ECLI:NL:RBNHO:2023:4848

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
HAA 21/7180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering herleving WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.E. Stam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door S. Gootjes. Eiseres had een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was per 27 april 2019 beëindigd omdat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Eiseres heeft vervolgens verzocht om herleving van haar WIA-uitkering, omdat zij meende dat haar arbeidsongeschiktheid was toegenomen. Het UWV heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen objectieve aanwijzingen waren voor toegenomen arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 mei 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 19 december 2020 had gemeld voor toegenomen arbeidsongeschiktheid per 8 juni 2020, maar dat het UWV op basis van medisch onderzoek concludeerde dat er geen sprake was van toegenomen klachten. Eiseres heeft betoogd dat haar psychische klachten waren toegenomen en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen moesten worden.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres geen recht had op herleving van de WIA-uitkering, omdat er geen bewijs was dat haar arbeidsongeschiktheid was toegenomen. De rechtbank volgde de argumentatie van de verzekeringsarts B&B, die in zijn rapporten had aangegeven dat er onvoldoende objectieve aanwijzingen waren voor ernstige psychische problemen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres op 8 juni 2020 niet toegenomen arbeidsongeschikt was en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/7180

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.E. Stam),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: S. Gootjes).

Inleiding

Het UWV heeft geweigerd om de uitkering, die eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) eerder ontving, te laten herleven, omdat er geen toename is van de klachten.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 18 november 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en twee rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Ook was er een tolk aanwezig.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als schoonmaakster voor gemiddeld 28,44 uur per week. Op 10 december 2015 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres per 7 december 2017 een uitkering op grond van de Wet WIA toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 37,12%.
2. Na een herbeoordeling op verzoek van eiseres is de WIA-uitkering per 27 april 2019 beëindigd, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid vanaf 11 oktober 2018 14,75%, en dus minder dan 35%, bedroeg.
3. Vervolgens heeft eiseres zich op 19 december 2020 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld per 8 juni 2020. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch onderzoek verricht en beoordeeld of eiseres per 8 juni 2020 toegenomen klachten heeft als waarvoor zij eerder een WIA-uitkering ontving
.Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres per 8 juni 2020 niet toegenomen arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om de eerder toegekende WIA-uitkering te laten herleven.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 17 november 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat zij per 8 juni 2020 toegenomen psychische klachten heeft waardoor zij niet in staat is om arbeid te verrichten. Haar primaire standpunt is dat er sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM). Subsidiair stelt zij dat het UWV meer beperkingen in de FML dient op te nemen. Uit de informatie van 1nP van 8 juni 2020 blijkt dat er, in tegenstelling tot wat de verzekeringsarts B&B vermeldt in zijn rapport, sprake is van ernstige psychische klachten. De psychiater geeft op 7 oktober 2021 aan dat er sprake is van depressieve klachten. Een toename van de klachten blijkt ook uit de verhoogde medicatie. Eiseres kan zich niet verenigen met het oordeel van de verzekeringsarts B&B. De ingebrachte medische informatie geeft volgens eiseres aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van het UWV. Eiseres is 10 kg afgevallen, zoals vermeld op de hoorzitting. Dat klopt niet met wat de verzekeringsarts B&B schrijft, namelijk dat er geen aanwijzingen zijn op het vlak van de vitale kenmerken om (zo begrijpt de rechtbank) aan te nemen dat er sprake is van ernstige psychische problemen. Verder is de invulling van haar dagverhaal minimaal. In het Schattingsbesluit staat dat het ook kan gaan om minimaal functioneren. Het UWV dient een urenbeperking op te nemen op grond van eiseres haar depressieve klachten, waardoor er sprake is van een verminderd basaal energetisch vermogen. Ook heeft eiseres door de klachten een verhoogde recuperatiebehoefte.
7. Eiseres verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen voor het vaststellen van de beperkingen op psychisch vlak en aangaande de werktijden. Ter zitting vult eiseres aan dat een deskundige ook de diagnoses kan vaststellen, met name nu er discussie is over de vraag of bij eiseres sprake is van PTSS.
