ECLI:NL:RBNHO:2023:3619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
C/15/329344 / HA ZA 22-377
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor schade door wateroverlast als gevolg van hevige regenval

In deze zaak vorderden eisers, eigenaren van een woning in [woonplaats], schadevergoeding van de gemeente Schagen na wateroverlast op 18 juni 2021. Door zeer zware regenval kon het rioleringsstelsel het water niet tijdig verwerken, waardoor water uit het riool in de woning van eisers stroomde. Eisers stelden dat de gemeente aansprakelijk was voor de schade, die leidde tot de sloop van hun woning. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet aansprakelijk was. De rechtbank overwoog dat de hevige regenval als overmacht werd beschouwd en dat de gemeente niet in gebreke was gebleven in haar zorgplicht. De rechtbank concludeerde dat de wateroverlast een normaal maatschappelijk risico was en dat de vorderingen van eisers daarom moesten worden afgewezen. Tevens werden eisers veroordeeld in de proceskosten van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/329344 / HA ZA 22-377
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaten: mr. S.T. Blom en mr. D.A. Boor te Amsterdam,
tegen
GEMEENTE SCHAGEN,
te Schagen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. R.D. Boesveld te Haarlem.
De zaak in het kort
Op 18 juni 2021 vielen er in [woonplaats] zeer zware regenbuien. Het rioleringsstelsel heeft het regenwater niet overal tijdig kunnen verwerken. Dat heeft ertoe geleid dat water uit het riool is gelopen. Er is water de woning van [eisers] ingestroomd. Dat heeft volgens [eisers] geleid tot schade, die dusdanig was dat de woning moest worden gesloopt. [eisers] wil dat de gemeente de schade die hij heeft geleden en nog lijdt als gevolg van het overstromen van het gemeentelijk riool vergoedt. De rechtbank oordeelt in dit vonnis dat de gemeente niet aansprakelijk kan worden gehouden voor deze schade en wijst de vorderingen van [eisers] daarom af.

1.1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juni 2022 met producties 1-20;
- de conclusie van antwoord met producties 1-8;
- het tussenvonnis van 5 oktober 2022 en
- de akte overlegging nadere productie van 6 februari 2023 van [eisers] .
1.2.
Op 15 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Op de zitting zijn verschenen de heer en mevrouw [eisers] , vergezeld van mr. Boor. Daarnaast zijn namens de gemeente verschenen [assetmanager] , assetmanager op het gebied van riool, en [medewerker service- en buitendienst] , medewerker service- en buitendienst, vergezeld van mr. Boesveld en een kantoorgenoot. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Boor heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn van de processtukken.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank meegedeeld dat op 29 maart 2023 of eerder vonnis zal volgen.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is sinds 29 mei 2020 eigenaar van het onroerend goed aan de [adres] in [woonplaats] .
2.2.
Op 18 juni 2021 vielen er in [woonplaats] zeer zware regenbuien. Het rioleringsstelsel heeft het regenwater niet overal tijdig kunnen verwerken. Dat heeft ertoe geleid dat water uit het riool is gelopen. Er is hemelwater en rioolwater (ook via het toilet) de woning van [eisers] ingestroomd. De woning van [eisers] bevond zich op het laagstgelegen punt in de omgeving.
2.3.
[eisers] heeft de gemeente op de hoogte gesteld van de wateroverlast. Een wethouder is langsgegaan om de situatie ter plekke te aanschouwen. [eisers] heeft nadien herhaaldelijk contact gezocht met de gemeente en haar verzocht om maatregelen te treffen of om hem op enige wijze tegemoet te komen.
2.4.
Op 6 november 2021 is [eisers] uit de woning vertrokken. Sindsdien is [eisers] woonachtig op tijdelijke adressen. De woning is gesloopt en wordt op opgehoogde grond herbouwd. De verzekering van [eisers] dekt deels de schade.
2.5.
Bij brief van 26 november 2021, aangevuld bij brief van 23 december 2021, heeft [eisers] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade aan de woning als gevolg van de wateroverlast op 18 juni 2021.
2.6.
Bij brief van 31 januari 2022 heeft Melior Verzekeringen, de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente, namens de gemeente de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.7.
