In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. Partijen zijn in januari 2020 een overeenkomst van opdracht aangegaan, waarbij [eiseres] bemiddelde bij de verkoop van appartementen in een bouwproject. [eiseres] vordert betaling van facturen die aan [gedaagde] zijn gestuurd, maar [gedaagde] stelt dat zij als verkeerde partij is gedagvaard en beroept zich op opschorting van de betalingsverplichting. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] de juiste partij is en dat de vordering van [eiseres] opeisbaar is. Het verweer van [gedaagde] slaagt slechts gedeeltelijk, aangezien de rechtbank oordeelt dat de facturen voor een deel toewijsbaar zijn. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden eveneens aan [gedaagde] opgelegd.