ECLI:NL:RBNHO:2023:4017

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
10375445 AO23-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst met toekenning transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan over het verzoek van [eiser] tot vernietiging van zijn ontslag op staande voet door Bamboo Import Europe B.V. [eiser] was in dienst als IT & E-specialist en had een vaststellingsovereenkomst gesloten met zijn werkgever, waarin was afgesproken dat hij per 1 juli 2023 zou worden vrijgesteld van werkzaamheden en een beëindigingsvergoeding van € 12.000,-- zou ontvangen. Echter, op 16 februari 2023 werd hij op staande voet ontslagen vanwege het doorsturen van vertrouwelijke zakelijke e-mails naar zijn privémail. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter concludeerde dat het opschonen van de mailbox en het doorsturen van e-mails niet zodanig ernstig waren dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigde. Het verzoek van [eiser] om het ontslag te vernietigen werd toegewezen, en hij kreeg recht op doorbetaling van zijn salaris en een transitievergoeding van € 3.000,--. Daarnaast werd de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juni 2023, maar zonder dat [eiser] een boete verschuldigd was aan Bamboo. De kantonrechter oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst niet meer van toepassing was, omdat de arbeidsovereenkomst niet eindigde met wederzijds goedvinden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10375445 AO23-22
Uitspraakdatum: 26 april 2023
Beschikking in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1], gemeente [gemeente]
verzoekende partij
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. H.P. Wellenberg
tegen
Bamboo Import Europe B.V.
gevestigd te Beverwijk
verwerende partij
hierna te noemen: Bamboo
gemachtigde: J. Schellekens
de zaak in het kort
Partijen sluiten een vaststellingsovereenkomst op grond waarvan de werknemer per 1 januari 2023 vrij wordt gesteld van werkzaamheden en de werknemer bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 juli 2023 een vergoeding van € 12.000,-- ontvangt. De werknemer wordt op 16 februari 2023 op staande voet ontslagen. Het ontslag op staande voet wordt vernietigd. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met toekenning van de transitievergoeding. De werkgever hoeft de vergoeding uit de vso niet te betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft een verzoek met 14 bijlagen ingediend, strekkende tot, kort gezegd, vernietiging van het aan hem verleende ontslag op staande voet. Bamboo heeft een verweerschrift met zelfstandige tegenverzoeken en 12 producties ingediend.
1.2.
Op 29 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Wellenberg voornoemd. Namens Bamboo zijn verschenen: [betrokkene 1], directeur en [betrokkene 2], HR & Sales manager, bijgestaan door mr. Schellekens voornoemd. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Bamboo is een internationaal georiënteerd bedrijf dat gespecialiseerd is in het produceren, importeren en verkopen van bamboeproducten wereldwijd. Met ingang van 1 december 2021 is de heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) als directeur bij Bamboo betrokken.
2.2.
[eiser] is op 8 maart 2021 in dienst getreden bij Bamboo. [eiser] vervulde laatstelijk de functie van IT & E-specialist, tegen een brutosalaris van € 3.600,00 per maand bruto exclusief emolumenten. Per 1 oktober 2021 is de arbeidsovereenkomst van [eiser] omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(..) Artikel 2. Contractduur/Proeftijd/Opzegging
1. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd per 1 oktober 2021. (..)
3. De arbeidsovereenkomst kan door beide partijen gedurende de arbeidsovereenkomst tussentijds worden opgezegd. In geval van opzegging van de arbeidsovereenkomst is de opzegtermijn van toepassing die voortvloeit uit het bepaalde in artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 14. Gebruik bedrijfsmiddelen en documenten
(..) 2. Het is werknemer verboden op welke wijze dan ook documenten, correspondentie, eigendommen en/of andere informatiedragers en/of kopieën hiervan die aan werkgever toebehoren in bezit te hebben of te houden, uitgezonderd voor zover en voor zolang dit voor de uitoefening van zijn werkzaamheden voor werkgever noodzakelijk is.
Artikel 18. Boetebeding
Bij overtreding of niet nakoming van het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 17 is werknemer, in afwijking van het bepaalde in artikel 7:650 lid 3, 4 en 5 BW, een direct opeisbare boete ten gunste van werkgever verschuldigd van € 5.000 per overtreding, vermeerderd met € 1.000 voor iedere dag (een gedeelte van de dag hieronder begrepen) waarop zodanige overtreding voortduurt. Werkgever behoeft hiervoor geen schade of verlies aan te tonen. In plaats van het voorgaande heeft werkgever het recht om schadevergoeding te vorderen. Voorts behoudt werkgever tevens haar rechten om nakoming van het bepaalde in deze arbeidsovereenkomst te vorderen. (..)”
2.4.
Op 23 november 2022 heeft [eiser] ongeveer 300 e-mails vanuit zijn werke-mailadres, [e-mailadres 1] (hierna: “het werke-mailadres”) naar zijn privé e-mailadres gestuurd, waarbij [eiser] specifiek heeft geselecteerd op correspondentie tussen hemzelf en [betrokkene 1] over de periode december 2021 tot en met november 2022.
2.5.
