ECLI:NL:RBNHO:2023:3902

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
15/088004-22 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in harddrugs en wapens met betrekking tot EncroChat-communicatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 20 kilo cocaïne, het onderhandelen over de aankoop en verkoop van wapens, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat de verdachte was gedagvaard zonder dat de beantwoording van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad was afgewacht. Dit verweer werd door de rechtbank verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de handel in harddrugs en wapens, waarbij chatberichten van een EncroChat-account als bewijs dienden. De rechtbank achtte het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne bewezen, evenals de handel in wapens. De verdachte werd vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de ernst van de feiten leidde tot een aanzienlijke gevangenisstraf. De rechtbank benadrukte de impact van de handel in harddrugs en wapens op de volksgezondheid en de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/088004-22 (P)
Uitspraakdatum: 18 april 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 april 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Funke Küpper, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1primairhij op of omstreeks 9 juni 2020 te Monster en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal ongeveer) 20 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiairhij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 juni 2020 tot en met 9 juni 2020 te 's-Gravenhage en/of Monster, in elk geval in Nederland (telkens), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (één of meer van) verdachtes mededader(s)
- een (of meer) crypt() telefoon(s) voorhanden gehad en/of
- op (een) cryptotelefoon(s) een SKY applicatie geïnstalleerd en/of
- als gebruiker van de SKY account [account 1] op de SKY-applicatie:
o met een of meer personen overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt over de opslag en/of levering en/of het kopen en/of verkopen van een of meer hoeveelheden van voornoemde verdovende middelen;
Feit 2hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 juni 2020 tot en met 28 januari 2021 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, zonder erkenning (telkens) heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop of levering van wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II en/of III en/of munitie van categorie II en/of Ill, immers heeft verdachte (telkens)
- afbeeldingen van vuurwapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie naar een of meer personen verzonden en/of (vervolgens)
- afspraken gemaakt over de aankoop en/of verkoop en/of vraagprijs en/of functie en/of beschikbaarheid van deze of andere wapens en/of onderdelen van deze wapens en munitie, terwijl hij, verdachte daarvan een beroep of een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 3hij op of omstreeks 11 mei 2022 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een vuurwapen van de categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (Lady Smith gun) van het merk Smith 8.1. Wesson en/of munitie van de categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vijf .22 radnvuur patronen, en/of een wapen van de categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht (telkens) voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard vanwege een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, omdat de verdachte is gedagvaard zonder dat de beantwoording van de prejudiciële vragen van de rechtbank Noord-Nederland aan de Hoge Raad is afgewacht. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en de beginselen van een behoorlijke procesorde. Door dit handelen van het Openbaar Ministerie komt volgens de raadsman het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak in het gedrang. Dit zou primair moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, subsidiair tot bewijsuitsluiting en daarmee tot vrijspraak.
De officier van justitie heeft gemotiveerd betoogd dat de verweren moeten worden verworpen.
De rechtbank overweegt het volgende. De prejudiciële vragen hebben in de kern betrekking op de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en/of de reikwijdte daarvan. Bij de huidige stand van zaken is over het interstatelijk vertrouwensbeginsel de bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629) het juridisch kader. Zolang deze vragen niet zijn beantwoord, geldt deze bestendige jurisprudentie. De rechtbank is van oordeel dat, gelet daarop, het gevoerde verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie [de rechtbank begrijpt: de officier van justitie], bewijsuitsluiting, in al zijn onderdelen faalt.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 primair en 2 op het standpunt gesteld dat de verdachte de gebruiker is van het account ‘ [account 1] ’. Dit blijkt uit de processen-verbaal, waarbij het gaat om de inhoud van de chats, de aangestraalde zendmasten en de IMEI-nummers. Uit de berichten blijkt dat er sprake is van een samenwerking tussen de verdachte en zijn oom [naam oom] (hierna: [naam oom] ) en dat de 20 URUS blokken niet alleen voor [naam oom] waren, maar ook voor de verdachte. De blokken bevonden zich in de machtssfeer van de verdachte. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden, aangezien uit de chatberichten over de wapens blijkt dat de verdachte wapens tracht te verkopen, waarbij een verkoop is geslaagd, en dat hij wapens wil kopen. Van de strafverzwarende omstandigheid met betrekking tot het beroep/gewoonte dient de verdachte te worden vrijgesproken, nu daarvoor onvoldoende bewijs bestaat.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en feit 2. Hij heeft primair gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de (enige) gebruiker is geweest van het EncroChat-account ‘ [account 1] ’. Subsidiair heeft hij gesteld dat niet kan worden bewezen dat dit account de gehele ten laste gelegde periode aan de verdachte heeft toebehoord. Meer subsidiair dient de verdachte te worden vrijgesproken van het primaire feit onder 1, omdat op grond van de berichten niet kan worden vastgesteld dat de verdachte enige wetenschap of beschikkingsmacht heeft gehad over verdovende middelen. Ten aanzien van hetgeen subsidiair ten laste is gelegd onder 1 heeft de raadsman gesteld dat de inhoud van de berichten geen voorbereidingshandelingen betreffen.
