ECLI:NL:RBNHO:2023:4977

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
10325230 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens parkeren in verboden zone

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het parkeren van een voertuig in een verboden zone. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 31 maart 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene en diens gemachtigde waren niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en uitspraak gedaan.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het parkeren van een voertuig waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door een parkeerverbodsbord. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er geen verkeersbesluit ten grondslag lag aan de plaatsing van de bebording, maar de kantonrechter verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verbalisant, ondersteund door foto’s en een plattegrond, voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, en de griffier was aanwezig. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt. De procedure in hoger beroep is in beginsel schriftelijk, tenzij anders verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10325230 \ WM VERZ 23-69
CJIB-nummer : 245012964
Uitspraakdatum : 31 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
[gemachtigde]

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 31 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene en gemachtigde van betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)).
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Het verweer met betrekking tot het ontbreken van een verkeersbesluit
Gemachtigde voert aan dat er geen verkeersbesluit ten grondslag ligt aan de plaatsing van de betreffende bebording. Dit verweer faalt. Het ontbreken van een verkeersbesluit betreft immers geen omstandigheid die aanleiding geeft om de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen [1] .
2.4.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal, ondersteund met foto’s en een plattegrond, is het volgende vermeld:
“(…) Op de Elzenlaan te Bergen aan Zee is een zone voor betaald parkeren die geldt voor het eerste gedeelte tot aan de kruising met de met de Fazantenlaan aan de linkerzijde van de weg. Op de plattegrond het rood gemaakte gedeelte. Het parkeerzonebord is geplaatst langs dit gedeelte, zie bijgevoegde foto. Na de kruising met de Fazantenlaan staat het parkeerverbodsbord zoals te zien is op de bijgevoegd foto en geldt het parkeerverbod. Het voertuig van betrokkene stond voorbij dit bord. Op de plattegrond is schematisch weergegeven waar het voertuig van betrokkene stond en waar het bord geplaatst is. Alle borden waren op de dag van de overtreding, 8 september 2021, op dezelfde plek aanwezig dit is waargenomen door de verbalisant. (…)’”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant ondersteund met foto’s– voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Op de door de verbalisant overgelegde foto is duidelijk te zien dat er ter plaatse een parkeerverbodsbord staat aan de linkerzijde van de weg. De plaats waar betrokkene ook het voertuig heeft geparkeerd. Tevens heeft de verbalisant verklaard dat alle borden op de dag van de overtreding op dezelfde plek stonden (de kantonrechter begrijpt: als ten tijde van het verrichten van de gedraging). Hetgeen gemachtigde daartegenover heeft aangevoerd geeft de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen. De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.vgl. het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:HR:2020:1055.