Op deze brief is correspondentiewisseling gevolgd tussen [eisers] en Melior Verzekeringen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. voor recht verklaart dat de gemeente jegens [eisers] onrechtmatig heeft gehandeld;
II. voor recht verklaart dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade die [eisers] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het overstromen van het gemeentelijk riool op 18 juni 2021;
III. de gemeente veroordeelt om aan [eisers] de geleden en nog te lijden schade te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. de gemeente veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het de gemeente als eigenaar en beheerder valt te verwijten dat het rioleringsstelsel op 18 juni 2021 is overstroomd als gevolg van hevige regenval. Dat heeft geleid tot schade aan zijn woning, die dusdanig was dat de woning moest worden gesloopt. [eisers] houdt de gemeente aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade. [eisers] baseert zich daarbij, samengevat, op de volgende (rechts)gronden.
3.2.1.
De gemeente heeft onrechtmatige hinder toegebracht. Zij heeft als eigenaar van een hoger gelegen perceel het afstromen van gemeentelijk rioolwater naar het perceel van [eisers] niet voorkomen. Daarmee heeft de gemeente de verbodsbepaling van artikel 5:39 van het Burgerlijk Wetboek (BW) overtreden.
3.2.2.
De gemeente kan ook worden aangesproken uit hoofde van opstalaansprakelijkheid (artikel 6:174 BW). Het gemeentelijk riool was op 18 juni 2021 slecht functionerend c.q. gebrekkig. Dat blijkt uit de vele klachten die hierover bij de gemeente zijn gemeld (via Fixi), waaronder de klacht van [eisers] van 3 juni 2021. Het blijkt ook uit de schade die [eisers] als gevolg van het uittreden van rioolwater op 18 juni 2021 heeft opgelopen. Verder heeft de gemeente zelf erkend dat het rioleringsstelsel gebrekkig is. Het rioleringsstelsel wordt op korte termijn ook vervangen door een gescheiden stelsel.
3.2.3. Daarnaast is de gemeente aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De gemeente heeft onrechtmatig gehandeld door in strijd te handelen met de op haar rustende zorgplicht om op doelmatige wijze afvloeiend hemelwater in te zamelen. De gemeente heeft nagelaten extra onderhoud aan de riolering te verrichten, dan wel aanvullende maatregelen te treffen, terwijl zij ermee bekend was dat [eisers] wateroverlast ondervond op zijn perceel.
3.3.
De gemeente voert verweer. De gemeente betwist dat er een juridische grondslag is voor aansprakelijkheid. Van onrechtmatig handelen jegens [eisers] is geen sprake. Daartoe voert zij, samengevat, het volgende aan.
3.3.1.
De waterschade in de woning van [eisers] is ontstaan als gevolg van extreme, onverwachte regenval op 18 juni 2021. Het rioleringsstelsel ter plaatse van de woning van [eisers] voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het is periodiek geïnspecteerd en gereinigd. Het is echter niet ingericht op clusterbuien zoals die op 18 juni 2021 in [woonplaats] vielen. Statistisch gezien komt dergelijke zware regenval eens in de 1000 jaar voor. Het niet kunnen verwerken van die neerslag betekent niet dat de riolering gebrekkig is. Van een gemeente kan niet worden verwacht dat het rioleringsstelsel zo wordt ingericht dat een uitzonderlijke en extreme hoeveelheid neerslag in korte tijd kan worden verwerkt. Bij dergelijk noodweer, zoals hier aan de orde was, is sprake van overmacht.
3.3.2.
Dat het rioleringsstelsel binnenkort wordt vervangen betekent volgens de gemeente niet dat het gebrekkig is. Dit plan is al jaren in voorbereiding, niet omdat het rioleringsstelsel verouderd is maar omdat het onderdeel is van de herinrichting van de Schagerweg en de werkzaamheden op die manier kunnen worden gecombineerd. De gemeente voldoet aan haar zorgplicht door een voorziening aan te bieden waarin hemelwater kan worden opgevangen. Wateroverlast met betrekking tot de riolering kan nooit helemaal worden uitgesloten.
3.3.3.
Verder betwist de gemeente het bestaan van het causaal verband en de schade. Het enkel overleggen van foto’s ter onderbouwing van de schade vindt de gemeente niet voldoende.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de impact van de wateroverlast op 18 juni 2021 en de gevolgen daarvan groot zijn voor [eisers] . Ook de gemeente heeft dat benadrukt. De gemeente heeft ter zitting aangegeven dat zij zich de punten aantrekt die door [eisers] worden genoemd en dat zij wil voorkomen dat haar inwoners wateroverlast ervaren.
4.2.