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van feit 3.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.2
Bewijsmotivering
De verdenking jegens de verdachte berust in belangrijke mate op chatberichten van het account [account 1] , welke chatberichten hem worden toegeschreven. Daarom zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad de gebruiker was van het aan hem toegeschreven account in de ten laste gelegde periode. Vervolgens zullen de ten laste gelegde feiten worden besproken.
4.3.2.1 Identificatie [account 1]
In het proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2022 heeft de politie uiteengezet hoe de gebruiker van het EncroChat-account [account 1] is geïdentificeerd. Hieruit komt het volgende naar voren.
  • [account 1] heeft in een chatbericht van 9 juni 2020 met de onbekend gebleven gebruiker [account 2] , aangegeven dat er een inval door de FIOD is gedaan bij zijn oom en dat er “20 van die in beslag genomen” zijn. Ook geeft [account 1] aan dat “me tante ook” is aangehouden. Vaststaat dat er die dag door de FIOD een doorzoeking is gedaan in de woning van [naam oom] en [naam tante] , zijnde de oom en tante van de verdachte. Er is bij die zoeking 20 kilo cocaïne aangetroffen.
  • Op 27 juli 2020 geeft [account 1] aan dat hij zijn broertje stuurt naar een ontmoetingsplek en dat zijn broertje een Peugeot heeft. De verdachte heeft een broertje, genaamd [naam broertje] . Uit gegevens van de RDW is gebleken dat deze een Peugeot op zijn naam had staan in de periode van 5 juli 2020 tot 22 januari 2021.
  • Voorts blijkt uit verschillende processen-verbaal het volgende. [account 1] meldt op 28 augustus 2020 dat “me vespa was gestolen met me tel Erin”. Diezelfde dag doet de moeder van de verdachte aangifte van diefstal van de op haar naam gestelde Vespa. Het IMEI-nummer dat is gekoppeld aan het account [account 1] wijzigt die dag in het nummer eindigend op 310.
  • Op 19 september 2020 wordt de verdachte aangehouden op verdenking van bedreiging met een vuurwapen. [account 1] stuurt op 21 september 2020 een bericht “dat hij was geklemd door het AT”. Hierna wijzigt het IMEI-nummer dat is gekoppeld aan het account [account 1] in het nummer eindigend op 251.
  • Het proces-verbaal meldt verder dat het vermoeden dat de verdachte gebruik maakt van dit account, wordt versterkt door het aanstralen van de zendmasten bij gebruik van dit account. Dit blijken veelal basisstations in Den Haag te zijn geweest, waaronder het adres waarop de verdachte stond ingeschreven, alsmede het adres waar de verdachte is aangehouden. Ook is gebleken dat er zendmasten in een periode van 22 juni 2020 tot en met 29 juni 2020 in Malaga, Spanje worden aangestraald in de periode dat ook de verdachte daar verbleef.
  • Het proces-verbaal meldt tenslotte dat aan het account van [account 1] onder meer het wachtwoord “ [wachtwoord] ” is gekoppeld en dat de naam van de zoon van de verdachte [naam zoon] is.
Op grond van dit samenstel van feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de gebruiker is van het account ‘ [account 1] ’ in de ten laste gelegde periode. De bestrijding van de raadsman op onderdelen van de vaststellingen van de politie doet hieraan geen afbreuk. Het is immers juist de optelsom van alle door de politie genoemde bevindingen die maakt dat het account onmiskenbaar aan de verdachte moet worden toegeschreven. De stelling van de raadsman dat in de ten laste gelegde periode het account ook door andere personen gebruikt werd, is te mager onderbouwd om deze vaststelling te weerleggen.
