5.3.Op 23 december 2022 heeft de CRvB een nieuwe maatstaf geformuleerd.Sindsdien kan ziekengeld in zo’n geval worden geweigerd wanneer is voldaan aan de volgende twee voorwaarden, die allebei moeten zijn vervuld:
1. van de oorspronkelijk bij de EZWb geselecteerde functies, met inbegrip van de reservefuncties, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
2. op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de EZWb vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de EZWb geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%.
Voor wat betreft de door verweerder te verrichten beoordeling geldt daarbij (voor zover hier van belang) het volgende.
Stelt de verzekeringsarts in het kader van de nieuwe ziekmelding vast dat de medische beperkingen van de betrokkene ten opzichte van de EZWb op een of meer punten van de FML zijn toegenomen, dan moet worden beoordeeld in hoeverre dit gevolgen heeft voor de geschiktheid van de oorspronkelijk bij de EZWb geselecteerde functies. De beoordeling van de geschiktheid voor de oorspronkelijke functies kan in eerste instantie beperkt blijven tot de medische geschiktheid voor die functies. Als de door een betrokkene aangevoerde bezwaar- of beroepsgronden daartoe aanleiding geven zal verweerder ook moeten beoordelen en motiveren dat de functies op de datum in geding ook in arbeidskundig opzicht geschikt zijn voor de betrokkene. Het gaat er dan om of betrokkene op de datum in geding voldoet aan de opleidings- of ervaringseisen van de functie zoals die ten tijde van de EZWb in het CBBS waren opgenomen.
Als een of meer van de bij de EZWb geselecteerde functies volgens de verzekeringsarts in verband met de toegenomen beperkingen van een betrokkene niet langer geschikt blijken, zal verweerder moeten beoordelen of er van de oorspronkelijk geselecteerde functies ten minste drie geschikte functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen resteren. Is dit niet het geval, dan is de betrokkene daarmee ongeschikt te achten voor zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 van de ZW.
6. Eiser betoogt dat verweerder zijn medische klachten niet juist heeft beoordeeld. Hij is meer beperkt dan verweerder heeft aangenomen. Door psychische en lichamelijke problemen kan hij niet werken. Door een ongeluk heeft hij klachten aan de rug en linkervoet. Die maken dat hij niet goed kan zitten, staan en lopen. Ook heeft hij krachtverlies in de armen en – sinds drie maanden – in de handen. Verder heeft hij slaapproblemen. Verweerder moet het hele scala aan klachten in samenhang bezien en daarbij ook de beperkingen voor samenwerken meenemen. Als eiser slecht geslapen heeft, is hij prikkelbaar. Dan kan hij snel ontploffen als een collega iets verkeerds zegt.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beperkingen juist zijn vastgesteld. Omdat eiser in beroep zijn stellingen niet onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens ziet verweerder geen aanleiding het eerdere oordeel te wijzigen.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?