ECLI:NL:RBNHO:2023:4981

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
10337096 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van een geslotenverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene het beroep bij de kantonrechter ingediend. Tijdens de zitting op 31 maart 2023 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, terwijl de vertegenwoordiger van de officier van justitie wel aanwezig was en het standpunt handhaafde.

De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld en geoordeeld dat de opgelegde boete terecht was. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er een onjuiste feitcode was gehanteerd en dat de boete niet kon worden opgelegd voor de algemene feitcode, maar alleen voor een specifieke feitcode. De kantonrechter verwierp dit verweer, verwijzend naar eerdere jurisprudentie die bevestigde dat een boete voor de algemene feitcode in dit geval wel kon worden opgelegd.

Daarnaast heeft de gemachtigde verzocht om matiging van de boete, omdat de betrokkene meerdere boetes had ontvangen voor dezelfde overtreding. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen reden was voor matiging, aangezien de betrokkene onvoldoende had onderbouwd dat er meerdere boetes waren opgelegd en er geen andere omstandigheden waren die matiging rechtvaardigden. De kantonrechter concludeerde dat de voorwaarden van de beleidsregels waren voldaan en verklaarde het beroep ongegrond, zonder proceskosten toe te kennen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10337096 \ WM VERZ 23-90
CJIB-nummer : 244409958
Uitspraakdatum : 14 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas).

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 31 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Verweer met betrekking tot onjuiste feitcode
Gemachtigde van betrokkene stelt dat een onjuiste feitcode is gehanteerd en dat de boete niet kon worden opgelegd voor de gedraging met de algemene feitcode (R550A), maar alleen met specifieke feitcode (R550B). De kantonrechter volgt het standpunt van betrokkene niet. Uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] blijkt dat in een geval als hier aan de orde een boete mag worden opgelegd voor de gedraging die valt onder de algemene feitcode.
2.4.
Beroep op matiging van de boete
Gemachtigde heeft een beroep gedaan op matiging en daartoe aangevoerd dat betrokkene meerdere boetes heeft gehad voor eenzelfde overtreding, te weten handelen in strijd met de geslotenverklaring. De kantonrechter ziet in onderhavige zaak geen reden voor matiging.
In een uitspraak van 25 januari 2022 [2] heeft de kantonrechter geoordeeld dat, anders dan voorheen, in dit soort zaken niet meer standaard matiging zal plaatsvinden, maar steeds per geval zal worden beoordeeld of matiging gerechtvaardigd is. Het enkele feit dat aan betrokkene meerdere boetes zijn opgelegd voor het overtreden van de geslotenverklaring is onvoldoende grond voor matiging. Bovendien heeft gemachtigde van betrokkene onvoldoende onderbouwd dat aan betrokkene meerdere boetes zijn opgelegd. Andere omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor matiging zijn de kantonrechter niet gebleken.
2.5.
Conclusie
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Op de foto van de gedraging die zich bij de stukken bevindt is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar er zijn wel schouwrapporten overgelegd (op de zitting of bij de stukken) waaruit dit volgt. Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene, op het moment van het nemen van de foto, het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedraging het C-bord was geplaatst en is gepasseerd. Voldoende is komen vast te staan dat de gedraging is begaan. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.6.
Proceskosten
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2021, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2021:11554.
2.Vgl. de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland van 25 januari 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI: NL:RBNHO:2022:550