ECLI:NL:RBNHO:2023:4996

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
C/15/333729 / JU RK 22-1713
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 april 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De minderjarige kan niet worden geplaatst bij de grootmoeder aan vaderszijde, omdat zij heeft aangegeven niet de volledige zorg voor [de minderjarige] te kunnen dragen. De vader heeft aangegeven dat hij, indien blijkt dat hij niet de biologische vader is, ook niet achter een terugplaatsing bij hem staat. Een DNA-test zal uitwijzen of hij de biologische vader is. De moeder stemt niet in met een verhuizing naar het door de GI aangedragen moeder-kindhuis. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij nog langer bij haar tante aan moederszijde verblijft.

De kinderrechter heeft de procedure behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI heeft haar verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd, waarbij is gekeken naar de mogelijkheden voor terugplaatsing bij de grootmoeder en de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de grootmoeder niet in staat is om de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen en dat de moeder momenteel niet in staat is om de zorg voor [de minderjarige] te bieden.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van drie maanden, tot 27 juli 2023, en heeft benadrukt dat het van belang is dat de moeder in contact blijft met de GI. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/333729 / JU RK 22-1713
Datum uitspraak: 13 april 2023
beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
in de Basisregistratie Personen ingeschreven te [plaats] ,
maar feitelijk verblijvende te [plaats] ,
advocaat: mr. F. Pool, gevestigd te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 18 januari 2023 met de daarin vermelde stukken;
- de brief met bijlage van de GI, ingekomen op 7 april 2023.
1.2.
Op 13 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De kinderrechter heeft na sluiting van de zitting direct mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige] verblijft in het netwerkpleeggezin van tante moederszijde (mz). Daarvoor verbleef zij in het netwerkpleeggezin van grootmoeder vaderszijde (vz).
2.3.
Op 4 mei 2022 heeft de kinderrechter [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden. Dit is vastgelegd bij beschikking van 6 mei 2022. Ook is een (spoed)machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin met ingang van 4 mei 2022 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 4 augustus 2022.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 27 juli 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 27 juli 2022 tot 27 juli 2023. Ook is een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend in een netwerkpleeggezin met ingang van
27 juli 2022 tot 27 januari 2023.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 januari 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin verlengd van 27 januari 2023 tot 18 april 2023. De behandeling van het verzoek is voor de overige drie maanden aangehouden tot een nader te bepalen zitting begin april 2023.
De kinderrechter heeft daarbij overwogen dat in de komende drie maanden verwacht wordt dat de GI met de ouders en overige betrokkenen in gesprek gaat en gaat onderzoeken of terugplaatsing van [de minderjarige] naar grootmoeder vz tot de mogelijkheden behoort. Indien terugplaatsing bij grootmoeder vz mogelijk is, dient de GI hiervoor een plan te maken. Ook dient de GI duidelijk te maken wat de verdere aanpak is, zodat de ouders weten waar zij aan toe zijn. De kinderrechter wijst er op dat de uitkomst van de gesprekken en het onderzoek ook kan zijn dat plaatsing van [de minderjarige] bij grootmoeder vz niet in haar belang wordt gevonden. Daarnaast is het van groot belang dat de moeder zo spoedig mogelijk gaat starten bij het moeder-kindhuis. In het moeder-kindhuis kan er zicht komen op de opvoedcapaciteiten en draagkracht van de moeder.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin (bij tante mz) voor de resterende duur van drie maanden.
3.2.
De GI heeft dit verzoek als volgt onderbouwd. Tijdens een gesprek op 16 februari 2023 tussen de GI, de vader en de grootmoeder vz is gesproken over de mogelijkheid tot terugplaatsing bij de grootmoeder vz. De grootmoeder vz heeft aangegeven dat zij de rol van een oma wil behouden en dat zij niet de volledige zorg wil dragen voor [de minderjarige] . Daarnaast heeft de grootmoeder vz een baan voor drie dagen in de week. De grootmoeder vz heeft voorts aangegeven dat indien [de minderjarige] teruggeplaatst wordt, de verantwoordelijkheid voor de zorg voor [de minderjarige] bij de vader moet liggen. De grootmoeder vz kan dan eventueel waar nodig ondersteunen. Verder heeft de vader twijfels of hij inderdaad de vader is van [de minderjarige] . Tijdens het gesprek op 16 maart 2023 is daarom de mogelijkheid van een DNA-test besproken. Indien uit de DNA-test blijkt dat de vader daadwerkelijk de biologische vader is, wil de GI de omgangsmomenten uitbreiden van zaterdag 10.00 uur tot 19.00 uur. De uitbreiding zal gemonitord worden en, als blijkt dat de omgang positief verloopt, dan is een volgende stap uitbreiding naar bijvoorbeeld een overnachting. Op deze manier zal verder toegewerkt worden naar een heel weekend van omgang tussen [de minderjarige] en de vader. De vader en de grootmoeder vz hebben aangegeven achter deze visie en uitbreiding te staan. Momenteel is [de minderjarige] om de zaterdag bij de vader van 12.00 uur tot 17.00 uur. Op 28 maart 2023 heeft de vader aangegeven dat hij achter de DNA-test staat. De vader heeft aangegeven dat, als blijkt dat hij niet de biologische vader is van [de minderjarige] , hij ook niet achter een terugplaatsing bij hem staat. De vader zou dan wel contact en omgang willen behouden.
De moeder zou op 27 maart 2023 vanuit [beschermde woonvorm] – een beschermde woonvorm in [plaats] – verhuizen naar het moeder-kindhuis. De moeder heeft helaas de keuze gemaakt om [beschermde woonvorm] op 9 februari 2023 te verlaten. De GI heeft voordat de moeder [beschermde woonvorm] verliet, met de moeder en [beschermde woonvorm] uitvoerig gesproken over de mogelijke gevolgen van het verlaten van [beschermde woonvorm] , zoals de gevolgen ten aanzien van haar financiën en de omgangsmomenten met [de minderjarige] . De moeder verblijft nu vermoedelijk in [plaats] . Sinds 9 februari 2023 heeft de moeder ook de begeleide omgangsmomenten met [de minderjarige] geannuleerd. Verder heeft de moeder aangegeven niet meer naar het moeder-kindhuis te willen gaan.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hieraan nog het volgende toegevoegd. Het contact tussen de moeder en de GI is niet optimaal. De moeder heeft aangegeven dat zij met rust gelaten wil worden. Zij staat wel achter een plaatsing van [de minderjarige] bij de vader en de grootmoeder vz. Verder heeft de vader op 14 april 2023 een afspraak voor het afnemen van een DNA-test. De GI wil de omgang tussen de vader en [de minderjarige] stapsgewijs uitbreiden, indien de vader de biologische vader is.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij zich niet verzet tegen het verzoek. De moeder is echter niet helemaal akkoord met de plaatsing bij tante mz. Zij ziet liever dat [de minderjarige] bij de vader geplaatst wordt. De moeder steunt op zich wel het plan van de GI. Ten aanzien van het moeder-kindhuis heeft de moeder gezegd dat zij dit geen veilige omgeving vond. Zij had namelijk gehoord dat er niet steeds begeleiding aanwezig is, waardoor ook de vriendjes van de andere meiden langskomen. De moeder staat wel open voor een ander moeder-kindhuis. Verder woont de moeder nu in [plaats] en gaat het wel goed met haar. Zij wordt wel dagelijks geconfronteerd met de situatie. De moeder is nu aan het werk en zij probeert te werken aan haar stabiliteit. Zij ziet graag dat [de minderjarige] bij de vader wordt geplaatst. Dan kan de moeder in de tussentijd aan haar eigen problematiek werken. De omgang kan vervolgens opgebouwd worden, bijvoorbeeld door middel van observaties. Er dient dan gekeken te worden wat mogelijk is.
4.2.
Door de vader is naar voren gebracht dat hij akkoord is met het verzoek. De vader wil graag dat [de minderjarige] na afloop van de komende drie maanden bij hem wordt geplaatst. Het doet de vader pijn dat het nu zo moet gaan. Hij hoopt over een maand zijn therapie af te ronden. De vader heeft desgevraagd aangegeven dat hij goed contact heeft met de GI.