De rechtbank zal bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten ervan uitgaan dat de verdachte de gebruiker is van [account 1] .
4.3.2.2 Feit 1: het aanwezig hebben van 20 kilo cocaïne, subsidiair voorbereidingshandelingen
Juridisch kader - wetenschap
Voor de vraag of een verdachte opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad, is niet doorslaggevend aan wie die verdovende middelen toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. De verdovende middelen zullen zich wel in de machtssfeer van de verdachte moeten bevinden. Daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ noodzakelijk. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en de bijdrage van de verdachte. De machtsuitoefening dient bovendien van voldoende gewicht te zijn. De verdachte en de mededaders dienen ‘tezamen af te weten’ van de aanwezigheid van verdovende middelen. Indien de mededaders daarover niets (willen) verklaren, kan dergelijke wetenschap eventueel met toepassing van algemene ervaringsregels uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid. Tot slot is van belang dat de enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd niet zonder meer voldoende zijn voor medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen.
De rechtbank overweegt het volgende. Op 9 juni 2020 heeft de FIOD een inval gedaan in de woning van de oom en tante van de verdachte. Daar troffen zij twintig blokken aan met de opdruk “URUS”. De blokken zijn positief getest op cocaïne. Tijdens de inval is bij [naam oom] een telefoon met het IMEI-nummer 359297066023697 in beslag genomen. Op deze telefoon was de software Sky ECO geïnstalleerd. Aan voornoemd IMEI-nummer was het Sky-ID [ID] gekoppeld. Uit onderzoek is gebleken dat dit account aan [naam oom] kan worden gekoppeld. Uit chatberichten van dit account blijkt dat de verdachte en [naam oom] gesprekken hebben over ‘een blokkie’, prijzen (26,5), het aantal te leveren blokken en aflevering en betaling van de blokken. Er worden foto’s uitgewisseld, waaronder van een blok met het opschrift ‘URUS’. [naam oom] heeft de contacten met de gebruiker, die levert, en de verdachte heeft contacten met de afnemer. Tussendoor hebben zij overleg naar aanleiding van de contacten met de leverancier dan wel de afnemer. Uiteindelijk zijn de blokken afgeleverd op 8 juni 2020. Deze chatberichten passen bij het chatbericht waarin de verdachte schrijft “20 van die in beslag genomen” zoals hierboven aangehaald en “ik pakte ze op 26,5”. Dit komt overeen met de prijs die de verdachte besprak met [naam oom] . De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de verdachte wetenschap had van en betrokkenheid had bij de aangetroffen cocaïne en dat de cocaïne zich daarmee in zijn machtssfeer bevond. Het ten laste gelegde medeplegen acht de rechtbank eveneens bewezen, omdat de gesprekken blijk geven van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam oom] . [naam oom] geeft een “blokkie” aan de verdachte. Deze zorgt voor terugkoppeling van de afnemer aan [naam oom] en de uiteindelijke bestelling. [naam oom] geeft dit door aan de afnemer. De verdachte regelt het geld van de afnemer. Zij houden gedurende dit proces nauw contact waarbij zij de benodigde informatie aan elkaar terugkoppelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twintig kilo cocaïne. De chatberichten betreffen de periode van 6 juni 2020 tot en met 8 juni 2020. De blokken werden op 8 juni 2020 bij [naam oom] geleverd. Daarmee is tevens bewezen dat het feit is gepleegd in de periode rondom 9 juni 2020.
4.3.2.3 Feit 2: vuurwapenhandel
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wapens en munitie heeft verhandeld. In de chatberichten van het aan hem toegeschreven account ‘ [account 1] ’ heeft de verdachte gesproken over een Heckler en Koch, die door hem eerder is aangeschaft en die hij nu wil verkopen. Hij verstuurde foto’s van het wapen en onderhandelde over de prijs. De rechtbank leidt uit de chatberichten af dat dit wapen ook daadwerkelijk is verkocht. De verdachte wilde zelf ook een wapen kopen, hetgeen blijkt uit zijn berichten met onder meer de vraag: ‘Zijn er nog AK’s? ik heb 5 nodig”. Tenslotte trachtte de verdachte een shotgun te verkopen. De door hem verstuurde foto’s zijn bekeken door de politie en de politie heeft beoordeeld dat het hier om echte vuurwapens gaat. Het feit dat de verdachte in de genoemde chats prijzen noemt en erover onderhandelt, draagt ook bij aan het bewijs dat van echte wapens sprake is. De verdachte heeft deze wapens en munitie verhandeld zonder dat hij daarvoor een wapenvergunning had.