Kern van dit geschil is de vraag of de gemeente aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [eisers] stelt te hebben geleden en nog lijdt als gevolg van het overstromen van het gemeentelijk riool op 18 juni 2021. De rechtbank zal tot de conclusie komen dat dat niet zo is. Hieronder volgt de uitleg waarom.
Onrechtmatige hinder?
4.3.
[eisers] baseert de gestelde aansprakelijkheid van de gemeente op verschillende grondslagen. Eén van de grondslagen is onrechtmatige hinder. Volgens [eisers] heeft de gemeente als eigenaar van het hoger gelegen erf het uittredend rioolwater niet voorkomen en daardoor onrechtmatig gehandeld. [eisers] doet een beroep op artikel 5:39 BW en verwijst in dit verband naar een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 juli 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:3604.
4.4.
In artikel 5:38 BW is bepaald dat lagere erven het water moeten ontvangen dat van hoger gelegen erven van nature afloopt. Artikel 5:39 BW bepaalt - voor zover hier van belang - dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaren van andere erven hinder mag toebrengen door wijziging te brengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over zijn erf stromend water.
4.5.
Het rioleringsstelsel waar het in deze zaak om gaat is een gemengd rioleringsstelsel. Het dient zowel voor de inzameling en transport van afvalwater als voor de inzameling en transport van hemelwater. De rechtbank begrijpt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de wateroverlast in de tuin en woning van [eisers] op 18 juni 2021 ontstond, voor zover hier van belang, door afstromend water vanaf de hoger gelegen tuinen van de buren en vanaf de hoger gelegen straat waar water uit het riool trad.
4.6.
Niet in geschil is dat [eisers] voor de waterstromen die van nature aflopen naar zijn terrein zelf maatregelen moet nemen. De rechtbank is het eens met [eisers] dat het met hemelwater verdund rioolwater niet gelijk kan worden gesteld met van nature aflopend water, zodat de in artikel 5:38 geregelde ontvangstplicht in zoverre niet voor hem geldt. Dit betekent echter nog niet, anders dan [eisers] betoogt, dat de gemeente, doordat zij als eigenaar van de hoger gelegen straat het afstromen van het rioolwater op 18 juni 2021 niet heeft voorkomen, aansprakelijk is op grond van artikel 5:39 BW. Daarvoor moet een wijziging in de zin van dit artikel vaststaan en die wijziging moet ook onrechtmatig zijn. Die situatie doet zich hier niet voor. Dat licht de rechtbank als volgt toe.
4.7.
Met de gemeente is de rechtbank van oordeel dat het uittreden van rioolwater en het afstromen van water vanaf de straat niet is aan te merken als wijzigen door de gemeente in de zin van artikel 5:39 BW. Er heeft geen wijziging van het straatprofiel of andere ingreep in de straat, zoals een verhoging, plaatsgevonden.
4.8.
[eisers] heeft desgevraagd ter zitting naar voren gebracht dat de wijziging erin is gelegen dat de gemeente door het verstrekken van vergunningen heeft toegestaan dat op met zand verhoogde percelen een nieuwbouwwijk is gerealiseerd achter het perceel van [eisers] en een nieuwbouwwoning naast het perceel van [eisers] . Het water dat vanaf die nieuwbouw naar het perceel van [eisers] stroomt is echter geen over het erf stromend water als bedoeld in artikel 5:39 BW waarvoor de gemeente als eigenaar van dat erf verantwoordelijk is. Dit nog daargelaten of het planologisch mogelijk maken door de gemeente van de bouw van die nieuwe woningen een wijziging is in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid. Bovendien valt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet in te zien dat dit tot onrechtmatige hinder als bedoeld in artikel 5:39 BW in samenhang met artikel 6:162 BW voor [eisers] kan leiden, mede gelet op de verantwoordelijkheid van eigenaren van percelen voor de verwerking van hemelwater op het eigen perceel.
4.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de gemeente de verbodsbepaling van artikel 5:39 BW niet heeft overtreden, zodat de vordering op die grondslag niet toewijsbaar is.
Gebrekkige riolering?
4.10.
[eisers] grondt zijn vordering ook op artikel 6:174 BW. Volgens hem is sprake van een gebrekkige riolering, waarvoor de gemeente als eigenaar van deze opstal aansprakelijk is.
4.11.