5.De beoordeling van de kinderrechter

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de GI met alle betrokkenen de mogelijkheid heeft onderzocht of [de minderjarige] geplaatst kan worden bij de grootmoeder vz. Dit is echter nu niet mogelijk, aangezien de grootmoeder vz heeft aangegeven, dat zij niet de volledige zorg kan dragen voor [de minderjarige] .
Nu [de minderjarige] niet geplaatst kan worden bij de grootmoeder vz, dient gekeken te worden naar andere mogelijkheden. De GI en de vader hebben een helder stappenplan afgesproken voor de situatie dat de vader de biologische vader is. Een DNA-test zal dit spoedig uitwijzen. [de minderjarige] kan daarom op dit moment nog niet geplaatst worden bij de vader. Ook is het niet mogelijk dat [de minderjarige] geplaatst wordt bij de moeder. Gebleken is dat de moeder tegen het advies van de GI en de hulpverlening in haar beschermde woonplek bij [beschermde woonvorm] in [plaats] heeft verlaten. De moeder stemt op dit moment ook niet in met een verhuizing naar het door de GI aangedragen moeder-kindhuis. Verder heeft de moeder aangegeven dat zij eerst aan haar eigen problematiek wil werken, voordat zij de verdere mogelijkheden kan onderzoeken.
Het is dan ook in het belang van [de minderjarige] dat zij nog langer op haar huidige plek, bij de tante mz, verblijft. In de komende periode zal duidelijk worden of de vader de biologische vader is en zal stapsgewijs de omgang uitgebreid kunnen worden. Uit de tussenevaluatie van de begeleide omgang van 16 maart 2023 blijkt dat de begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [de minderjarige] veilig en rustig verlopen. De vader is emotioneel beschikbaar en heeft tijdens de bezoeken de volle aandacht voor [de minderjarige] . Verder stelt de vader bij de overdracht de juiste vragen. Het voorgaande acht de kinderrechter zeer positief.
Tot slot benadrukt de kinderrechter dat het van belang is voor de moeder dat zij in contact blijft met de GI, zodat voorkomen wordt dat de moeder volledig verwijderd raakt van [de minderjarige] . Ook heeft de moeder ter zitting aangegeven dat zij wel openstaat voor een ander moeder-kindhuis, zodat de moeder en de GI hierover wellicht kunnen overleggen.
5.2.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing zal daarom worden toegewezen voor de resterende duur van drie maanden. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten
27 juli 2023.

6.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een netwerkpleeggezin van
18 april 2023 tot 27 juli 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023 door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Sicking, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 25 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.