Beroep en/of gewoonte
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de verdachte van het handelen in vuurwapens en munitie een beroep of gewoonte heeft gemaakt. De berichten zien op één verkoop en levering van een vuurwapen, en op het onderhandelen over de koop van vuurwapens en verkoop van een shotgun. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten dat de verdachte een beroep of gewoonte van de handel in wapens zou hebben gemaakt. Daarbij acht de rechtbank voorts van belang dat er bij de verdachte geen andere vuurwapens en munitie zijn aangetroffen dan de Lady Smith revolver met bijbehorende munitie. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
4.3.2.4 Feit 3: bezit van een vuurwapen, munitie en stoomstootwapen.
De verdachte heeft bekend dat hij in het bezit was van een vuurwapen en munitie. Hij ontkent het bezit van een stroomstootwapen. Nu daarvoor onvoldoende bewijs is, zal de rechtbank hem ten aanzien van dit onderdeel vrijspreken.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1primairhij omstreeks 9 juni 2020 te Monster en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal ongeveer) 20 kilo cocaïne,
Feit 2hij op meerdere tijdstippen in de periode van 18 augustus 2020 tot en met 28 januari 2021 te 's-Gravenhage en elders in Nederland, zonder erkenning (telkens) heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop of levering van wapens en onderdelen van wapens van categorie II en III en munitie van categorie II en/of Ill, immers heeft verdachte (telkens)
- afbeeldingen van vuurwapens en onderdelen van wapens en munitie naar een of meer personen verzonden en
- afspraken gemaakt over de aankoop en verkoop en vraagprijs en onderdelen van deze wapens en munitie,
FEIT 3hij op 11 mei 2022 te 's-Gravenhage, een vuurwapen van de categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (Lady Smith gun) van het merk Smith 8.1. Wesson en munitie van de categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vijf .22 randvuur patronen voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermaals.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte zal zijn woning kwijtraken door detentie. Hij kan aan het werk zodra hij vrijkomt.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad. De aangetroffen hoeveelheid is van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan, is een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en is bovendien een bron van ernstige geweldsdelicten. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze harddrugs rouleren. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het bezit van en handel in wapens en munitie. Dit zijn ernstige feiten. Het behoeft geen uitleg dat het voorhanden hebben en overdragen van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. Dit klemt te meer, nu de revolver is aangetroffen in de woonkamer, waar de zoon van de verdachte en zijn minderjarige neefjes ook kwamen. Het in omloop brengen van wapens brengt voorts gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee.
De rechtbank rekent dit de verdachte aan en een forse vrijheidsbenemende straf is dan ook op zijn plaats.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 maart 2023, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten betreffende de Opiumwet, maar niet in de afgelopen vijf jaren. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten op basis van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het rapport van Mijnreclassering.nl van 3 januari 2023 betreffende de verdachte.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de afspraken tussen rechtbanken onderling over straffen voor verschillende soorten strafbare feiten (LOVS oriëntatiepunten). De oriëntatiepunten gaan voor deze hoeveelheid cocaïne uit van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden (standaard). Ten aanzien van het bezit van een revolver in een woning gaan de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf van vier maanden. Voorts neemt de rechtbank als strafverzwarend mee dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in wapens en munitie. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar dient te worden opgelegd met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Vermogensmaatregel

De rechtbank zal de onder de verdachte in beslag genomen telefoons (twee google pixel telefoons) onttrekken aan het verkeer, aangezien het cryptotelefoons betreffen met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd, dan wel met behulp van welk het feit is begaan of is voorbereid. Dit is een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet,
9, 26, en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijf (5) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL2700-22-034035-4, google)
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: pl2700-22-034035-10, google).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mr. M. Ramondt en mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2023.