ECLI:NL:GHLEE:2005:AT8552

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 04-00902
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • M. Dijkstra
  • A. Poelman
  • J. Weenink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een uitlaatsysteem in het kader van geluidsoverlast door motorvoertuigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Groningen van 21 juni 2004. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene, die werd beschuldigd van het veroorzaken van onnodig geluid met zijn motorvoertuig. De kern van de zaak draait om de vraag of het uitlaatsysteem van het voertuig van de betrokkene voldeed aan de eisen van het Besluit uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen. Het hof heeft in een tussenarrest nadere informatie ingewonnen en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat het uitlaatsysteem niet goedgekeurd was. De verbalisant had in zijn proces-verbaal aangegeven dat er geen type-goedgekeurde uitlaat was gemonteerd, maar het hof oordeelde dat bij gebrek aan nadere gegevens niet kon worden vastgesteld dat het gebruikte uitlaatsysteem niet voldeed aan de wettelijke eisen. Hierdoor kon niet worden geconcludeerd dat de betrokkene de gedraging had gepleegd van het veroorzaken van onnodig geluid. Het hof heeft de inleidende beschikking vernietigd en de beslissing van de kantonrechter bevestigd, zij het op andere gronden. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op Euro 241,50. Het hof heeft bepaald dat het bedrag dat door de betrokkene ter zekerheid was gesteld, door de advocaat-generaal aan hem dient te worden gerestitueerd.

Uitspraak

WAHV 04/00902
28 april 2005
CJIB 19067924503
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Groningen
van 21 juni 2004
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt mr. T.J. Stapel, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van het tussenarrest van dit hof van 24 november 2004 wordt hier overgenomen.
2. Het verdere procesverloop
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft de advocaat-generaal bij brief van
15 december 2004 inlichtingen verstrekt. Afschriften van de inlichtingen zijn aan de gemachtigde betrokkene gezonden.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk gereageerd op de inlichtingen.
3. Beoordeling
3.1. De verbalisant heeft ten aanzien van de gedraging in een proces-verbaal van aanvulling d.d. 2 december 2004 nader aangegeven, zakelijk weergegeven, dat hij bij onderzoek aan de auto zag dat er geen type-goedgekeurde uitlaat was gemonteerd, gelijkend op de afbeelding van bijlage I - de verbalisant heeft in fotokopie een pagina uit het uitlatenboek van Romax met daarop uitlaatsystemen voor de Volkswagen Kever 1200 en 1300 bijgevoegd -, dat hij zag dat in de gemonteerde grote chromen uitlaatpijp geen dempingsmateriaal was aangebracht en dat hij geen goedkeuringsmerken in deze uitlaat zag. De verbalisant trekt hieruit de conclusie dat het niet toegestaan was om een dergelijk uitlaatsysteem op het betreffende motorvoertuig aanwezig te hebben. Nadere gegevens omtrent het gebruikte uitlaatsysteem ontbreken.
3.2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat er geen duidelijke vaststelling is van het soort uitlaat dat zich onder de auto bevond en dat nog steeds niet kan worden vastgesteld dat werkelijk sprake was van een niet goedgekeurd type uitlaat.
3.3. Mede gelet op de door hem bijgevoegde bijlage neemt het hof aan dat de verbalisant met de aanduiding "type-goedgekeurde uitlaat" het oog heeft op een uitlaatsysteem dat volgens de typegoedkeuring van het motorvoertuig bij dat voertuig hoort. Zoals volgt uit het tussenarrest van het hof is in deze echter niet beslissend of de auto van de betrokkene was voorzien van een bij de typegoedkeuring aangeboden uitlaatsysteem, maar of er sprake was van een - ongewijzigd - uitlaatsysteem, dat ingevolge het Besluit uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen tot een goedgekeurd type behoorde. De verbalisant merkt daaromtrent op dat hij geen goedkeuringsmerken in de uitlaat zag. Deze omstandigheid is echter niet doorslaggevend. Bij gebrek aan nadere gegevens omtrent het gebruikte uitlaatsysteem kan niet vastgesteld worden dat gebruik is gemaakt van een niet ingevolge het Besluit uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen goedgekeurd type uitlaatsysteem. Derhalve kan niet geconcludeerd worden dat sprake is geweest van de gedraging "als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser onnodig geluid veroorzaken".
3.4. De beslissing van de kantonrechter zal, zij het op andere gronden, worden bevestigd.
1.5. Gebleken is dat in hoger beroep de volgende proceskosten ingevolge art.1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen: de kosten van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden als volgt berekend: voor het verweerschrift 1 punt; voor de dupliek 0,5 punt; totaal 1,5 punt met toepassing van de wegingsfactor 0,5 (licht), derhalve een bedrag van (1,5 x Euro 322 x 0,5 =) Euro 241,50. Het hof zal derhalve de advocaat-generaal veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot dit bedrag.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nr. 19067924503 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van art. 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van Euro 86,--, door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van Euro 241,50.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.