ECLI:NL:RBNHO:2023:3604

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/15/325101 / FA RK 22-653
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgregeling in familierechtelijke procedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de zorgregeling voor twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Verhoog, en de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs, hebben een verzoek ingediend tot het vaststellen van een zorgregeling. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de belangen van de kinderen en de mogelijkheden voor contactherstel met de vader.

Uit het rapport van de Raad blijkt dat beide kinderen aanzienlijke weerstand hebben tegen contactherstel met hun vader. De Raad concludeert dat, hoewel het belang van de kinderen zich niet verzet tegen contactherstel, een zorgregeling niet in hun belang is. De rechtbank onderschrijft deze conclusie en overweegt dat omgang tussen de vader en de minderjarigen in dit geval in strijd is met hun zwaarwegende belangen. De rechtbank wijst het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling af, en benadrukt dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het verbeteren van hun onderlinge verstandhouding, wat essentieel is voor het welzijn van de kinderen.

De rechtbank wijst erop dat de afwijzing van het verzoek tot omgang tijdelijk is en dat de vader in geval van wijziging van omstandigheden opnieuw een verzoek kan indienen. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Friedberg, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/325101 / FA RK 22-653
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 18 april 2023
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Verhoog, kantoorhoudende te Alkmaar,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs, kantoorhoudende te Alkmaar,
--betreffende--
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
hierna mede te noemen: de minderjarigen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 6 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, ingekomen op 11 januari 2023;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 23 januari 2023;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 23 januari 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 maart 2023 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. M. Verhoog en de vader door mr. E.B. Warmerdam-Wolfs. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 6 juli 2022 heeft de rechtbank de Raad verzocht onderzoek te doen naar de vraag of het belang van de kinderen, of één van hen, zich tegen contactherstel met de vader verzet en als dit niet het geval is, hoe het contact kan worden opgebouwd, al dan niet met hulpverlening. De Raad is ook verzocht te adviseren op welke wijze de kinderen begeleid kunnen om hen in staat te stellen zich een eigen beeld van de vader te vormen.
2.2.
De Raad heeft onderzoek gedaan en rapport uitgebracht. Uit het rapport blijkt dat beide kinderen forse weerstand hebben tegen contactherstel met hun vader. Hoewel de Raad twijfelt of [de minderjarige 2] daadwerkelijk een eigen beeld heeft kunnen vormen over zijn vader, omdat hij nog zo jong was toen het contact stopte, geeft [de minderjarige 1] aan herhaaldelijk door de vader te zijn teleurgesteld. Deze teleurstelling, het verdriet dat de kinderen daardoor hebben gehad en de verstoorde onderlinge verstandhouding tussen ouders zorgen ervoor dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op dit moment geen ruimte ervaren voor contactherstel met de vader. De Raad heeft de indruk gekregen dat in ieder geval bij [de minderjarige 1] de weerstand tegen contactherstel alleen verder zal vergroten als contactherstel geforceerd wordt. Rekening houdend met het gezinssysteem waarin zowel [de minderjarige 1] als de moeder de vader niet willen zien, is te veronderstellen dat er voor [de minderjarige 2] weinig tot geen ruimte is om wel contact met de vader aan te gaan. Over [de minderjarige 2] kan gezegd worden dat hij niet alleen loyaal wil zijn aan zijn moeder, maar ook aan zijn grote broer. De Raad concludeert dat, hoewel het belang van de kinderen zich niet tegen contactherstel verzet en de Raad beide kinderen contact met hun vader gunt, een zorgregeling waarbij het contact tussen de vader en de kinderen wordt opgebouwd niet in het belang is van de kinderen. Daarop heeft de Raad de rechtbank geadviseerd om het verzoek van de vader met betrekking tot het vaststellen van een zorgregeling af te wijzen. De rechtbank neemt de overwegingen en conclusies in het raadsrapport over en maakt die tot de hare.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat omgang tussen ouder en kind in beginsel in het belang van het kind wordt geacht te zijn. In dit geval echter, acht de rechtbank omgang tussen de vader en de minderjarigen in strijd met zwaarwegende belangen van de minderjarigen. Daarvoor is redengevend wat de Raad heeft geconcludeerd, namelijk dat, ook al verzet het belang van de kinderen zich niet tegen contactherstel met de vader, een zorgregeling niet in hun belang wordt geacht omdat daarvoor bij hen geen ruimte bestaat.
2.5.
De rechtbank overweegt dat het voor de vader teleurstellend moet zijn dat het in een periode van zes jaar niet gelukt is om contactherstel met zijn kinderen tot stand te brengen. Hij heeft ter zitting dan ook terecht gezegd dat hij met lege handen staat. Gelet op het verhandelde ter zitting zijn de mogelijkheden om in deze procedure tot een andere uitkomst te komen, niet voorhanden. Desgevraagd heeft de Raad naar voren gebracht dat de kinderen herinneringen hebben aan de ruzies tussen de ouders en dat is vervolgens een eigen leven gaan leiden. De sleutel ligt erin volgens de Raad, en de rechtbank onderschrijft dat, dat de ouders ervoor zorgen dat de kinderen van binnen ontspannen en de belemmering om contact met hun vader te hebben, verdwijnt. Het is aan de ouders om een andere sfeer te creëren zodat er ruimte ontstaat voor een nieuwe werkelijkheid. Een werkelijkheid waarbij de ouders contact met elkaar hebben zodat de kinderen dat zien. Daarvoor is nodig dat de ouders voorbeeldgedrag laten zien, maar de Raad vraagt zich af in hoeverre er bij hen draagvlak bestaat om dat aan te gaan. De rechtbank begrijpt de visie van de Raad zo dat het probleem bij de ouders ligt, niet bij de kinderen. De ouders hadden en hebben ook nu weer de gelegenheid om zelf aan de slag te gaan, met elkaar. Het probleem kan niet steeds bij deze kinderen neergelegd worden, wat in het verleden dikwijls is gebeurd, gelet op de hulpverlening die voor hen is aangezocht en - zo begrijpt de rechtbank - maar heel zelden iets voor hen heeft opgeleverd. Dat is ook logisch, want het probleem ligt dus niet bij hen. Ter zitting heeft de Raad de ouders uitgebreid voorgelicht en suggesties gegeven om contact met elkaar te onderhouden over de kinderen, bijvoorbeeld door maandelijks een keer te gaan koffiedrinken. Van belang is dat de vader daartoe het initiatief neemt, de moeder heeft gezegd daarvoor open te staan. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat waar de moeder meent geen informatie over de kinderen aan de vader te kunnen of willen verstrekken, omdat de kinderen dat niet willen, zij als moeder in beginsel daarin de verantwoordelijkheid draagt. Het is niet alleen een wettelijke verplichting, maar zij is ook de volwassene binnen het gezin dat zij met de kinderen vormt.
2.6.
De slotsom luidt dat het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling wordt afgewezen.
2.7.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de ouders de komende periode ook kunnen aangrijpen om bijvoorbeeld met behulp van coaching aan hun onderlinge verstandhouding gaan werken, waarbij zij op een respectvolle manier met elkaar kunnen omgaan. Echter, aan het verleden kan niets meer veranderd worden, dat zullen zij ieder voor zich moeten oplossen. Partijen zijn en blijven de ouders van de kinderen en zijn daarmee verplicht alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de onderlinge verhoudingen verbeteren.
2.8.
Zoals ter zitting met de aanwezigen is besproken, wijst de rechtbank partijen er nog op dat elke afwijzing van een verzoek tot omgang van tijdelijke aard is, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar zich opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen (zie HR 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5045).

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Friedberg, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.