Op 30 november 2022 heeft Bamboo [eiser] als volgt bericht:
“(..) In aansluiting op onze bespreking van vandaag, woensdag 30 november 2022, bevestigen wij
hierbij het volgende. Met de komst van de nieuwe website komen uw taken te vervallen. De nieuwe website is een SAAS oplossing, de werkzaamheden voor de start positie van de website zijn afgerond; het beheer van de website zal niet intern worden vormgegeven. Aangezien de werkzaamheden voor het opzetten van de website een belangrijk deel van uw werk zijn, vervalt daarmee de basis van uw taken. Uw functie van IT & E-commerce specialist is een unieke en niet uitwisselbare functie die als gevolg hiervan komt te vervallen. (..) Wij hebben de mogelijkheden voor herplaatsing onderzocht. Helaas zijn er geen andere passende functies beschikbaar. Wij verwachten ook niet dat deze op redelijke termijn beschikbaar komen. Dit betekent dat Bamboo Import Europe B.V. zal overgaan tot beëindiging van uw arbeidsovereenkomst. In dit verband bieden wij u de mogelijkheid om in onderling overleg een beëindigingsovereenkomst te sluiten. Bijgaand ontvangt u de beëindigingsovereenkomst. In deze overeenkomst staan de voorwaarden voor beëindiging vermeld. (..) Het voorstel voor de beëindigingsovereenkomst is geldig tot en met uiterlijk maandag 5 december 2022. Mocht de beëindigingsovereenkomst voor die tijd niet geaccepteerd zijn, dan vervalt dit aanbod. (..)”
2.6.
[eiser] is niet akkoord gegaan met het onder 2.5 opgenomen beëindigingsvoorstel.
2.7.
Op 28 december 2022 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de vaststellingsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(..)
De ondergetekenden
(..)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1. Beëindiging
1.1.
De tussen Partijen bestaande arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden per 1 juli 2023 (hierna: “Beëindigingsdatum”). De laatste dag van de arbeidsovereenkomst is derhalve 30 juni 2023.
Artikel 2. Vrijstelling van werkzaamheden
2.1.
Werknemer wordt per 1 januari 2023 vrijgesteld van de verplichting werkzaamheden te verrichten.
(..)
Artikel 4. Beëindigingsvergoeding
4.1.
Indien de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt, zal Werkgever aan Werknemer een beëindigingsvergoeding voldoen van EUR 12.000 bruto (..)
Artikel 8. Juridische kosten
8.1.
Tenzij Werknemer aanspraak kan maken op rechtsbijstand uit hoofde van een rechtsbijstandverzekering of lidmaatschap van een vakbond, zal Werkgever bijdragen in de kosten van rechtsbijstand van Werknemer tot een maximum van EUR 1.500 exclusief BTW en inclusief eventuele kantoorkosten en/of andere kosten, op basis van
een rechtstreeks aan Werkgever gerichte en op naam van Werknemer gestelde deugdelijk gespecificeerde declaratie. (..)
Artikel 16. (..)
16.2.
Door ondertekening van deze Overeenkomst verklaart Werknemer uitdrukkelijk dat Werknemer (a) een goed en volledig begrip heeft van de inhoud en consequenties van de Overeenkomst, (b) instemt met de inhoud en consequenties van de Overeenkomst en (c) zich heeft laten bijstaan c.q. adviseren door een juridisch adviseur en (d) geen feiten en/of omstandigheden heeft verzwegen, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed hadden kunnen zijn op de inhoud van de Overeenkomst.
16.3.
Deze Overeenkomst komt integraal te vervallen indien de arbeidsovereenkomst vóór de Beëindigingsdatum zal zijn beëindigd wegens (i) het overlijden van Werknemer; of (ii) een gedraging van Werknemer die een dringende reden in de zin van artikel 7:677 jo 678 BW oplevert. (..)
16.7.
Werknemer heeft het recht om binnen veertien (14) dagen na de datum van totstandkoming van onderhavige Overeenkomst, deze Overeenkomst te ontbinden conform artikel 7:670b BW. Deze ontbinding dient tot stand te komen door middel van een schriftelijke verklaring met die strekking, die door Werknemer wordt gericht aan Werkgever en tijdig door Werkgever Is ontvangen. Onverminderd dit recht van Werknemer, doen Partijen afstand van hun recht om deze Overeenkomst te (doen) ontbinden en/of te (doen) vernietigen. (..)”
2.8.
Na het sluiten van de onder 2.7 opgenomen vaststellingsovereenkomst heeft [eiser] de volledige inhoud van het werke-mailadres geleegd.
2.9.
Bij e-mail van 7 januari 2023 heeft de gemachtigde van Bamboo de gemachtigde van [eiser] als volgt bericht:
“(..) Van Bamboo begrijpen wij dat de e-mailbox van uw cliënt om onverklaarbare redenen leeg is. Bamboo heeft hier geen instructie toe gegeven en uw cliënt heeft dit ook niet met Bamboo overlegd. Sterker nog, uw cliënt heeft wel contact gehad met zijn manager over de overdracht, maar heeft niets over het leegmaken van een e-mailbox genoemd. Wij verzoeken u ons uiterlijk morgen voor 16:00 uur opheldering te geven over de gang van zaken en waarom de e mailbox van uw cliënt leeg is. Daarnaast dient uw cliënt per ommegaande te zorgen dat de e-mails en wachtwoorden terug komen, het gaat immers om bedrijfseigendommen. Bamboo behoudt zich alle rechten voor en is bezig met nader onderzoek. Bamboo zal zich verder beraden en de stappen zetten die zij passend acht. (..)”
2.10.
Na ontvangst van de onder 2.9 weergegeven e-mail heeft [eiser] Bamboo een link gestuurd om de inhoud van het werke-mailadres te herstellen. Bamboo heeft de e-mails in het werke-mailadres van [eiser] hiermee op 10 januari 2023 terug kunnen halen.
2.11.
Op 9 februari 2023 heeft [betrokkene 1] [eiser] als volgt bericht:
“(..) Heb jij aankomende tijd (bij voorkeur begin volgende week) tijd om te bellen? Het gaat om het volgende. Wij hebben gemerkt bij het gebruik van de marketingbambooimport.com mailbox dat er een heel aantal e-mails missen. Zo missen wij heel veel mails rond de etiketten, Grafimedia en zijn vrijwel alle verzonden e-mails gewist. Ik heb met de huidige collega’s en 2 ex-collega’s gekeken of zij hier iets over weten. Zij konden mij niet verder helpen. Maar wat we daar uit wel terug kregen, is dat er volgens hen ook mails en mappen missen. Nu wil ik dezelfde vraag ook aan jou stellen. Weet jij wat er met deze mailbox gebeurd is? Deze vraag specifiek aan jou omdat ook al het mailcontact tussen deze mailbox en [e-mailadres 1] ontbreekt. Tot slot hebben wij natuurlijk al eerder moeten constateren dat jij [e-mailadres 1] gewist had. Graag hoor ik wanneer jij beschikbaar bent voor een call. (..)”
