Voorts is hiervoor geoordeeld dat [gedaagde/eiseres] de ventilatieopeningen ten onrechte heeft dichtgemaakt, zodat zij deze kosten niet ten laste van [eiser/verweerder] kan brengen.
Vergoeding voor erfdienstbaarheid van afwatering
5.33.
[gedaagde/eiseres] heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding indien de erfdienstbaarheid van afwatering vast komt te staan. Zoals hiervoor overwogen onder 5.5 is inderdaad sprake van een erfdienstbaarheid van afwatering. Beoordeeld moet daarom worden of [gedaagde/eiseres] aanspraak kan maken op een vergoeding en retributie voor het dulden van deze erfdienstbaarheid.
5.34.
[eiser/verweerder] betwist dat sprake is van een waardevermindering van de woning van [gedaagde/eiseres] door de erfdienstbaarheid. Daarnaast bestaat er geen grondslag voor het vorderen van een retributie bij een veroordeling tot medewerking aan het (her)vestigen van een erfdienstbaarheid. De situatie met de hemelwaterafvoer was al lang een bestaande situatie voordat [gedaagde/eiseres] eigenaar werd van haar perceel. In de door [gedaagde/eiseres] betaalde koopprijs had zij rekening kunnen houden met de op haar perceel rustende last.
5.35.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde/eiseres] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is van een waardevermindering van de woning die aanleiding zou moeten zijn voor een vergoeding. Het beroep op verjaring honoreert hier het herstel van een situatie waarvan aannemelijk is dat die in het verleden rechtmatig is ontstaan en jarenlang heeft bestaan.
De gevorderde vergoeding zal daarom worden afgewezen. Hetzelfde geldt wat betreft de retributie. [gedaagde/eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld waarom zij recht op een retributie zou hebben bij het dulden van de erfdienstbaarheid. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Vergoeding tot teruglevering driehoekje grond
5.36.
[gedaagde/eiseres] heeft een vordering ingesteld tot een vergoeding in natura in het geval dat de bevrijdende verjaring van eigendom vast komt te staan. Nu hiervoor onder 5.12 is geoordeeld dat sprake is van verjaring, is aan de gestelde voorwaarde voldaan. Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of [gedaagde/eiseres] een vergoeding (in natura) toekomt, bestaande uit het terugleveren van dit stukje grond.
5.37.
[eiser/verweerder] voert het verweer dat voor een vergoeding iedere juridische grondslag ontbreekt, omdat de verjaring al was voltooid op het moment dat [gedaagde/eiseres] eigenaar werd van haar perceel
5.38.
De rechtbank zal de vordering van [gedaagde/eiseres] afwijzen. Terecht heeft [eiser/verweerder] opgemerkt dat [gedaagde/eiseres] het perceel heeft aangekocht op de wijze als thans feitelijk bestaand. Voor enige vergoeding wegens verjaring bestaat onder die omstandigheden geen aanleiding. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.39.
[gedaagde/eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.016,00(2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 508,00)
Totaal € 1.016,00

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat als gevolg van verjaring ten gunste van het erf van [eiser/verweerder] en ten laste van het erf van [gedaagde/eiseres] een erfdienstbaarheid bestaat, krachtens welke erfdienstbaarheid [gedaagde/eiseres] moet dulden dat [eiser/verweerder] afwatert via [gedaagde/eiseres] erf,
6.2.
veroordeelt [gedaagde/eiseres] binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de afwatering te doen herstellen, en wel aldus:
  • dat de (hoofd)afvoer weer wordt opengemaakt, dat aan deze (hoofd)afvoer een regenpijp wordt bevestigd en dat er voor wordt gezorgd dat de regenpijp afwatert in het riool en/of de afwateringsput;
  • op een door Patina of andere door [gedaagde/eiseres] in te schakelen loodgieter deugdelijk geachte wijze,
  • op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat gedaagde met de nakoming van het vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-
  • met dien verstande dat die dwangsom alleen verschuldigd wordt indien [eiser/verweerder] de redelijke kosten van het herstel (die de rechtbank stelt op max. € 1.500,-) op vertoon van een desbetreffende opdrachtbevestiging voorafgaand aan de uitvoering aan [gedaagde/eiseres] voldoet,
6.3.
verklaart voor recht dat [eiser/verweerder] door verjaring rechthebbende is geworden van het onderhavige driehoekje grond zoals geel gemarkeerd op productie 2 bij de dagvaarding,
6.4.
veroordeelt [gedaagde/eiseres] om na de betekening van dit vonnis mee te werken aan een dienovereenkomstige registratie van de eigendomsverhoudingen bij het Kadaster, waaronder zo nodig het verlenen van medewerking aan het opmaken van een notariële akte (op kosten van [eiser/verweerder]),
6.5.
bepaalt dat [gedaagde/eiseres] een dwangsom zal verbeuren van € 100,00 voor iedere dag dat zij na daartoe tegen een bepaalde datum schriftelijk zal zijn opgeroepen niet aan de onder 6.4. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
6.6.
veroordeelt [gedaagde/eiseres] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het ventilatierooster in de buitenmuur van de woning van [eiser/verweerder] open te maken, met dien verstande dat
  • deze termijn wordt opgeschort indien [eiser/verweerder] overleg met [gedaagde/eiseres] wenst te voeren over de aard en uitvoering van eventueel aan te brengen voorzieningen die het duurzaam behoud van de ventilatievoorziening op een privacy respecterende wijze moeten borgen,
  • tot op het moment waarop hetzij dit overleg door [eiser/verweerder] of [gedaagde/eiseres] schriftelijk wordt afgebroken, hetzij het overleg tot een schriftelijk vastgelegd resultaat leidt,
6.7.
bepaalt dat [gedaagde/eiseres] een dwangsom zal verbeuren van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan de onder 6.5 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt, waarbij de dwangsom in het geval het onder 6.6. bedoelde overleg tot resultaat leidt alleen wordt verbeurd indien [gedaagde/eiseres] vervolgens de voorziening niet conform dat resultaat aanlegt,
6.8.
veroordeelt [gedaagde/eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 2.237,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.9.
verklaart dit vonnis in conventie in conventie wat betreft de onder 6.2, 6.6, 6.7 en 6.8 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.11.
wijst de vorderingen af,
6.12.
veroordeelt [gedaagde/eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 1.016,00,
6.13.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589