ECLI:NL:RBNHO:2023:4084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
10279438 \ WM VERZ 23-49
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid ambtenaar bij opleggen van boete in verband met geslotenverklaring voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan de betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, zoals aangegeven door bord C 6 in bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. A. Khadri van Verkeersboete.nl, stelde dat de boete onterecht was opgelegd omdat hij eerst een waarschuwingsbrief had moeten ontvangen, zoals vermeld in het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden.

De kantonrechter oordeelde dat ten tijde van de gedraging, op 8 oktober 2021, de eerste periode van handhaving van de geslotenverklaring al ruimschoots verstreken was. De geslotenverklaring was ingesteld op 1 januari 2017, meer dan vier jaar voor de gedraging, waardoor de ambtenaar bevoegd was om de boete op te leggen zonder voorafgaande waarschuwingsbrief. Daarnaast werd betoogd dat de ambtenaar niet bevoegd was om de boete op te leggen omdat er geen instemming van het Openbaar Ministerie was voor digitale handhaving. De kantonrechter oordeelde echter dat, ook al was er geen bewijs van instemming, de ambtenaar in beginsel bevoegd was om de boete op te leggen, tenzij gemotiveerd werd betwist dat er geen instemming was.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskosten af, omdat de boete terecht was opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10279438 \ WM VERZ 23-49
CJIB-nummer : 245128391
Uitspraakdatum : 10 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. A. Khadri, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De gemachtigde van betrokkene heeft verwezen naar de schriftelijke ingediende beroepsgronden.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt als volgt: handelen ism een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene stelt dat de boete is opgelegd in strijd met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: het Beleidskader), omdat betrokkene als omwonende eerst een waarschuwingsbrief had moeten krijgen.
In het Beleidskader staan voorwaarden voor het opleggen van een boete. Eén van die voorwaarden is dat in de eerste periode van (handhaving van) een geslotenverklaring wordt volstaan met een waarschuwingsbrief die aan betrokkenen wordt verzonden. Als niet aan deze voorwaarde is voldaan, mag de ambtenaar (van de gemeente) geen boete opleggen. [1]
Naar het oordeel van de kantonrechter was ten tijde van de gedraging in deze zaak, te weten 8 oktober 2021, de eerste periode van (handhaving van) een geslotenverklaring waarin wordt volstaan met een waarschuwingsbrief, al ruimschoots verstreken. Uit de stukken, met name het algemeen proces-verbaal, blijkt immers dat de geslotenverklaring is ingesteld vanaf 1 januari 2017, meer dan vier jaar vóór de gedraging. De ambtenaar (van de gemeente) mocht dus de boete opleggen en er was geen voorafgaande waarschuwingsbrief (meer) vereist.
Betrokkene stelt verder dat de ambtenaar (van de gemeente) gelet op de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de Regeling) niet bevoegd was om de boete op te leggen, omdat niet is gebleken van instemming van het Openbaar Ministerie met digitaal handhaven door de gemeente.
Op zichzelf volgt uit de Regeling dat digitaal handhaven slechts mogelijk is na instemming van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie.
Maar ook als uit de stukken niet blijkt van die instemming, moet worden aangenomen dat de ambtenaar (van de gemeente) bevoegd was om de boete op te leggen. Uitgangspunt is immers dat in beginsel van de bevoegdheid van de ambtenaar mag worden uitgegaan. [2] Alleen als gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van de hiervoor genoemde instemming, kan er aanleiding zijn om aan de bevoegdheid van de ambtenaar te twijfelen. Dat is hier niet het geval.
Daarbij komt dat de Regeling wat betreft de toetsing van de instemming door het Openbaar Ministerie verwijst naar eerdergenoemd Beleidskader, en dat zowel de Regeling als het Beleidskader zich in dit verband primair richten tot de gemeenten. De kantonrechter ziet daarom geen grond om aan te nemen dat de volgens de Regeling vereiste instemming een beleidsregel is waarop betrokkene een beroep kan doen. Ook in de rechtspraak is die instemming niet aangemerkt als een beleidsregel omtrent de wijze waarop gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren van hun bevoegdheid om een boete op te leggen gebruik dienen te maken. [3]
De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 september 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:7566.
2.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummerECLI:NL:GHARL:2022:3347.
3.Zie noot 1.