2.12.
Op eveneens 9 februari 2023 heeft [eiser] [betrokkene 1] als volgt geantwoord op de onder 2.11 opgenomen e-mail:
“(..) Ik ben volgende week de hele week redelijk goed te bereiken (..) Geef maar aan wanneer het schikt, dan plan ik dat in. Ik lees wel met enige verbazing de mail over het [e-mailadres 2] account. Ik heb daar niets mee gedaan natuurlijk, deze werd altijd beheert door [betrokkene 3], en ik verwacht dat [betrokkene 3] deze mailbox dan ook aan [betrokkene 4] of [betrokkene 5] heeft overgedragen. Ik heb dus geen idee, maar je mag me natuurlijk even bellen als dat nodig is. (..)”
2.13.
Op 15 februari 2023 heeft Bamboo [eiser] gehoord over, onder meer, hetgeen gebeurd zou zijn met de [e-mailadres 2] mailbox.
2.14.
Bij brief van 16 februari 2023 heeft Bamboo het onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“(..) Op 16 februari 2023 heeft Bamboo Import Europe B.V. (Bamboo) meermaals getracht u telefonisch te bereiken om ons besluit mede te delen. Aangezien wij u niet konden bereiken, berichten wij u hierbij dat de uitkomt van het onderzoek naar uw handelswijze is dat Bamboo per onmiddellijke ingang uw arbeidsovereenkomst met Bamboo beëindigt (ontslag op staande voet).
Ontslag op staande voet
Samengevat heeft Bamboo op grond van het onderzoek het volgende vastgesteld:
1. Bamboo is er op 6 januari 2023 achter gekomen dat u uw werk e-mailbox
[e-mailadres 1] heeft verwijderd.
2. U heeft voor het verwijderen van uw werk e-mailbox een ongeloofwaardige uitleg gegeven.
3. Op 31 januari 2023 is Bamboo er achter gekomen dat u e-mails uit de e-mailbox
[e-mailadres 2] heeft verwijderd.
4. U heeft voor het verwijderen van de marketing e-mailbox een ongeloofwaardige uitleg
gegeven.
5. Op 15 februari 2023 is Bamboo er achter gekomen dat u alle e-mails van de marketing e-mailbox automatisch naar uw werk e-mailbox liet doorsturen en leveranciers heeft gevraagd
uw werk e-mailadres in de bcc te houden bij het versturen van facturen, hetgeen voor de
uitoefening van uw functie geenszins relevant was.
6. U heeft hiervoor geen geloofwaardige uitleg gegeven.
7. Op 15 februari 2023 is Bamboo er achter gekomen dat u op 23 november 2022 in zeven e- mails meer dan 300 zakelijke e-mails met vertrouwelijke bedrijfsinformatie en vertrouwelijke informatie over andere werknemers en klanten naar uw privé e-mailadres ([e-mailadres 3]) heeft gestuurd.
8. U heeft voor het doorsturen van de zakelijke e-mails naar uw privé e-mailadres een
ongeloofwaardige uitleg gegeven.
9. U heeft gehandeld in strijd met de Bamboo regels.
10. U heeft gehandeld in strijd met artikel 14.2 uit uw arbeidsovereenkomst en met hetgeen van
een goed werknemer mag worden verwacht.
Bamboo is zeer teleurgesteld door uw handelswijze en gedragingen. Het gedrag van u is voor Bamboo volstrekt onacceptabel. U heeft de regels overtreden binnen Bamboo. U heeft dan ook misbruik gemaakt van het in u gestelde vertrouwen. Bamboo heeft de persoonlijke omstandigheden van u afgezet tegen de belangen van Bamboo en op grond daarvan concludeert Bamboo dat het gedrag van u een onmiddellijke beëindiging van het dienstverband rechtvaardigt.
(…) Op grond daarvan beëindigen we het dienstverband met u met onmiddellijke ingang op 16 februari 2023 vanwege de hierboven genoemde redenen. De laatste dag van uw dienstverband is dan ook 16 februari 2023.
(…) Conform artikel 16.2 van de vaststellingsovereenkomst komt deze integraal te vervallen. We wijzen u tot slot nog op de bedingen uit de arbeidsovereenkomst, welke na beëindiging onverkort van kracht blijven (waaronder het geheimhoudingsbeding, het concurrentiebeding, het relatiebeding en de boetebepalingen). (...)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[eiser] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en Bamboo te veroordelen tot doorbetaling van loon, verhoogd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW. [eiser] heeft daarnaast verzocht dat Bamboo wordt veroordeeld tot de betaling van een schadevergoeding aan hem van € 10.000,00 en dat Bamboo wordt veroordeeld tot betaling van een reële proceskostenvergoeding, door [eiser] begroot op een bedrag van € 5.000,00.
3.2.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn verzoek vermeerderd in die zin dat hij verzoekt Bamboo te veroordelen om binnen 3 dagen na betekening van deze beschikking conform artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst het bedrag van € 1.500,00 exclusief btw te voldoen aan de gemachtigde van [eiser] overeenkomstig de factuur van 6 januari 2023.
3.3.
