ECLI:NL:RBNHO:2023:4784

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
10307594
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2023 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van de opzegging van een arbeidsovereenkomst. De verzoeker, een vertegenwoordiger, had een verzoek ingediend om te verklaren dat de opzegging door de werkgever onregelmatig was. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig had opgezegd, omdat er geen dringende reden of redelijke grond was voor de opzegging en de opzegtermijn niet in acht was genomen. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer toe en oordeelde dat de werkgever een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding moest betalen.

De feiten van de zaak tonen aan dat er tussen de werknemer en de werkgever misverstanden waren ontstaan, wat leidde tot een conflict. De werkgever had op 28 november 2022 de arbeidsovereenkomst eenzijdig opgezegd, maar de kantonrechter concludeerde dat deze opzegging niet rechtsgeldig was. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever de werknemer niet had geïnformeerd over de gevolgen van de opzegging en dat er geen bewijs was dat de werknemer daadwerkelijk had opgezegd.

De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 19.872,- bruto en een transitievergoeding van € 1.656,- bruto, met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan de werkgever opgelegd, omdat de opzegging onregelmatig was. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek voor het overige werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10307594 \ AO VERZ 23-9 (rvk)
Uitspraakdatum: 20 april 2023
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. I.R. Feddema
[toevoegingsnr.: [toevoegingsnr.] ]
tegen
[verweerder] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
procederend bij [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer rechtsgeldig heeft opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging in strijd is met de wettelijke regels en dus niet-rechtsgeldig. Ook moet de werkgever een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding betalen. De kantonrechter gaat niet mee in het verweer van de werkgever dat het juist de werknemer was die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om een verklaring voor recht af te geven dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst onregelmatig is. [verzoeker] heeft ook verzocht om een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding toe te kennen. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 23 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1997, is sinds 1 april 2022 in dienst bij [verweerder] . De functie van [verzoeker] is Vertegenwoordiger met een salaris van € 4.600,- bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag. Het gaat hier om een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar, zonder tussentijdse opzegmogelijkheid.
2.2.
Vanaf de zomer van 2022 zijn er over en weer tussen [verzoeker] en [verweerder] misverstanden en irritaties ontstaan.
2.3.
Op 18 november 2022 heeft tussen [verzoeker] en [verweerder] een gesprek plaatsgevonden waarin aan de orde is gekomen dat [verzoeker] liever door [gemachtigde 2] aangestuurd wilde worden dan door [gemachtigde 1] (beiden eigenaars/bestuurders van [verweerder] )
2.4.
Op 28 november 2022 heeft [verzoeker] telefonisch contact opgenomen met [verweerder] over het uitblijven van de loonbetaling. Dit gesprek is uitgelopen op een woordenwisseling.
2.5.
In een e-mail van [verweerder] later op die dag staat onder meer het volgende:
‘En [verzoeker] zo kan ik wel doorgaan, maar ik doe het niet. we gaan nu per direct stoppen.
(…)
Het zijn je eigen woorden dat je niet meer voor [gemachtigde 1] wil werken. Hiermee heb je duidelijk aangegeven te willen stoppen.
(…)
Wij verwachten van jou morgen per mail keurig netjes de vrije dagen die je hebt opgenomen. Direct daarna zullen we de accountant een eindafrekening laten maken en vast een voorschot aan je overmaken.
Je auto, autopapieren, tankpas, autosleutels, sleutels van [vestigingsplaats 2] en [vestigingsplaats 1] graag maandag 5 december tussen 14 u en 16 u bij mij inleveren in [vestigingsplaats 1] .’
2.6.
[verzoeker] is hierna niet meer op het werk verschenen.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter een verklaring voor recht te geven dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst in strijd is met artikel 7:669 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) alsmede artikel 7:671 lid 1 onder c BW. [verzoeker] heeft daarnaast een verzoek gedaan om een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding toe te kennen. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging, want [verweerder] heeft op 28 november 2022 de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] eenzijdig opgezegd, zonder instemming van de werknemer, zonder redelijke grond of dringende reden en zonder de opzegtermijn in acht te nemen. Dit maakt dat de opzegging onregelmatig is en [verweerder] de gefixeerde schadevergoeding (het loon inclusief vakantietoeslag over de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst) verschuldigd is. Als gevolg van de opzegging heeft [verzoeker] ook recht op de transitievergoeding.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd. [verzoeker] heeft zelf de arbeidsovereenkomst opgezegd. Er is dan ook geen reden voor toekenning van een gefixeerde schadevergoeding of een transitievergoeding.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst en of [verweerder] moet worden veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding.