Bij beantwoording van de vraag of de riolering voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld, dient de rechtbank te beoordelen of deze opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Daarbij komt betekenis toe aan de gemeente toekomende beleidsvrijheid en ter beschikking staande financiële middelen. [1] Het is aan [eisers] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de riolering volgens deze maatstaf niet voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eisers] zijn stelling dat de gemeentelijke riolering ter hoogte van zijn woning een gebrekkige opstal vormt onvoldoende onderbouwd gesteld. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
4.13.
De gemeente heeft gemotiveerd aangevoerd dat het rioleringsstelsel in de jaren 1960-1970 is aangelegd en gemiddeld een afschrijvingsduur heeft van zestig jaar. Het rioleringsstelsel is ontworpen met als uitgangspunt een bui-08. Dit betreft een bui die gemiddeld eens in de twee jaar voorkomt, met een intensiteit van 19,8 millimeter neerslag in 60 minuten. Het deel van het rioleringsstelsel bij de woning van [eisers] is periodiek geïnspecteerd en gereinigd. Het voldoet met een bui-08 aan de Leidraad Riolering, aldus de gemeente.
4.14.
[eisers] betwist dat. Volgens [eisers] is het rioleringsstelsel een verouderd systeem dat vervangen moet worden. Hij baseert zich daarbij op Fixi meldingen die zowel voor als na 18 juni 2021 bij de gemeente zijn ingediend. Die meldingen laten volgens [eisers] zien dat de gemeente al jarenlang kampt met een structureel rioleringsprobleem en dat inwoners bij een normale bui al pruttelgeluiden horen vanuit de riolering. Dat duidt er volgens [eisers] op dat de riolering niet voldoet aan de Leidraad Riolering.
4.15.
De rechtbank volgt [eisers] hierin niet, omdat zijn stelling niet is gebaseerd op gedegen onderzoek. De Fixi meldingen waarnaar [eisers] verwijst gaan, met uitzondering van de klacht van 3 juni 2021 van [eisers] zelf, niet over rioolproblemen in de directe nabijheid van het perceel van [eisers] . Mr. Boor heeft ter zitting aangevoerd dat de meldingen zijn van adressen in een cirkel van 2 km rond de Schagerweg, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat het merendeel van de adressen zich bevindt op een afstand van meer dan 3 km vanaf de woning van [eisers] . Uit die meldingen blijkt niet dat sprake is van een gebrekkig riool ter hoogte van de woning van [eisers] . Bij de Fixi melding van [eisers] van 3 juni 2021 staat bovendien enkel de omschrijving ‘Water loopt niet weg, bij regen loopt alles vol’. De gemeente betwist dat die melding te maken had met de riolering. Volgens de gemeente ging het om een verstopping (in drainage) op het perceel van [eisers] , wat [eisers] op zijn beurt betwist. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – is niet duidelijk geworden waarop de melding van 3 juni 2021 precies betrekking heeft, zodat de rechtbank ook aan deze melding voorbij gaat.
4.16.
[eisers] doet verder een beroep op het gemeentelijk rioleringsplan. Dat daarin is vermeld dat de riolering in de gemeente niet overal voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen, betekent echter nog niet dat dat ook het geval is bij de woning van [eisers] . Volgens [eisers] heeft de gemeente in gesprekken zelf erkend dat het rioleringsstelsel gebrekkig is. Dit heeft [eisers] naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende onderbouwd. De rechtbank leest die erkenning niet in de door [eisers] overgelegde e-mail van de gemeente van 17 juni 2021.
Die erkenning is ook niet gelegen in het feit dat de riolering binnenkort vervangen gaat worden door een gescheiden stelsel. De gemeente heeft ter zitting uitgelegd dat die vervanging niet plaatsvindt omdat dat strikt nodig is; het riool kan naar eigen zeggen nog 10 tot 20 jaar meegaan. Het rioolwerk wordt meegenomen in een groter werk, namelijk de herinrichting van de Schagerweg, zodat het werk kan worden gecombineerd en de weg maar één keer open hoeft te worden gebroken. De voorbereidingen hiervoor (inclusief burgerparticipatie) lopen sinds 2017, waarbij de verharding van het nieuwe wegdek een lastig punt blijkt. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan deze uitleg door de gemeente.
4.17.
