Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord (met producties 1 tot en met 3),
- de akte overlegging productie 4 van ZLM van 7 september 2022,
- de antwoordakte van NH1816 (met producties 1 en 2),
2.Feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
staat niet vast waar [naam 2](rechtbank: [naam 2] )
zich bevond ten opzichte van [naam 1] bij het wisselen van de rijbaan. Het is dan ook niet van belang of er al dan niet een noodzaak voor [naam 2](rechtbank: [naam 2] )
was om van rijbaan te wisselen. Omdat niet vast is komen te staan dat [naam 2](rechtbank: [naam 2] )
[naam 1] gehinderd heeft, dat zij geen richting heeft aangegeven en dat zij [naam 1] voor had moeten laten gaan, concludeert het hof evenals de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat [naam 2](rechtbank: [naam 2] )
onrechtmatig jegens [naam 1] heeft gehandeld.”
x vaart vermindert en richting (links) aangegeven en xx op linkerbaan gereden”. Op de foto staat niet ingetekend waar [naam 1] zich op dat moment, volgens [naam 2] , bevond. Voor het beoordelen van de vraag of [naam 2] onrechtmatig jegens [naam 1] heeft gehandeld, is echter ook van belang waar [naam 1] zich bevond op het moment dat [naam 2] van rijstrook wisselde. Daar komt bij dat afgaande op “
xx” [naam 2] zich al op de linkerrijstrook bevond vóór het verkeersportaal waar [naam 1] met zijn auto tegen aan is gebotst. In tegenstelling tot wat NH1816 stelt, staat daarmee niet vast dat [naam 1] daardoor moest uitwijken en dus door [naam 2] van de weg is gereden. Aan de hand van de overgelegde foto kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden vastgesteld dat [naam 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam 1] . Dat [naam 4] geen verklaring heeft afgelegd over de plaats waar [naam 2] reed toen zij van rijstrook wisselde, maakt dit oordeel niet anders. Dit geldt ook voor het feit dat uit de verklaringen van [naam 2] , [naam 4] en [naam 5] blijkt dat [naam 2] zich dicht bij de ongevalslocatie bevond.
Zoals ZLM ook heeft betoogd, hoeft de zinsnede ‘betrokken bij aanrijding’ niet te betekenen dat [naam 2](rechtbank: [naam 2] )
heeft gemeld dat zij een aandeel had aan het ongeval of daar de veroorzaker van was (…) Gelet op de latere, (…), uitgebreide getuigenverklaringen van [naam 2](rechtbank: [naam 2] )
en [naam 4](rechtbank: [naam 4] )
is zeer onwaarschijnlijk, en kan aan de zeer korte weergave door de meldkamer niet de betekenis worden toegekend, dat [naam 2](rechtbank: [naam 2] )
heeft gemeld dat zij feitelijk betrokken was bij het ongeval, in die zin dat zij (als verkeersdeelnemer) onrechtmatig jegens [naam 1] heeft gehandeld.” De rechtbank volgt het hof in deze overweging. De rechtbank ziet naar aanleiding van hetgeen in deze procedure is gesteld en overgelegd, geen aanleiding anders te oordelen dan het hof heeft gedaan.
telkens consistent heeft verklaard over het feit dat zij niets heeft gezien in haar spiegels voordat zij van rijbaan wisselde en dat zij richting heeft aangegeven”. Ook heeft [naam 2] volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant “
consistent verklaard over de plaats waar zij zich bevond op het moment dat zij een knal/klap hoorde”. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft daar aan toegevoegd dat de verklaringen van [naam 2] en van [naam 4] over de plaats waar [naam 2] zich bevond op het moment van de klap, in de kern overeenkomen. Deze beoordeling is door het hof onderschreven.