5.2.
Voor zover [verweerder] heeft aangevoerd dat zij de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd, maar dat [verzoeker] dat zelf heeft gedaan, overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van vaste jurisprudentie geldt dat, ook indien [verzoeker] uitlatingen zou hebben gedaan in de trant van ‘ik doe mijn laptop dicht en stop er mee’ -wat [verzoeker] betwist- het op de weg van [verweerder] lag om nader onderzoek te doen, of [verzoeker] daadwerkelijk de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Ook is [verweerder] als goed werkgever verplicht om [verzoeker] over de gevolgen van een dergelijke opzegging te informeren [1] . Niet gesteld of gebleken is dat [verweerder] dit onderzoek heeft gedaan, of dat zij [verzoeker] heeft gewezen op de nadelige gevolgen van zijn gestelde opzegging. Dit betekent dat niet is vast komen te staan dat [verzoeker] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat het juist [verweerder] is geweest die op 28 november 2022 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Dit leidt de kantonrechter af uit de e-mail van [verweerder] naar aanleiding van het telefoongesprek eerder die dag, waarin [verweerder] , naast dat zij [verzoeker] veel verwijten maakt over zijn werkhouding en functioneren, ook mededeelt: ‘we gaan nu per direct stoppen’, en waarin zij laat weten dat zij een eindafrekening zal laten opstellen en dat de auto inclusief sleutels en papieren ingeleverd moet worden. Deze uitlatingen zijn niet anders op te vatten dan als een opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] , met onmiddellijke ingang. Partijen hebben daar ook naar gehandeld; [verzoeker] is niet meer op het werk verschenen en [verweerder] heeft [verzoeker] ook niet meer opgeroepen of gevraagd waarom hij niet meer op het werk verscheen.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat deze opzegging niet rechtsgeldig is. Gesteld noch gebleken is dat er een dringende reden was die maakte dat [verweerder] bevoegd was de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zetten. Ook is niet gebleken van een redelijke grond voor opzegging of instemming van [verzoeker] . De arbeidsovereenkomst is daarom niet rechtsgeldig opgezegd. Dit betekent dat de gevraagde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
5.5.
Omdat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur die niet tussentijds kan worden opgezegd, is [verweerder] op grond van artikel 7:677 lid 4 BW een vergoeding verschuldigd die gelijk is aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd (31 maart 2023). Onbetwist is dat het loon over deze periode € 19.872,- bruto bedraagt. Dit bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 28 november 2022. De gevorderde wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW zal worden afgewezen omdat de gefixeerde schadevergoeding niet als loon is aan te merken.
5.6.
Het verzoek om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Dat betekent dat [verweerder] op grond van artikel 7:673 lid 1 BW de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 1.656,- bruto. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 28 december 2022.
5.7.
Voor zover [verweerder] van [verzoeker] vergoeding vordert van schade die zij stelt te hebben geleden door het handelen van [verzoeker] , is die vordering niet toewijsbaar. In artikel 7:661 BW is bepaald dat een werknemer die bij de uitvoering van zijn werkzaamheden schade toebrengt, hiervoor niet aansprakelijk is tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Voor zover er al sprake zou zijn van schade bij de uitvoering van de werkzaamheden, is gesteld noch gebleken dat er bij [verzoeker] sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat sprake is van een onregelmatige opzegging door [verweerder] . Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] worden vastgesteld op € 529,-.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerder] is opgezegd in strijd met artikel 7:669 lid 1 BW en artikel 7:671 lid 1 onder c BW;
6.2.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 19.872,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 november 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 1.656,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] tot en met vandaag vaststelt op € 615,-, te weten:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 529,00
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç, kantonrechter en op 20 april 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 12-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1669