3.3.2Bewijsmotivering
Mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Het ten aanzien van feit 4 gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Hieruit blijkt dat geen sprake is geweest van louter een incidentele ‘corrigerende tik’, nog los van het feit dat opvoeders zich in de verzorging van kinderen dienen te onthouden van ieder lichamelijk geweld.
Bewijs in zedenzaken
Zedenzaken zijn vaak bewijstechnisch lastige zaken. Het gaat daarin namelijk veelal om feiten die zich in het verborgene (zouden) hebben afgespeeld, zodat het in de kern gaat om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Dat geldt ook voor deze zaak: de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank zal eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] en van de verklaring van [slachtoffer 1] beoordelen. Zij doet dit aan de hand van criteria als consistentie (geen innerlijke tegenstrijdigheden) en authenticiteit (echtheid; oorspronkelijkheid). Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of hun verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is namelijk bepaald dat de rechter het bewijs dat een verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan niet uitsluitend kan aannemen op de verklaring van één getuige. Voor zowel de verklaring van [slachtoffer 2] als de verklaring van [slachtoffer 1] geldt dat die op specifieke punten moet worden ondersteund door ander bewijsmateriaal, zodat die niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Niet is vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de tenlastegelegde gedragingen (Hoge Raad 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717). Ontucht met [slachtoffer 2]
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 25 augustus 2015 heeft de moeder van [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 2] aangifte gedaan van ontuchtige handelingen door de verdachte. Zij heeft de aangifte gebaseerd op wat [slachtoffer 2] haar heeft verteld en beschrijft dat de verdachte op 6 juli 2015 met veel geweld de douche binnen kwam toen [slachtoffer 2] stond te douchen. Hij trok de deur open en greep haar van onderen beet. [slachtoffer 2] heeft toen tegen de verdachte gezegd dat hij moest stoppen en is op haar hurken onder de douche gaan zitten. Ze moest toen van de verdachte gaan staan en daarna deed hij het weer. [slachtoffer 2] heeft de verdachte daarna natgespoten met de douche. Toen zij uit de douche was, heeft hij haar ook nog bij haar borsten gepakt, aldus de aangifte. Op 14 februari 2019 heeft [slachtoffer 2] zelf aangifte gedaan van het voorval op 6 juli 2015. Ook in die verklaring vertelt ze over het opentrekken van de douchedeur, het betasten van haar vagina, het op haar hurken gaan zitten, het nog een keer betasten en het natspuiten van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer 2] concreet, gedetailleerd en consistent verklaard over de ontuchtige handelingen. De verklaringen komen de rechtbank ook authentiek voor.
De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat geprobeerd is om de aangifte van 25 augustus 2015 in te trekken, maakt dit niet anders. Het was namelijk [slachtoffer 2] moeder die probeerde de aangifte in te trekken en de politie geen toestemming gaf met [slachtoffer 2] in gesprek te gaan. De moeder heeft daarover in 2019 verklaard dat zij destijds onder druk van de verdachte de aangifte heeft moeten intrekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is en dus bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer 2] staat niet op zichzelf, maar wordt op specifieke onderdelen bevestigd door de verklaringen van de verdachte en van [slachtoffer 1] . De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zich altijd na het avondeten in de badkamer ging scheren als één van de dochters daar onder de douche stond en bij de politie dat hij ook in de badkamer was op 6 juli 2015 toen [slachtoffer 2] aan het douchen was. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer 2] en de verdachte op die bewuste dag heeft horen schreeuwen toen zij bezig was met de afwas en [slachtoffer 2] onder de douche stond.
De verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 2] had gegild omdat door het afwassen door [slachtoffer 1] er opeens koud water uit de douche kwam, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zowel moeder als de verdachte heeft immers verklaard dat het vast gebruik was dat na het eten één dochter afwaste, terwijl de ander op dat moment douchte.
Betasten van de borsten op andere momenten
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte op vele andere momenten ook haar borsten heeft betast, met name op de momenten dat hij na een ruzie zijn excuses aanbood. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] , bevat het dossier geen ondersteuning voor het betasten van haar borsten op die andere momenten.
In de bewezenverklaring van feit 3 beperkt de rechtbank de pleegperiode dan ook tot 6 juli 2015.
Seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1]
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
is op 22 januari 2019 bij de politie gehoord als getuige. Daar heeft zij, kort gezegd, verklaard dat de verdachte haar, vanaf ongeveer haar 10e of 11e jaar, tijdens het douchen waste bij haar vagina en dan met zijn vingers in haar vagina ging. Nadat het gezin was verhuisd naar Hoorn, de badkamer was verbouwd en [slachtoffer 1] nog net geen 13 jaar was, ging hij bijna dagelijks bij het naar bed brengen op hardhandige wijze met zijn penis in haar vagina. Op 6 december 2019 is [slachtoffer 1] opnieuw gehoord door de politie. Daarin heeft zij verklaard dat herinneringen waren teruggekomen en dat zij de verdachte ook heeft moeten zoenen en aftrekken.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op bepaalde onderdelen weinig concreet en specifiek zijn; zo kan [slachtoffer 1] moeilijk een specifieke keer beschrijven. Ook herinnert zij zich in de loop der tijd meer en komen haar verklaringen op enkele, naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikte, punten niet overeen. Dit maakt dat de rechtbank behoedzaam met haar verklaringen om zal gaan, maar leidt er niet toe dat de verklaringen in hun geheel onjuist of onbetrouwbaar zouden zijn. De rechtbank constateert namelijk ook dat [slachtoffer 1] in hoofdlijnen consequent heeft verklaard over de ontuchtige handelingen door de verdachte. Ook verklaart zij consistent dat zij (na penetratie) een branderig gevoel in haar vagina voelde. Verder draagt bij aan de betrouwbaarheid dat [slachtoffer 1] tegenover de politie ook op een bepaald punt aangeeft dat zij het niet weet, alsook de wijze waarop haar verklaringen van [slachtoffer 1] tot stand zijn gekomen. De eerste keer dat [slachtoffer 1] over het seksueel misbruik vertelde tegenover haar moeder was spontaan, toen zij ruzie hadden. [slachtoffer 1] verweet haar moeder dat zij haar “
drie jaar lang met die klootzak had opgescheept”. Vervolgens vertelde [slachtoffer 1] huilend dat zij “
is gebruikt, misbruikt en verkracht” door de verdachte. Zowel moeder als [slachtoffer 2] hebben verklaard over de emotionele toestand waarin [slachtoffer 1] verkeerde toen zij over het seksueel misbruik sprak. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De verdachte verklaart zelf, net als [slachtoffer 1] , dat hij haar iedere avond op bed legde en haar dan insmeerde met Dampo. Zoals hiervoor beschreven, erkent de verdachte ook dat hij altijd in de badkamer kwam als één van de (tiener)meisjes ging douchen. Daar komt bij dat hun moeder al op 5 januari 2015 een e-mail naar de verdachte heeft verstuurd waarin zij zegt dat hij niets te zoeken heeft in de badkamer, als [slachtoffer 2] aan het douchen is, en dat zij dat ook in de zomer daarvoor al een keer heeft gezegd. De rechtbank ziet deze verklaringen van de verdachte en de mail van de moeder als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat de verdachte haar vagina waste en daarbij met zijn vinger bij haar naar binnen ging. De rechtbank ziet ook steun hiervoor in de verklaring van [slachtoffer 2] , dat de verdachte haar vagina heeft betast terwijl zij onder de douche stond.
Daarnaast vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] steun in de e-mail die de verdachte aan haar zond op 9 juni 2018. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij na het beëindigen van de relatie met moeder in april 2018 op enig moment daarna heeft ingelogd op het Magister-account van [slachtoffer 1] . Hierop stuurde [slachtoffer 1] op 1 juni 2018 een e-mail naar haar eigen Magister-account (waar de verdachte dus op inlogde) met als onderwerp: “
[voornaam] BLIJF VAN MIJN MAGISTER AF ANDERS DOE IK AANGIFTE OF IK ZEG HET TEGEN MAMA”. De verdachte heeft hierop gereageerd door onder meer te sturen: “
met niemand over praten !!!!”. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren waar dit bericht op ziet, acht de rechtbank het, gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] in het dossier en het feit dat [slachtoffer 1] haar moeder op dat moment nog niet heeft verteld over het seksueel misbruik, zeer aannemelijk dat deze e-mail betrekking heeft op het seksueel misbruik door de verdachte.
Verder acht de rechtbank relevant dat [slachtoffer 1] , voordat ze haar moeder in december 2018 van het misbruik had verteld, twee vriendinnen ( [naam 1] in april 2018 en [naam 2] in mei 2018) hierover heeft verteld. Zij zijn gehoord door de politie en hebben dit bevestigd. [naam 1] heeft onder meer verklaard dat [slachtoffer 1] heeft verteld te zijn ontmaagd door ‘ [voornaam] ’ en dat hij onder de douche “van onderen” aan haar had gezeten, omdat het daar schoon moest worden. Ook haar toenmalige vriend, [naam 3] , heeft verklaard dit - vanaf augustus 2018, toen zij een relatie kregen - van [slachtoffer 1] te hebben gehoord. [naam 3] heeft in aanvulling daarop verklaard dat vanwege het misbruik dat [slachtoffer 1] had meegemaakt het seksueel contact tussen hen moeizaam verliep, zij bepaalde aanrakingen niet wilde en zij erg geprikkeld kon zijn uit het niets. Ook heeft [naam 3] verklaard dat het bed dat op haar kamer stond en dat ze aanvankelijk heel graag wilde hebben uiteindelijk uit haar kamer moest.
Tot slot acht de rechtbank van belang dat moeder heeft verklaard dat [slachtoffer 1] in de periode nadat de verdachte uit het gezin was vertrokken, maar voordat zij haar over het seksueel misbruik had verteld, zorgelijk en storend gedrag begon te vertonen, waarvoor een zorgteam zou worden ingeschakeld. Bij het doen van aangifte in januari 2019 verklaart moeder dat [slachtoffer 1] een “heel ander kind weer” is, zonder buien waarin moeder wordt uitgescholden of weggeduwd.
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien levert naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs op dat de verdachte de door [slachtoffer 1] aangegeven handelingen bij haar heeft verricht.
Aan zijn zorg toevertrouwde minderjarigen
Uit het dossier volgt dat de verdachte niet getrouwd was met de moeder van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , zodat zij niet zijn stiefkinderen waren. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is wel gebleken dat sprake was van een gezinssituatie, waarbij de verdachte de rol van (eerst deels en later voltijds inwonende) opvoeder van de kinderen op zich had genomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kunnen worden aangemerkt als aan de zorg van de verdachte toevertrouwde minderjarigen.