Aan dit verzoek legt [eiser], samengevat, ten grondslag dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, omdat een dringende reden ter zake alle gedragingen c.q. omstandigheden die Bamboo aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd ontbreekt. [eiser] heeft ten aanzien van de verweten gedragingen het volgende gesteld. Het opschonen van het werke-mailadres voorafgaand aan een overeengekomen vrijstelling van werk is geen reden voor een ontslag op staande voet. [eiser] heeft slechts zijn werk netjes willen overdragen en heeft bovendien niets belangrijks weggegooid. Daarnaast had Bamboo hiervan al op 6 januari 2023 wetenschap, zodat van onverwijldheid op 16 februari 2023 geen sprake meer is. Het verwijt dat [eiser] (ook) e-mails uit de mailbox [e-mailadres 2] heeft verwijderd, is onvoldoende onderbouwd. [eiser] weet niet welke e-mails Bamboo meent te missen. En, ook al zou [eiser] e-mails uit deze mailbox hebben verwijderd, valt niet in te zien waarom dit een dringende reden zou opleveren die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Bovendien had Bamboo hiervan al kennis op 31 januari 2023, zodat ook in zoverre niet aan de eis van onverwijldheid is voldaan. [eiser] erkent dat er (een) mail(s) zijn doorgestuurd vanaf de marketinginbox naar het werke-mailadres bij Bamboo. Dat ging niet alleen zo bij [eiser], maar ook bij zijn collega’s. Het feit dat [eiser] aan één leverancier heeft verzocht hem ter zake de betaling van een factuur in de bcc te houden, levert ook geen dringende reden op. Ook in zoverre ontbreekt aldus een grond voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. [eiser] heeft weliswaar eind november 2022 inderdaad enkele e-mails doorgestuurd naar zijn privémail, maar dit heeft hij slechts gedaan omdat de verhouding tussen [eiser] en Bamboo en meer specifiek [eiser] en [betrokkene 1] al langere tijd was bekoeld en [eiser] het vermoeden had dat Bamboo hem ging ontslaan. De gemachtigde van [eiser] heeft hem om die reden geadviseerd om belangrijke e-mails in het vooruitzicht van een eventuele ontslagprocedure veilig te stellen, opdat [eiser] zich in een dergelijke procedure zou kunnen verdedigen. [eiser] heeft niets met deze e-mails gedaan en heeft ze niet openbaar gemaakt of anderszins gebruikt. Bamboo heeft verder nog aangevoerd dat [eiser] heeft gehandeld in strijd met de bedrijfsregels en in strijd met zijn arbeidsovereenkomst. Het is [eiser] niet bekend op welke bedrijfsregels Bamboo doelt. [eiser] heeft ook artikel 14 van de arbeidsovereenkomst niet geschonden. [eiser] heeft altijd gebruik gemaakt van privéapparatuur en heeft aldus geen zakelijke apparatuur in strijd met de arbeidsovereenkomst in privé gebruikt. Ook omtrent deze verweten gedragingen ontbreekt aldus een grondslag voor een ontslag op staande voet.
3.4.
Bamboo verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd. Bamboo heeft [eiser] wel degelijk terecht op staande voet ontslagen. De dringende reden bestond – kort gezegd – in het wegmaken van bedrijfseigendommen van Bamboo en het doorsturen van zakelijke en vertrouwelijke e-mails en vertrouwelijke persoonsgegevens van collega’s van het werke-mailadres van [eiser] bij Bamboo naar zijn privé e-mailadres. Het ontslag is ook onverwijld gegeven. Bamboo is er op 6 januari 2023 achter gekomen dat [eiser] de inhoud van het werke-mailadres geheel had verwijderd. Hiernaar is direct onderzoek verricht en uiteindelijk heeft Bamboo, na [eiser] te hebben gehoord, de inhoud van de mailbox terug kunnen halen en heeft zij deze kwestie verder laten rusten. Echter, op 30 januari 2023 is Bamboo erachter gekomen dat er ook e-mails uit de marketing e-mailbox zijn verwijderd. Naar aanleiding daarvan heeft Bamboo direct een nader onderzoek ingesteld. Pas na verder onderzoek naar de gang van zaken rondom het verwijderen van deze e-mails uit de marketing e-mailbox is Bamboo op 15 februari 2023 op de hoogte geraakt van het feit dat (i) in het verleden een instelling is aangezet waardoor alle e-mails uit de marketing e-mailbox naar het werke-mailadres van [eiser] werden doorgestuurd, (ii) [eiser] het verzoek heeft gedaan bij leveranciers om zijn werke-mailadres in de bcc te houden bij het versturen van facturen, en (iii) [eiser] op 23 november 2022 meer dan 300 e-mails van zijn werke-mailadres naar zijn privé e-mailadres heeft gestuurd. Bamboo is op 15 februari 2023 op de hoogte geraakt van de feiten en/of gebeurtenissen die (een) dringende reden(en) vormden voor het ontslag op staande voet. [eiser] is vervolgens een dag later, op 16 februari 2023, daadwerkelijk op staande voet ontslagen. Bamboo heeft daarmee ook voldaan aan het onverwijldheidsvereiste.

4.Het tegenverzoek en het verweer

4.1.
Bamboo verzoekt bij wijze van tegenverzoek
primairdat de kantonrechter [eiser] op grond van artikel 7:677 lid 2 BW veroordeelt tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 3.570,04;
4.2.
subsidiairverzoekt Bamboo dat de kantonrechter:
I. indien en voor zover het ontslag op staande voet wordt vernietigd, de arbeidsovereenkomst ontbindt op de e-grond, dan wel de g-grond, dan wel de i-grond, zonder toekenning van een vergoeding, dan wel een vergoeding die gepast wordt geacht en zonder rekening te houden met de geldende opzegtermijn, dan wel een opzegtermijn in acht te nemen die gepast wordt geacht en daarbij voor recht te verklaren dat de vaststellingsovereenkomst komt te vervallen;
II. indien en voor zover het ontslag op staande voet wordt vernietigd en of/de gefixeerde schadevergoeding uit hoofde van artikel 7:677 lid 2 BW wordt afgewezen, [eiser] veroordeelt tot betaling van een boete ex. artikel 18 van de arbeidsovereenkomst ter hoogte van € 125.000,00;
III. verklaart voor recht bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst dat de vaststellingsovereenkomst tussen partijen vernietigd is wegens misleiding (artikel 3:44 BW), dwaling (artikel 6:228 BW), strijd met artikel 7:611 BW en/of op grond van artikel 6:248 lid 2 BW.
