ECLI:NL:GHARL:2021:11554

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
Wahv 200.273.546/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Koldenhof-ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake een verkeerssanctie en de toepassing van feitcodes onder de Wahv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een verkeerssanctie die aan de betrokkene, een N.V., was opgelegd voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd. De betrokkene was als kentekenhouder aangesproken voor een gedraging die op 2 oktober 2018 had plaatsgevonden op de Heul in Alkmaar. De sanctie van € 95,- was opgelegd voor het negeren van een geslotenverklaring, maar de gemachtigde van de betrokkene betwistte de geldigheid van de sanctie op basis van de argumentatie dat er geen adequate vooraankondiging was geplaatst. Het hof oordeelde dat de ambtenaar discretionaire bevoegdheid heeft om een sanctie op te leggen voor een algemene feitcode, zelfs als er ook een specifieke feitcode van toepassing is met een hoger sanctiebedrag. Het hof verwierp de argumenten van de gemachtigde en bevestigde de beslissing van de kantonrechter, waarbij het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.273.546/01
CJIB-nummer
: 221460364
Uitspraak d.d.
: 16 december 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 13 december 2019, betreffende

[de betrokkene] N.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [vestigingsplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. De gronden in hoger beroep betreffen de inleidende beschikking, waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie is opgelegd van € 95,- voor: “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen” (feitcode R550A). Deze gedraging zou zijn verricht op
2 oktober 2018 om 15.13 uur op de Heul in Alkmaar met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde betwist de gedraging niet. Hij voert aan dat in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in combinatie met het Beleidskader geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, de verplichting besloten ligt tot het plaatsen van een kenbare vooraankondiging van de geslotenverklaring ter voorkoming van een fuik. Aan de Bagijnenstraat richting de Heul is een bord geplaatst met daarop de afbeelding van een camera, met daaronder het woord “controle” en een onderbordje “100 meter”. Dit is geen vooraankondiging van een geslotenverklaring, nu het bord C1 daarop ontbreekt. De gemiddelde weggebruiker zal het daar aanwezige bord ook niet als een voor hem en zijn voertuig bedoelde vooraankondiging voor een geslotenverklaring aanmerken. De geslotenverklaring zelf is niet geplaatst op een kruispunt waar men eventueel rechts- of linksaf zou kunnen slaan, zodat per definitie sprake is van een fuik. De sanctie is daarom ten onrechte opgelegd.
3. De gemachtigde heeft dit bezwaar eerder in een andere zaak opgeworpen. Het hof is in zijn arrest van 18 november 2021, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2021:10691 op dit bezwaar ingegaan en heeft dit verworpen. Het hof verwijst kortheidshalve naar dit arrest.
4. De gemachtigde voert verder aan dat feitcode R550b had moeten worden toegepast, omdat op de Heul fietsers en lijnbussen zijn uitgezonderd van de geslotenverklaring. Het wijzigen van de feitcode is echter niet mogelijk, omdat voor de gedraging die bij die feitcode hoort een hoger sanctiebedrag geldt.
5. Zowel feitcode R550a als feitcode R550b betreft de overtreding van artikel 62 jo. bord C1 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Volgens de bijlage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wahv ziet feitcode 550a op het gebruiken van de weg in het algemeen (in de tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen, uitgave januari 2018, omschreven: “als bestuurder in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee) een weg gebruiken”). Feitcode R550b ziet, blijkens de bijlage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wahv op het gebruiken van een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen (doelgroepstroken) (in de tekstenbundel omschreven: “als bestuurder in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee) een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken (doelgroepstroken)”).
6. Op de bij de in het dossier aanwezige processen-verbaal van bevindingen d.d.
5 november 2019 en 31 oktober 2019 gevoegde foto’s van 27 september 2018 en 12 oktober 2018 alsmede de zich in het dossier bevindende foto bij het aanvullend proces-verbaal d.d.
21 februari 2019 is te zien dat aan de rechterzijde van de Heul het zonebord C1 met onderborden voor de uitzonderingen op de geslotenverklaring, te weten laden en lossen op bepaalde tijden, lijndiensten, vergunninghouders binnenstad en fietsen, zijn geplaatst.
7. In het kader van de Wahv heeft een ambtenaar een discretionaire bevoegdheid om, in geval een gedraging is verricht, daarvoor een sanctie op te leggen dan wel daarvan af te zien. Deze discretionaire bevoegdheid brengt mee dat in een geval als dit, waarin een gedraging is verricht die valt onder zowel een algemene feitcode als een specifieke feitcode, terwijl bij die algemene feitcode een lager sanctiebedrag hoort dan bij de specifieke feitcode, de ambtenaar een sanctie mag opleggen voor de gedraging die valt onder de algemene feitcode. De opvatting van de gemachtigde miskent dit en vindt daarom geen steun in het recht.
8. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
9. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.