ECLI:NL:RBNHO:2023:4001

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/15/337525 / FA RK 23-1080
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het belang van de kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de zorgregeling tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw verzocht om de zorgregeling aan te passen, zodat zij in de oneven jaren de eerste keus heeft voor de zomervakantie, in plaats van de man. De rechtbank constateerde dat er tussen partijen een gebrek aan communicatie bestaat, wat leidt tot spanningen die de kinderen beïnvloeden. De vrouw heeft onderbouwd dat de wijziging van de zorgregeling noodzakelijk is om met haar samengestelde gezin op vakantie te kunnen gaan. De man heeft niet adequaat gereageerd op de verzoeken van de vrouw en heeft onvoldoende argumenten aangedragen om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de vrouw, en daarmee de kinderen, doorslaggevend zijn. De rechtbank heeft de zorgregeling zoals verzocht door de vrouw vastgesteld en de man aangespoord om samen met de vrouw en de betrokken instanties te werken aan een betere communicatie in het belang van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/337525 / FA RK 23-1080
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 2 mei 2023
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.L. Spekschoor, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A. Vogelaar (onttrokken).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 24 februari 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 april 2023 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door haar advocaat. Tevens waren ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) en namens de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI),
[vertegenwoordiger van de GI] en later ook [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] hebben op 17 april 2023 met de rechter gesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] , welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 3 oktober 2018.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.3.
Bij genoemde beschikking van 3 oktober 2018 is bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan, door partijen getekend op 22 respectievelijk 25 juni 2018, deel uitmaakt van die beschikking. In dit ouderschapsplan hebben partijen de afspraak opgenomen dat de zorgregeling zal zijn zoals beschreven in bijlage 1 bij het ouderschapsplan.
2.4.
Het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen is na de echtscheiding in stand gebleven.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 april 2022 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 21 april 2022 tot 21 april 2023. De ondertoezichtstelling is inmiddels met een jaar verlengd.
2.6.
De GI heeft op 26 oktober 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de man betreffende de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] . Hierin is het volgende opgenomen:
  • toestemming geven voor de start van de Blauwe Beer voor [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 1] en [de minderjarige 4] ;
  • meewerken aan de hulpverlening, dit houdt in: de kinderen brengen en halen naar de afspraken wanneer dit nodig is, in gesprek gaan met de hulpverlener met een open houding.
2.7.
Bij beschikking van deze rechtbank van 22 december 2022 is het verzoek van de man, om de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen te verklaren, afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de zorgregeling vanaf de datum van deze beschikking de regeling zal zijn, zoals die is vastgelegd in bijlage 20 van haar verzoekschrift, genoemd ‘Bijlage 1 bij Ouderschapsplan HERZIEN’, pagina 1 tot en met 6, met dien verstande dat de verzochte wijziging ‘Uitzondering voor [de minderjarige 4] ’ (op pagina l-2) ter zitting is ingetrokken.
3.2.
Zij stelt hiertoe het volgende. In de bijna vijf jaar na het feitelijk uiteengaan van partijen is er vrijwel geen overleg meer over de kinderen geweest. De ouders kunnen niet met elkaar communiceren en zelfs parallel ouderschap is niet mogelijk. De man reageert veelal negatief op de vrouw. Afspraken maken is onmogelijk en de man geeft geen toestemming voor zaken aangaande de kinderen. Zelfs de ondertoezichtstelling heeft hierin geen verandering gebracht. De man zegt dat de vrouw niet met hem wil praten, terwijl juist de vrouw allerlei trajecten geprobeerd heeft om met de man in contact te komen. De man wil controle over alles en moet de regie hebben, en werkt niet mee als hij dat niet krijgt. De man put te pas en te onpas uit richtlijnen, wetgeving en overeenkomsten, maar lijkt zichzelf boven alle regels te stellen. De vrouw werd tijdens en wordt na haar relatie gekleineerd door de man. De man isoleerde de vrouw van haar omgeving en heeft haar zelfvertrouwen aangetast. De vrouw is nog altijd bang voor de man en zijn reacties. Alle kinderen zitten op hun eigen manier klem tussen de ouders. [de minderjarige 2] wil vooral duidelijkheid en zelfstandigheid waar het gaat om de zorgregeling. [de minderjarige 4] ervaart door verschillende gebeurtenissen erg veel spanning. Ze kan zichzelf niet goed troosten en wil dan graag naar haar moeder. Het is fijn als zij de vrijheid heeft om niet bij de man te slapen als dat lastig is voor haar. [de minderjarige 3] wil al vanaf donderdag, vaak woensdag naar zijn vader. De vrouw heeft hiermee rekening gehouden in de door haar verzochte zorgregeling. Zij wenst de zorgregeling aan te passen aan de huidige omstandigheden en te concretiseren, zodat zo min mogelijk overleg nodig is.
Ten aanzien van de zomervakantie wenst de vrouw dat zij de eerste keus krijgt in de oneven jaren en de man in de even jaren, in plaats van andersom. Ter onderbouwing stelt zij dat deze regeling beter aansluit op de vakantieregeling van haar partner met zijn ex, zodat zij met hun hele -samengestelde- gezin met vakantie kunnen gaan, zoals in 2019 en 2021 met instemming van de man mogelijk was. De man weigert dit jaar zonder gegronde reden akkoord te gaan met de door haar gewenste weken, te weten 21-28 juli 2023 en
11-25 augustus 2023.