4.3.
in alle gevallenverzoekt Bamboo dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot het zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 72 uur na de te wijzen beschikking afgeven van de bedrijfseigendommen die [eiser] onder zich heeft, door toezending van de bescheiden rechtstreeks naar Bamboo naar het e-mailadres [e-mailadres 4] en naar de gemachtigde van Bamboo naar het e-mailadres [e-mailadres 5] onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (een gedeelte van de dag hieronder begrepen) dat [eiser] in gebreken blijft aan de beschikking te voldoen, en [eiser] veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.4.
Aan het voorwaardelijke ontbindingsverzoek legt Bamboo, kort samengevat, het volgende ten grondslag. De gedragingen van [eiser] leveren ernstig verwijtbaar handelen en nalaten op, waardoor de voortzetting van het arbeidsovereenkomst niet van Bamboo gevergd kan worden. Het gedrag van [eiser] is zeer kwalijk en kan onder geen enkel beding geaccepteerd worden binnen Bamboo. Subsidiair meent Bamboo dat door het handelen van [eiser] een zodanige verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan dat voortzetting van het dienstverband eveneens niet van Bamboo gevergd kan worden. [eiser] heeft zich dermate niet-coöperatief opgesteld gedurende het gehele proces en het vertrouwen van Bamboo door steeds geen open kaart te spelen zodanig duurzaam en ernstig beschadigd dat voortzetting van het dienstverband niet van haar gevergd kan worden. Meer subsidiair beroept Bamboo zich op een combinatie van beide ontbindingsgronden. Gezien zijn handelen komt [eiser] niet voor enige vergoeding in aanmerking en hoeft Bamboo de opzegtermijn niet in acht te nemen, aldus Bamboo.
4.5.
[eiser] betwist met verwijzing naar zijn stellingen omtrent het onterecht gegeven ontslag op staande voet dat hij verwijtbaar heeft gehandeld en/of dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die het noodzakelijk maakt dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. De arbeidsovereenkomst is bovendien met wederzijds goedvinden reeds beëindigd per 1 juli 2023 en tot die tijd is [eiser] vrijgesteld van werk en heeft hij geen toegang meer tot de systemen.
4.6.
Op de (overige) stellingen van partijen zal in het hierna volgende worden ingegaan.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is geweest, zowel ten aanzien van de dringende reden(en) als ten aanzien van de onverwijldheid.
5.2.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Op Bamboo als werkgever rust de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.
5.3.
Bamboo heeft in de onder 2.14 opgenomen ontslagbrief dringende redenen aan het ontslag ten grondslag gelegd die volgens haar zowel elk afzonderlijk als in onderlinge samenhang gezien voldoende zijn voor het ontslag op staande voet, te weten, beknopt en - waar in verband met de onderlinge samenhang mogelijk - gezamenlijk weergegeven:
a. het legen door [eiser] van het werk-emailadres en de ongeloofwaardige uitleg die [eiser] daarover heeft gegeven;
b. het verwijderen door [eiser] van e-mails uit de e-mailbox [e-mailadres 2] en de ongeloofwaardige uitleg die [eiser] daarover heeft gegeven;
c. het automatisch laten doorsturen van e-mails uit de marketing e-mailbox naar het werke-mailadres, het verzoek aan leveranciers om het werke-mailadres in de bcc te houden bij het sturen van facturen, terwijl dat voor de uitoefening van de functie niet relevant was en de ongeloofwaardige uitleg die [eiser] daarover heeft gegeven;
d. het doorsturen van meer dan 300 zakelijke e-mails naar de privémail van [eiser] en de ongeloofwaardige uitleg die [eiser] daarover heeft gegeven;
e. het door [eiser] handelen in strijd met de bedrijfsregels van Bamboo;
f. het handelen door [eiser] in strijd met artikel 14.2 van de arbeidsovereenkomst en hetgeen van een goed werknemer mag worden verwacht.
5.4.
Beoordeeld dient te worden of de aan het ontslag ten grondslag gelegde gedragingen van [eiser] afzonderlijk, dan wel in samenhang bezien, kwalificeren als (een) dringende reden(en) voor ontslag. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. Hiertoe is het volgende redengevend.
opschonen van de mailbox [e-mailadres 1] (a)
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter levert het opschonen van een zakelijke mailbox voorafgaand aan een kort daarna intredende vrijstelling van werkzaamheden geen dringende reden voor ontslag op staande voet op. Het was weliswaar verstandig geweest als [eiser] hiertoe pas na overleg met Bamboo was overgegaan, maar deze gedraging is niet dusdanig ernstig dat een onmiddellijk einde van de arbeidsovereenkomst in de rede ligt. Gesteld, noch gebleken is dat [eiser] tot verwijdering is overgegaan om bewust iets achter te houden voor Bamboo. [eiser] heeft de situatie kennelijk verkeerd ingeschat, maar heeft, na ontvangst van de onder 5.11 genoemde e-mail van Bamboo op eerste verzoek zijn volledige medewerking verleend aan het terughalen van de gehele mailbox, waarna Bamboo de kwestie in eerste instantie verder heeft laten rusten. Later is zij hier, in het licht van de daarna aan het licht gekomen omstandigheden, op terug gekomen. Echter, ook in het licht van het totaal aan omstandigheden bezien acht de kantonrechter deze gedraging van [eiser] niet zwaarwegend genoeg om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen.
het vermeende handelen inzake [e-mailadres 2] (b en c)
5.6.
