ECLI:NL:RBNHO:2023:4226

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
10289240 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens onnodig geluid met motorvoertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 17 maart 2023 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde de beslissing.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrekking had op het veroorzaken van onnodig geluid. De rechter stelde vast dat de verbalisant niet voldoende had geadstrueerd waaruit het onnodig geluid bestond. Enkel was vermeld dat de uitlaat van de motor niet voorzien was van een demper, maar er was onvoldoende bewijs dat dit daadwerkelijk onnodig geluid veroorzaakte. De kantonrechter concludeerde dat niet was vastgesteld dat de betrokkene onnodig geluid had veroorzaakt en verklaarde het beroep gegrond.

De uitspraak leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie en de kantonrechter bepaalde dat de officier van justitie de proceskosten van de betrokkene moest vergoeden. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 418,00. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10289240 \ WM VERZ 23-32
CJIB-nummer : 246938970
Uitspraakdatum : 28 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
Gemachtigde : Boete.nu (M.J.M. Bergers)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
In beginsel kan ook het rijden met een voor het motorvoertuig afwijkend uitlaatsysteem, waarmee meer geluid wordt geproduceerd dan gebruikelijk is voor dat motorvoertuig, onder het bereik van art. 57 RVV 1990 vallen. [1] Als "onnodig" kan echter niet aangemerkt worden het geluid dat wordt veroorzaakt door het enkele rijden met een ander type uitlaatsysteem dan het volgens de typegoedkeuring van het motorvoertuig daarbij behorende systeem, althans wanneer het een - ongewijzigd - uitlaatsysteem betreft, dat ingevolge het Besluit uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen tot een goedgekeurd type behoort. Immers, ook indien dergelijk geluid als hinderlijk wordt ervaren kan het niet als onnodig worden gekenschetst, nu het door de wetgever is toegelaten. Niet is vast te stellen dat gebruik is gemaakt van een niet goedgekeurd uitlaatsysteem.
2.4.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Ik, verbalisant, zag dat betrokkene geen geluidsdemper in zijn uitlaat had. Deze had betrokkene eruit gehaald zodat zijn motor meer geluid maar. Dit was ook duidelijk te horen. (…)”
De verbalisant heeft niet geadstrueerd waaruit het onnodig geluid veroorzaken bestond. Enkel en alleen is vermeld het duidelijk te horen was dat de uitlaat van de motor niet voorzien was van een demper. Aldus is onvoldoende vastgesteld dat sprake is van "als bestuurder van een motorvoertuig onnodig geluid veroorzaken". Het beroep is dan ook gegrond.
2.5.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. In de fase bij de officier van justitie heeft betrokkene proceskosten toegewezen gekregen omdat de boete met ingang van 1 maart 2022 is verlaagd. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen de proceskosten voor de procedure bij de kantonrechter worden vastgesteld op een bedrag € 418,00 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 418,00 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Leeuwarden van 24 november 2004, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHLEE:2004:AS7857 en het vervolg hierop te vinden met zoekterm: ECLI:NL:GHLEE:2005:AT8552.