8. Eiseres meent verder dat de beperkingen op fysiek vlak onjuist zijn ingeschat. Er is immers nog sprake van hoofdpijnklachten, schouderklachten en rugklachten. Nieuw ten opzichte van de eerdere beoordeling is dat eiseres Tramadol en B12 injecties krijgt via de huisarts.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres niet toegenomen arbeidsongeschikt is per 8 juni 2020. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 8 juni 2020.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op herleving van de WIA-uitkering, omdat zij op 8 juni 2020 niet toegenomen arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. Het recht op een WIA-uitkering kan herleven indien iemand binnen vijf jaar nadat de uitkering is beëindigd omdat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt is, toegenomen arbeidsongeschikt is. [1] Van belang daarbij is dat die toegenomen arbeidsongeschiktheid dan moet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak. Volgens vaste rechtspraak wordt een dergelijke aanvraag beoordeeld aan de hand van een aantal stappen:
  • Is er sprake van toegenomen beperkingen?
  • Zo ja, vloeien deze voort uit dezelfde ziekteoorzaak (causaliteitsvereiste)?
  • Zo ja, heeft de toename van deze beperkingen uit dezelfde oorzaak plaatsgevonden binnen vijf jaar na weigering, herziening of intrekking?
12. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B in zijn rapporten van 17 november 2021 en 17 januari 2022 voldoende heeft uitgelegd waarom er in geval van eiseres geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Hij gaat uit van een matige depressieve stoornis bij psychosociale problemen, bij zijn onderzoek ziet hij onvoldoende objectieve aanwijzingen voor het bestaan van ernstige psychische problemen dan wel een ernstige depressie. In de brief van 1nP van 8 juni 2020 waar eiseres naar verwijst, wordt wel gesproken over een zeer sombere stemming, maar dit wordt niet onderbouwd met een aanvullend psychiatrisch onderzoek. Ook neemt de verzekeringsarts B&B zelf geen depressie in engere zin of pathologische angst waar. Hij ziet ook onvoldoende aanwijzingen voor vitale kenmerken zoals sterk verminderde eetlust of sterk gewichtsverlies, nu het gewicht van eiseres te hoog is (BMI is 29,4). De rechtbank kan die motivering volgen. De rechtbank merkt op dat de Centrale Raad van Beroep in de hoger beroepszaak van eiseres over de beëindiging van de WIA-uitkering ook heeft geoordeeld dat de informatie van 8 juni 2020 geen reden was om te concluderen dat de vastgestelde beperkingen onjuist waren of reden gaf om een onafhankelijke deskundige te benoemen. [2] De informatie van de behandelend psychiater van 7 oktober 2021 leidt ook niet tot een ander oordeel. Dat eiseres, zoals zij gesteld heeft, meerdere keren per week afspraken heeft, is niet gebleken. Ook volgt uit de medische informatie niet dat de medicatie voor de depressie is opgehoogd vanwege de gestelde toegenomen klachten. Het ophogen van de medicatie is veeleer een normale behandelprocedure om een zo optimaal mogelijk dosis-respons te verkrijgen.
13. Eiseres heeft een toename van de lichamelijke klachten gesteld, maar dit niet onderbouwd met nieuwe of aanvullende medische informatie. Het enkele feit dat de medicatie is aangepast doet niks af aan de overwegingen van de verzekeringsarts B&B op dat gebied. De verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld dat de criteria van GBM niet op eiseres van toepassing zijn, omdat er geen sprake is van opname in een ziekenhuis of AWBZ-instelling, bedlegerigheid, afhankelijkheid in het dagelijks leven (ADL) of onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Uit haar dagverhaal blijkt dat zij wel actief is. Ook is een urenbeperking volgens de verzekeringsarts B&B niet aan de orde, omdat er geen sprake is van een ernstige aandoening die leidt tot een verminderd basaal energetisch vermogen, verminderde beschikbaarheid voor arbeid vanwege tijdsbeslag door therapie of een preventieve indicatie omdat volledig werken in passende arbeid zou leiden tot schade aan de gezondheid. Verder blijkt uit het dagverhaal niet dat eiseres overdag een verhoogde recuperatiebehoefte heeft. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
14. Ook uit de in beroep ingebrachte informatie van psycholoog [naam] kan volgens de verzekeringsarts B&B niet worden afgeleid dat er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. In zijn aanvullend rapport van 17 juni 2022 legt de verzekeringsarts B&B uit waarom hij de diagnose PTSS die de psycholoog stelt niet volgt. De rechtbank kan die toelichting volgen. Verder heeft de verzekeringsarts B&B de gestelde diagnose ‘depressieve stoornis matig’ al betrokken bij de beoordeling. De verzekeringsarts B&B merkt ten slotte op dat de psycholoog uitspraken doet over werkhervatting/ arbeidsongeschiktheid, maar dat dat buiten het bestek van zijn vakgebied valt en bovendien zonder objectief-medische onderbouwing is. De rechtbank kan dat volgen. Het behoort immers tot de expertise van de verzekeringsarts om de medische mogelijkheden en beperkingen ten aanzien van arbeid vast te stellen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 8 juni 2020 niet toegenomen arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA.
15. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
16. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de toegenomen klachten die eiseres ervaart.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om de WIA-uitkering van eiseres te laten herleven, omdat niet gebleken is dat zij toegenomen arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA (Amber-bepaling).
2.Zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1223.