Ook deze vermeende gedragingen van [eiser] leveren naar het oordeel van de kantonrechter geen dringende reden voor een ontslag op staande voet op. Hiertoe is allereerst redengevend dat, mede gezien de gemotiveerde betwisting door [eiser], niet is komen vast te staan dat [eiser] inderdaad e-mails uit deze mailbox heeft verwijderd. Wat betreft het doorsturen van e-mails uit de marketing e-mailbox naar het werke-mailadres heeft Bamboo zelf aangevoerd dat het mogelijk is dat dit onder de vorige eigenaar van Bamboo destijds zo is ingesteld, maar dat dat (nu) niet meer de bedoeling is. Kennelijk weet Bamboo niet zeker of het in het verleden een normale gang van zaken was om e-mails (automatisch) te laten doorsturen. Reeds daarom kan van een dringende reden voor een ontslag op staande voet sprake zijn. Ook de stelling van Bamboo dat [eiser] ten onrechte een verzoek heeft gedaan aan leveranciers van Bamboo om het werke-mailadres in de bcc te houden bij het versturen van facturen kan niet als een dergelijke dringende reden worden aangemerkt. Niet betwist ter zitting is de stelling van [eiser] dat het om slechts één leverancier gaat. De kantonrechter acht het in de door [eiser] geschetste omstandigheden bovendien niet vreemd dat [eiser] de bedoelde leverancier heeft verzocht om hem in de bcc te houden. Dat was ook in het belang van Bamboo; het ging immers om betaling van een factuur.
het vermeende handelen in strijd met bedrijfsregels (e)
5.7.
Voor zover Bamboo stelt dat het handelen van [eiser] in strijd met de bedrijfsregels van Bamboo een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert, geldt dat deze stelling, mede gezien de gemotiveerde betwisting door [eiser], onvoldoende is onderbouwd zodat ook op deze grond ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd is.
het vermeende handelen in strijd met artikel 14.2 van de arbeidsovereenkomst c.q. het niet handelen als goed werknemer (f)
5.8.
De blote stelling van Bamboo dat [eiser] niet als goed werknemer heeft gehandeld wordt verworpen. Voor zover Bamboo betoogt dat [eiser] met het doorsturen van de ruim 300 e-mails van het werke-mailadres naar zijn privémail in strijd heeft gehandeld met artikel 14.2 van de arbeidsovereenkomst, overweegt de kantonrechter als volgt. Het doorsturen van deze e-mails is in de voorliggende omstandigheden, zoals later nog aan de orde zal komen, een ernstige gedraging, die [eiser] ook verweten kan worden. Echter, de strekking van dit artikel is naar het oordeel van de kantonrechter niet zodanig duidelijk dat [eiser] op voorhand had moeten begrijpen dat daaronder ook valt het doorsturen van e-mails naar zijn privémail, temeer waar het onbetwist gebruik was bij Bamboo om via WhatsApp allerlei zakelijke bestanden en gegevens uit te wisselen. In zoverre kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen dat sprake is van een gedraging die een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert.
het doorsturen e-mails naar het privé e-mailadres van [eiser] (d)
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het (mede) versturen van (gevoelige) bedrijfsinformatie naar een privé e-mailadres, zoals [eiser] met het doorsturen van 300 zakelijke e-mails naar zijn privémail heeft gedaan, ernstige gedragingen zijn, ook indien hierover geen (concrete) regels zijn vastgelegd. Een werknemer moet begrijpen dat dit consequenties kan hebben voor zijn relatie met de werkgever, bijvoorbeeld waar het gaat om het in elkaar gevestigde vertrouwen. Bij het beoordelen van de vraag of deze gedragingen een ontslag op staande voet rechtvaardigen, moet echter rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. In dat kader overweegt de kantonrechter dat de maatregel ontslag op staande voet in de voorliggende situatie niet proportioneel is. Ontslag op staande voet is een zware maatregel, een ‘ultimum remedium’ dat niet lichtvaardig mag worden ingezet. Het mag, gelet op de verstrekkende gevolgen, slechts gegeven worden als van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer te laten voortduren. Gelet op het feit dat de arbeidsovereenkomst binnen enkele maanden zou eindigen, [eiser] tot die tijd was vrijgesteld van werkzaamheden en hij reeds geen toegang meer had tot de systemen van Bamboo, is het gegeven ontslag buitenproportioneel.
5.10.
In dat verband speelt mee dat niet valt in te zien dat [eiser] de e-mails om een andere reden dan, zoals hij stelt, enkel het verstevigen van zijn bewijspositie in een eventueel te volgen ontslagprocedure heeft doorgestuurd en hij niet “uit was” op (concurrentiegevoelige) bedrijfsinformatie van Bamboo. [eiser] verricht geen met Bamboo concurrerende werkzaamheden; niet in geschil is immers dat hij al 20 jaar (in de avonduren) een salsadansschool uitbaat met zijn partner, maar dat die dansschool na de Covid-19 pandemie enige tijd op een laag pitje stond, waardoor [eiser] in dienst is getreden bij Bamboo teneinde (extra) inkomsten te genereren.
conclusie
5.11.
De kantonrechter komt gezien het hiervoor overwogene tot de conclusie dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 BW ontbreekt, zowel voor iedere reden afzonderlijk als alle redenen samen. Het ontslag op staande voet is daarom niet rechtsgeldig. De vraag of er sprake is van onverwijldheid kan daardoor onbesproken blijven.
5.12.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [eiser] om vernietiging van dat ontslag worden toegewezen. Er is immers sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
5.13.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [eiser] recht op loon. De vordering van [eiser] tot loonbetaling zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat Bamboo te laat heeft betaald, waarbij de kantonrechter aanleiding ziet om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
de (immateriële) schadevergoeding
5.14.