4.Verweer

De man heeft ter zitting aangegeven dat hij het eens is dat de afspraken voor iedereen duidelijk moeten zijn, in zoverre is hij akkoord met de als bijlage 20 overgelegde regeling. Het klopt volgens de man dat [de minderjarige 3] eerder dan de in 2018 afgesproken vrijdagmiddag naar hem toe wil komen, zodat hij instemt is met de verruiming naar de donderdagmiddag. Wat betreft [de minderjarige 4] ziet de man geen probleem. Als [de minderjarige 4] bij hem is, slaapt zij inmiddels in haar eigen kamer en op verzoek van [de minderjarige 4] slaapt zij af en toe bij [de minderjarige 2] . Het is geen probleem als zij bij haar moeder overnacht, als [de minderjarige 4] dat wil.
De man is tegen de voorgestelde wijziging ten aanzien van de zomervakanties. Hij gaat in de door de vrouw gewenste weken met een vriend naar Italië.
Er is volgens de man geen of nauwelijks communicatie met de vrouw, hij begrijpt niet waar de spanningen, waar de kinderen last van zouden hebben, vandaan komen. Door fouten en toedoen van de jeugdbeschermers hebben de kinderen schade opgelopen, aldus de man.

5.Standpunt informanten

5.1.
Namens de Raad wordt betreurd dat partijen samen geen afspraken kunnen maken in het belang van de kinderen. Voorts moet de man erover nadenken in hoeverre het indienen van klachten tegen hulpverleners (en het eventueel gelijk krijgen), in het belang van de kinderen is. Het is belangrijk dat de man aan boord blijft en in het belang van zijn kinderen gaat samenwerken met de GI.
5.2.
Namens de GI is aangegeven dat het in het belang van de kinderen is dat zij als gezin met vakantie kunnen gaan. De GI acht het spijtig dat zij geen contact met de man kan krijgen.

6.De beoordeling

6.1.
Tussen partijen is niet in geschil is dat de overeengekomen zorgregeling aanpassing behoeft, zodat uitgegaan wordt van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:377e BW.
6.2.
De rechtbank overweegt dat over de wijziging van de omgangsregeling van [de minderjarige 3] overeenstemming bestaat. Ten aanzien van [de minderjarige 4] is de verzochte wijziging van de omgangsregeling ter zitting ingetrokken en heeft de man aangegeven, dat het wat hem betreft geen probleem is dat [de minderjarige 4] in voorkomend geval in ‘zijn’ weekend bij de vrouw overnacht.
6.3.
Tussen partijen bestaat discussie over wie van partijen in de zomervakantie de eerste keus heeft voor de weken in de oneven jaren. De vrouw heeft bij e-mailbericht van
27 december 2022 de man reeds verzocht of hij kon instemmen met de door haar gewenste weken, zodat de kinderen van haar partner en haar kinderen gelijktijdig bij haar waren. De man heeft daarop op 19 januari 2023 zijn keuze voor diezelfde weken zonder verdere mededeling doorgegeven.
De man heeft niet weersproken dat hij ermee instemde dat de vrouw in 2019 en 2021 de eerste keus had en hij in 2020 en 2022. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw deugdelijk heeft onderbouwd welk belang zij bij de door haar verzochte wijziging van de omgangsregeling heeft, te weten het met haar hele samengestelde gezin met vakantie kunnen gaan. Het had op de weg van de man gelegen daarop gemotiveerd te reageren. De enkele mededeling ter zitting dat hij met een vriend op reis naar Italië gaat en daarvoor al kosten heeft gemaakt, is daartoe onvoldoende. De rechtbank acht derhalve de door de vrouw aangevoerde belangen doorslaggevend en zal dienovereenkomstig beslissen.
6.4.
Het voorgaande betekent dat het verzoek van vrouw om te bepalen dat de zorgregeling vanaf de datum van deze beschikking de regeling zal zijn, zoals die is vastgelegd in bijlage 20 van haar verzoekschrift, genoemd ‘Bijlage 1 bij Ouderschapsplan HERZIEN’, pagina 1 tot en met 6, waarbij het gedeelte ‘Uitzondering voor [de minderjarige 4] ’ (op pagina 1-2) zal worden doorgehaald.
6.5.
De rechtbank wijst partijen nog op het volgende. Net als de Raad en de GI acht de rechtbank de situatie tussen partijen zorgelijk. Geen enkel kind wil worden belast met de spanningen tussen ouders. Partijen dienen zich ervan bewust te zijn dat zij als ouders van Levi, [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor hun ontwikkeling tot gezonde, evenwichtige en weerbare volwassenen. Gelet op de leeftijd van de kinderen zullen zij ter uitoefening van die verantwoordelijkheid nog jaren met elkaar contact moeten hebben over zaken die betrekking hebben op het welzijn van de kinderen. Om die reden wordt partijen in het belang van de kinderen aangeraden zich ervoor in te zetten samen met de GI te werken aan verbetering van hun onderlinge communicatie, zodat zij in staat zullen zijn afspraken met elkaar te maken en daar hun eigen relationele problematiek buiten te laten. Daarbij zullen partijen bereid moeten zijn kritisch naar zichzelf te kijken en de kinderen niet blijven belasten met hun problemen.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
bepaalt dat de aan deze beschikking aangehechte
‘Bijlage 1 bij Ouderschapsplan HERZIEN’, pagina 1 tot en met 6, inclusief de doorhaling op pagina 1-2, deel uitmaakt van de beschikking;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leertouwer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.