4.3Vergunningvoorschrift n1.2.12 (minimalisatieverplichting) van de watervergunning voor bedrijfsonderdeel KGF luidt:
1. Uiterlijk op 1 juli 2022 moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder voor de stoffen arseen cadmium, kwik, nikkel, nikkel, lood, fenolen en PAK aangevuld met informatie over ZZS die volgt uit het onderzoek als bedoeld in voorschrift n.1.2.11, de volgende informatie verstrekken:
de mate waarin deze zeer zorgwekkende stoffen op het oppervlaktewater geloosd worden;
de reeds toegepaste technieken om de emissie van deze zeer zorgwekkende stoffen te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, te beperken.
2. Uiterlijk op 1 januari 2024 en vervolgens elke vijf jaar, moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder voor de stoffen arseen, cadmium, kwik, nikkel, lood, fenolen en PAK aangevuld met informatie over ZZS die volgt uit het onderzoek als bedoeld in voorschrift n.1.2.11 de volgende informatie verstrekken:
de mate waarin deze zeer zorgwekkende stoffen op het oppervlaktewater geloosd worden;
de reeds toegepaste technieken om de emissie van deze zeer zorgwekkende stoffen te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, te beperken, en
een vermijdings- en reductieplan, gericht op het zoveel als technisch en kostentechnisch haalbaar is verder beperken van deze emissies, met daarin:
a. een overzicht van de technieken om emissies van deze zeer zorgwekkende stoffen in de toekomst nog verder te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, verder te beperken,
b. informatie over het rendement en de validatie van deze technieken,
c. informatie over de bedrijfszekerheid en kosten van deze technieken,
d. informatie over afwenteleffecten van deze technieken, en
e. een keuze voor de op basis van deze informatie al dan niet toe te passen technieken.
5. De watervergunningen zijn voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Nu eisers tegen de ontwerpbesluiten zienswijzen als bedoeld in artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben ingediend, kunnen zij reeds daarom in beroep worden ontvangen.
6. Stichting Schapenduinen grondt, evenals de andere eisers, haar beroep op de stellingen dat de watervergunning voor de lozing in de Buitenhaven niet mocht worden verleend, omdat Tata Steel niet zou beschikken over een milieuzorgsysteem en dat te lange termijnen zouden zijn gesteld aan Tata Steel om te voldoen aan minimalisatieverplichtingen met betrekking tot zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Gelet op die geschilpunten staat het relativiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:69a Awb in de weg staat aan een inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden voor zover door Stichting Schapenduinen ingebracht. Uit de statuten van de Stichting Schapenduinen blijkt dat zij zich richt op landgoederen en daarop aanwezige bebouwing, maar niet dat zij bijvoorbeeld het voorkomen van watervervuiling of de bescherming van milieubelangen in kanalen of zeeën ten doel heeft. Dit betekent dat in deze procedure geen rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel ter discussie staat die kennelijk strekt tot bescherming van de belangen van de Stichting Schapenduinen.
Had verweerder onderzoek moeten doen naar de vraag of Tata Steel over een milieuzorgsysteem beschikt conform de BBT-conclusies voor IJzer- en staalproductie (BREFIJzer en Staal)?