Het verzoek van [eiser] om Bamboo te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 10.000,00 omdat Bamboo is overgegaan tot een ontslag op staande voet op grond van feiten en omstandigheden die “evident niet kwalificeren als dringende reden”, wordt afgewezen omdat van een evident niet-dringende reden geen sprake is. De kantonrechter kan zich voorstellen dat Bamboo in de veronderstelling verkeerde dat deze reden(en) wél aanwezig was c.q. waren, temeer nu onder 5.27 geconcludeerd zal worden dat [eiser] wel degelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van slecht werkgeverschap, dan wel een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door Bamboo, is om die reden geen sprake, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
betaling proceskosten ex. art. 8 van de vaststellingsovereenkomst
5.15.
Het verzoek tot betaling van de proceskosten op grond van artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst zal, gezien de conclusie onder 5.33, worden afgewezen.
de (reële) proceskosten
5.16.
[eiser] heeft verzocht om Bamboo in de reële proceskosten van [eiser] te veroordelen. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
5.17.
Voor toewijzing van een vordering tot een reële proceskostenveroordeling is slechts ruimte in het geval van evidente ongegrondheid van de vordering. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan sprake zijn als de eisende partij zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende, dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
5.18.
De kantonrechter wijst het verzoek van [eiser] af. Naar het oordeel van de kantonrechter was, mede met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 5.14, het voor Bamboo niet op voorhand evident dat er in dit geval geen sprake was van (een) dringende reden(en). Dat Bamboo [eiser] het leven bewust zuur heeft willen maken door tot dat ontslag over te gaan, blijkt ook nergens uit. Van misbruik van procesrecht is dan ook geen sprake. Omdat Bamboo grotendeels ongelijk krijgt, zal zij conform het toepasselijke liquidatietarief in de proceskosten worden veroordeeld.
het tegenverzoek
5.19.
De primair gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal, gezien de conclusie onder 5.12 c.q. 5.13, worden afgewezen.
de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de e-grond
5.20.
Nu vastgesteld is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, komt de kantonrechter toe aan het voorwaardelijk ingestelde verzoek van de Bamboo tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.21.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daarvoor een redelijke grond bestaat en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
5.22.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat artikel 16.7. van de vaststellingsovereenkomst, anders dan [eiser] stelt, niet aan de verzochte ontbinding in de weg staat. In dit artikellid is slechts bepaald dat partijen (onder andere) afstand hebben gedaan van het recht om de vaststellingsovereenkomst te ontbinden. De mogelijkheid tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de gerechtelijke weg wordt (voor zover dat gelet op artikel 6 EVRM al mogelijk zou zijn) door dit artikel niet belet.
5.23.
Bamboo voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in (ernstig) verwijtbaar handelen van [eiser]. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Bamboo in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. De afzonderlijke gedragingen van [eiser] alsook al deze gedragingen tezamen leveren weliswaar geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet, maar naar het oordeel van de kantonrechter is het handelen van [eiser], in ieder geval voor zover het betreft het doorsturen van ruim 300 e-mails van het werke-mailadres naar zijn privémail betreft – wel zodanig verwijtbaar dat de arbeidsovereenkomst op de e-grond moet worden ontbonden. De kantonrechter licht dat als volgt toe.
5.24.
Vooropgesteld wordt dat partijen een uiteenlopende lezing hebben over hetgeen precies is voorgevallen tussen [eiser] en Bamboo en meer specifiek tussen [eiser] en [betrokkene 1], nadat laatstgenoemde vanaf december 2021 aantrad als de nieuwe directeur van Bamboo. [eiser] stelt dat hij, voordat [betrokkene 1] in beeld kwam, een breed takenpakket had, dat door [betrokkene 1] steeds verder is uitgekleed, totdat [eiser] er in november 2022, kort gezegd, door [betrokkene 1] werd uitgewerkt. Bamboo bestrijdt deze stellingen en voert, samengevat, aan dat [eiser] (slechts) was aangenomen als webdesigner voor de nieuwe website van Bamboo, waardoor zijn functie, toen de website begin december 2022 klaar was, kwam te vervallen. Omdat [eiser] een unieke functie vervulde, was een vervangende arbeidsplek niet voorhanden en heeft Bamboo de eerste stappen gezet richting de beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter kan niet vaststellen wat er precies is gebeurd. Duidelijk is wel dat [eiser] zélf vermoedde dat het einde van zijn arbeidsovereenkomst eraan zat te komen, waarna hij, na overleg met zijn gemachtigde tot het versturen van de gewraakte e-mails naar zijn privémail is overgegaan. Nog geen week later heeft Bamboo inderdaad een eerste beëindigingsvoorstel gedaan aan [eiser], waardoor zijn vermoedens in ieder geval enige feitelijke grondslag moeten hebben gehad.
5.25.
De kantonrechter kan zich voorstellen dat [eiser] een aantal belangrijke mails heeft willen opslaan voor het geval het, zoals hij vermoedde en zoals hem ook was geadviseerd door zijn gemachtigde, inderdaad op een ontslag of een door Bamboo verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan zou komen. Echter, van [eiser] had, als redelijk handelend werknemer, mogen worden verwacht dat hij met het doorsturen van deze e-mails de nodige zorgvuldigheid had betracht, hetgeen hij niet heeft gedaan. Hij heeft immers niet slechts een paar e-mails met essentialia maar ruim 300 e-mails doorgestuurd naar zijn privémail, waarvan er een aantal vertrouwelijke bedrijfsgegevens van Bamboo bevatte, zoals wachtwoorden of verslagen van functioneringsgesprekken. [eiser] heeft hiermee verwijtbaar gehandeld. Het had [eiser] van tevoren redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat het doorsturen van dergelijke (hoeveelheid) vertrouwelijke gegevens door Bamboo als ontoelaatbaar zou worden beschouwd. Dat (een deel van) de betreffende gegevens eerder ook via WhatsApp zou(den) zijn verstuurd, doet aan de verwijtbaarheid van het handelen niet af.