Dat op 18 juni 2021 wateroverlast in de woning van [eisers] heeft plaatsgevonden, onderbouwt naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat de riolering gebrekkig is. Dat de riolering het water die dag niet kon verwerken had te maken met zeer zware regenval. Uit door de gemeente overgelegde rapport ‘Evaluatie bestrijding wateroverlast juni 2021’, opgesteld door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, blijkt dat op 18 juni 2021 in de regio [woonplaats] heel lokaal zo’n 80-90 mm in een uur is gevallen. Aan de betwisting van deze neerslagomvang door [eisers] gaat de rechtbank bij gebrek aan een onderbouwing voorbij. De rechtbank beschouwt de regenval als extreem. Er was sprake van een buitengewone situatie. Dat het riool niet tegen zulke regenval was opgewassen maakt niet dat de afvoercapaciteit van het riool niet goed functioneert. Het riool is daarop niet berekend en ook het nieuwe rioleringsstelsel, dat volgens de gemeente met het oog op de klimaatverandering zal worden ingericht op de hogere trede bui-09, krijgt de capaciteit niet om een dergelijke bui te verwerken.
Zorgplicht
4.18.
[eisers] stelt dat de gemeente extra onderhoud aan de riolering had moeten verrichten en tijdelijke aanvullende maatregen, zoals het plaatsen van water opvangbakken, had moeten treffen ter voorkoming van wateroverlast. Door dit na te laten is de gemeente volgens [eisers] tekortgeschoten in haar zorgplicht en heeft zij onrechtmatig jegens hem gehandeld (artikel 6:162 BW).
4.19.
De rechtbank overweegt als volgt. De gemeente heeft de publiekrechtelijke verplichting om stedelijk afvalwater in te zamelen en af te voeren. [2] Daarnaast heeft zij een publiekrechtelijke zorgplicht om hemelwater doelmatig in te zamelen en te verwerken, voor zover van degene die zich ervan ontdoet redelijkerwijs niet kan worden gevergd dit water in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen. [3] Die zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsverbintenis en omvat in beginsel niet meer dan het aanbieden van een voorziening waarin het hemelwater kan worden geloosd en waarmee het wordt afgevoerd. Bij de concrete invulling en uitvoering van haar taken heeft de gemeente de nodige beleidsvrijheid. Zij hoeft niet te garanderen dat elke wateroverlast voorkomen wordt.
4.20.
Gegeven deze maatstaf volgt uit de door [eisers] gestelde feiten en omstandigheden niet dat de gemeente beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven en onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld. Dat licht de rechtbank als volgt toe.
4.21.
Vaststaat dat de gemeente met het aangelegde gemengde rioleringsstelsel een voorziening heeft aangeboden waarin hemelwater kan worden opgevangen, zodat de gemeente in zoverre voldoet aan haar zorgplicht. Zoals hiervoor is overwogen is de oorzaak van de wateroverlast op 18 juni 2021 gelegen in zeer hevige regenval. Niet is komen vast te staan dat de gemeentelijke riolering op dat moment onderhevig was aan gebreken en slecht functioneerde. Het einde van de levensduur van het rioleringsstelsel komt weliswaar in zicht, maar [eisers] heeft onvoldoende concrete feiten of omstandigheden gesteld om aan te nemen dat dit vóór 18 juni 2021 noopte tot het doen van extra onderhoud of het treffen van maatregelen of moderniseringen. De rechtbank ziet in wat [eisers] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de gemeente niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan met als gevolg de wateroverlast voor [eisers] . Van een gemeente kan niet worden verwacht dat het rioleringsstelsel zo wordt ingericht dat een extreme hoeveelheid neerslag, zoals deze op 18 juni 2021 in korte tijd in [woonplaats] is gevallen, kan worden verwerkt. De gemeente stelt terecht dat sprake was van een overmacht situatie. De wateroverlast op 18 juni 2021 behoort tot het normale maatschappelijke risico dat, hoe vervelend ook, voor rekening van [eisers] dient te blijven.
Slotsom4.22. De slotsom is dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen. Wat voor het overige nog is aangevoerd door de gemeente behoeft geen bespreking.
4.23.
[eisers] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de gemeente als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.872,00
4.24.
De rechtbank zal de kostenveroordeling, zoals gevorderd door de gemeente, vermeerderen met de onbetwist gebleven wettelijke rente, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal, zoals ook gevorderd, de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot dit vonnis vastgesteld op € 1.872,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.
ST/BV

Voetnoten

1.Hoge Raad 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236 (Veendijk Wilnis) en Hoge Raad 30 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7487 (Riolering Dordrecht)
2.Artikel 10.33 lid 1 Wet milieubeheer
3.Artikel 3.5 Waterwet