5.26.
Bovendien heeft [eiser] van het doorsturen van de betreffende e-mails ten onrechte geen melding gemaakt bij Bamboo tijdens de onderhandelingen over c.q. het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Wat de kantonrechter betreft had het op de weg gelegen van [eiser] gelegen om in het licht van de lopende onderhandelingen volledige openheid van zaken te geven omtrent zijn handelen. In de vaststellingsovereenkomst staat in artikel 16.2 sub d immers met zoveel woorden opgenomen dat partijen in dit verband geen relevante feiten en omstandigheden hebben verzwegen. Ook in zoverre is er aldus sprake van verwijtbaar handelen van [eiser].
5.27.
Gezien het voorgaande, luidt de conclusie dat de verzochte ontbinding wordt toegewezen op de e-grond. De hoge drempel van ernstige verwijtbaarheid wordt echter niet gehaald. Het handelen van [eiser] kan weliswaar als hoogst onzorgvuldig bestempeld, maar is niet zodanig ernstig verwijtbaar dat dit ertoe zou moeten leiden dat [eiser] onder andere geen recht meer zou hebben op een transitievergoeding.
5.28.
Gelet op de toewijzing van het ontbindingsverzoek vanwege verwijtbaar handelen aan de zijde van [eiser], behoeft het ontbindingsverzoek voor zover deze is gegrond op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, dan wel een combinatie van beide bovengenoemde gronden, geen nadere bespreking.
einddatum arbeidsovereenkomst
5.29.
In artikel 2 lid 3 van de arbeidsovereenkomst wordt wat de in acht te nemen opzegtermijn betreft aangesloten bij artikel 7:672 BW. Lid 2 sub a van laatstgenoemd artikel brengt mee dat de opzegtermijn in dit geval één maand betreft. Gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 9, sub a BW, zal het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op 1 juni 2023.
transitievergoeding
5.30.
Het verzoek van [eiser] tot toekenning van een transitievergoeding van € 3.000,00 zal worden toegewezen, omdat onder 5.27 is geconcludeerd dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en Bamboo geen bezwaar gemaakt heeft tegen de hoogte van dit bedrag.
[eiser] is geen boete verschuldigd aan Bamboo
5.31.
Het verzoek van Bamboo om [eiser] te veroordelen tot betaling van een boete van
€ 125.000,00 uit hoofde van artikel 14.2 van de arbeidsovereenkomst zal, gezien hetgeen is overwogen onder 5.8, worden afgewezen.
de vaststellingsovereenkomst
5.32.
De in het kader van het subsidiaire verzoek onder I verzochte verklaring voor recht dat de ‘vaststellingsovereenkomst komt te vervallen’ wordt afgewezen. De vaststellingsovereenkomst kan op grond van artikel 16.3 van die overeenkomst alleen integraal komen te vervallen indien de arbeidsovereenkomst vóór de beëindigingsdatum zal zijn beëindigd wegens (i) het overlijden van werknemer; of (ii) een gedraging van werknemer die een dringende reden in de zin van artikel 7:677 jo 678 BW oplevert. Van beide situaties is geen sprake. Datzelfde lot is beschoren de subsidiair onder III verzochte verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst “is vernietigd” wegens misleiding, dwaling, strijd met artikel 7:611 BW en/of op grond van artikel 6:248 lid 2 BW. De vaststellingsovereenkomst is immers nog niet (buitengerechtelijk) vernietigd en de vernietiging ervan in deze procedure is niet op de juiste wijze gevorderd.
5.33.
Het voorgaande doet er evenwel niet aan af dat [eiser] geen aanspraken meer kan ontlenen aan de vaststellingsovereenkomst. De vaststellingsovereenkomst voorzag immers in de specifieke situatie van een beëindiging met wederzijds goedvinden, met daaraan gekoppeld een beëindigingsvergoeding. Daarop komt [eiser] geen beroep meer toe, omdat de arbeidsovereenkomst niet eindigt met wederzijds goedvinden, maar door de onderhavige ontbinding.
verzoek tot afgifte ‘bedrijfseigendommen’
5.34.
Het verzoek tot veroordeling van [eiser] tot afgifte van alle bescheiden die [eiser] onder zich heeft die eigendom zijn van Bamboo, wordt afgewezen omdat dit verzoek (te) onbepaald is. Volstrekt onduidelijk is immers op welke bescheiden Bamboo doelt, temeer nu [eiser] onbetwist heeft aangevoerd dat hij bij de uitoefening van zijn werkzaamheden altijd gebruik heeft gemaakt van hem in privé toebehorende zaken.
de proceskosten
5.35.
Gelet op de uitkomst van de zaak, ziet de kantonrechter aanleiding te bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
6.2.
veroordeelt Bamboo om binnen drie dagen na betekening van deze beschikking aan [eiser] te betalen het brutosalaris van € 3.600,00 per maand vermeerderd met emolumenten vanaf 1 februari 2023 tot en met de onder 6.7 genoemde einddatum van de arbeidsovereenkomst;
6.3.
veroordeelt Bamboo om binnen drie dagen na betekening van deze beschikking aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging krachtens artikel 7:625 BW ter hoogte van 10%, alsmede de wettelijke rente over het onder 6.2 genoemde salaris en wel berekend vanaf de dag waarop de bedragen verschuldigd werden tot aan de dag der algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt Bamboo tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 879,00, te weten:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 793,00 ;
6.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders verzochte af;
het tegenverzoek
6.7.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2023;
6.8.
veroordeelt Bamboo om aan [eiser] een transitievergoeding te betalen van
€ 3.000,00;
6.9.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.10.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.11.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 26 april 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter