ECLI:NL:RBNHO:2023:3503

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C/15/330781 / HA RK 23/30
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in voorlopig getuigenverhoor

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 7 april 2023 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B. Maliepaard. Het verzoek was gericht tegen mr. L.J. Saarloos, die als rechter-commissaris optrad tijdens een voorlopig getuigenverhoor in een aanhangige procedure tussen verzoekster en de gemeente. Verzoekster stelde dat de rechter zich negatief over haar advocaat had uitgelaten en dat er sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat de rechter niet onpartijdig had gehandeld. De wrakingskamer oordeelde dat de opmerkingen van de rechter over de advocaat niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter in zijn rol als rechter-commissaris een regisserende functie heeft en dat zijn opmerkingen in het kader van de procedure niet onbegrijpelijk waren. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoekster waren aangevoerd, geen grond vormden voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/330781 / HA RK 23/30
Beslissing van 7 april 2023 (bij vervroeging)
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster]
gevestigd te Grootschermer,
verzoekster,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard, advocaat te Rotterdam.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. L.J. Saarloos,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 27 februari 2023 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton en Bewind, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/328886 / HA RK 22/100, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 1 maart 2023 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 30 maart 2023. Verzoekster en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoekster is zelf niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat. Voorts is verschenen: de rechter. De wederpartij in de hoofdzaak heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling bericht dat zij niet zal verschijnen.
Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft verzoekster nog het proces-verbaal van 16 januari 2023 van het in de hoofdzaak gehouden voorlopig getuigenverhoor, overgelegd.
1.4.
Na afloop van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer de datum van de uitspraak bepaald op (uiterlijk) 13 april 2023.

2.Inleiding

2.1.
De hoofdzaak betreft een tussen verzoekster en de [naam 1] (hierna: de gemeente) aanhangige procedure inzake een voorlopig getuigenverhoor. Verzoekster heeft bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De gemeente heeft tegen dit verzoekschrift geen verweer gevoerd. De rechter heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en een voorlopig getuigenverhoor bevolen. De rechter heeft als rechter- commissaris bepaald dat de getuigenverhoren op maandag 9, donderdag 12 en maandag 16 januari 2023 zouden worden gehouden.
2.2.
Op de genoemde data hebben getuigenverhoren plaatsgevonden en de rechter heeft in zijn hoedanigheid van rechter-commissaris de getuigen gehoord. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt. Namens verzoekster was – onder meer – mr. Maliepaard aanwezig. Namens de gemeente was – onder meer – mr. J. Tophoff, advocaat te Alkmaar, bij de getuigenverhoren aanwezig.
2.3.
Het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 16 januari 2023 bevat de volgende passage:
“Mr. Maliepaard verzoekt de rechter- commissaris een termijn voor het opgeven van nieuwe getuigen. De rechter-commissaris bepaalt dat mr. Maliepaard een onderbouwd verzoek mag indienen voor het laten horen van nieuwe getuigen. (…)Mr. Tophoff krijgt hierna de gelegenheid om op dit verzoek te reageren.”
2.4.
Bij brief van 3 februari 2023 heeft verzoekster drie nieuwe getuigen genoemd en heeft zij haar verzoek tot het horen van de nieuwe getuigen onderbouwd. Bij brief van
6 februari 2023 heeft de gemeente daartegen verweer gevoerd. Bij brief van 7 februari 2023, door de griffier namens de rechter- commissaris verzonden, is aan verzoekster meegedeeld dat het verzoek ten aanzien van twee nieuwe getuigen wordt toegewezen en het verzoek tot het horen van de derde getuige wordt afgewezen.
De brief van 7 februari 2023 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Bij brief van 3 februari 2023 heeft mr. Maliepaard drie getuigen genoemd. Bij reactie van 6 februari 2023 heeft (…) de gemeente (…) geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek om deze drie getuigen te horen.
De rechtbank volgt de gemeente (…) voor zover het getuige (…) betreft: gelet op de onderbouwing kan zij niets verklaren over datgene waarvoor het getuigenverhoor is toegelaten, te weten het doen van onrechtmatige uitlatingen om tot sluiting van de [naam 2] te komen.Uit de onderbouwing van het verzoek tot het horen van de getuigen (…) volgt dat zij betrokken zouden zijn geweest bij de eerste en tweede sluiting van de [naam 2]. Dat past wel binnen de eerste beslissing van de rechtbank in de beschikking van 8 september 2022. Dit deel van het verzoek wordt daarom toegewezen.”
2.5.
Bij brief van 8 februari 2023 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beslissing ten aanzien van het horen van de derde getuige.
Bij bericht van 24 februari 2023 heeft de griffier namens de rechter aan verzoekster meegedeeld geen aanleiding te zien om terug te komen op de op 7 februari 2023 genomen beslissing.

3.Het standpunt van verzoekster

3.1.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van het wrakingsverzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd.
De rechter heeft zich op het getuigenverhoor van 12 dan wel 16 januari 2023 buiten de aanwezigheid van mr. Maliepaard negatief over laatstgenoemde uitgelaten tegenover (de afgevaardigden van) verzoekster. Zo heeft de rechter zich er in aanwezigheid van de cliënten van mr. Maliepaard over beklaagd dat laatstgenoemde te laat op de zitting was. Ook heeft de rechter gezegd dat hij het onbehoorlijk vond dat mr. Maliepaard heeft verzuimd om de volgorde van de te horen getuigen correct aan de rechtbank door te geven.
Daarbij komt dat op de zitting van 16 januari 2023 de rechter mr. Tophoff niet heeft aangesproken op het feit dat zij voorafgaande aan het verhoor een getuige had benaderd en had geprobeerd om invloed uit te oefenen op de inhoud van de af te leggen getuigenverklaring.
Bovendien heeft de rechter procedureel en inhoudelijk onjuist gehandeld door (i) op 16 januari 2023 een schriftelijke toelichting te verlangen voor het verzoek van verzoekster tot het horen van nieuwe getuigen, (ii) de gemeente, die tegen het verzoekschrift geen verweer had gevoerd, desondanks in de gelegenheid te stellen op de te geven toelichting te reageren, (iii) op 7 februari 2023 het verzoek deels af te wijzen en (iv) op 24 februari 2023 deze deels afwijzende beslissing (ongemotiveerd) te handhaven. Door deze beslissing heeft de rechter ingegrepen in een onderdeel dat behoort tot de partijautonomie. Van belang hierbij is dat het niet mogelijk is om in beroep te gaan tegen de afwijzende beslissing van de rechter om de betreffende getuige te horen.
Het optreden van de rechter als rechter-commissaris bij de getuigenverhoren, mede in het licht bezien van de (herhaalde) afwijzende beslissing van de rechter op het verzoek tot het horen van de nieuwe getuigen, maken dat bij verzoekster de schijn van partijdigheid van de rechter is gewekt.

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter heeft hierop, voor zover van belang, als volgt gereageerd.
Niet op 12, maar op 16 januari 2023 is de rechter buiten aanwezigheid van mr. Maliepaard begonnen met het getuigenverhoor. De rechter is hiertoe overgegaan, omdat mr. Maliepaard aan niemand had laten weten dat hij iets verlaat was. Deze beslissing moet voorts worden bezien tegen de achtergrond van de gang van zaken bij de eerdere getuigenverhoren. Immers, ook op 9 januari 2023 was mr. Maliepaard niet op het geplande tijdstip van 13:00 uur verschenen en de door hem aangedragen getuige(n) evenmin, maar verscheen
mr. Maliepaard pas op het geplande tijdstip van het tweede getuigenverhoor, te weten 14.30 uur. Het is mogelijk dat de rechter op 16 januari 2023 tegen (de afgevaardigden van) verzoekster een opmerking heeft gemaakt over het verzuim van mr. Maliepaard om de volgorde van de te horen getuigen aan de rechtbank door te geven. Het ongenoegen was niet gericht tegen verzoekster zelf en zij heeft ook alle ruimte gekregen om vragen te stellen. De rechter vindt het spijtig dat bij verzoekster hierdoor het beeld zou zijn ontstaan dat hij niet onpartijdig zou zijn.
De verklaring van de betreffende getuige dat mr. Tophoff vooraf contact met hem had opgenomen, heeft de rechter in het proces-verbaal laten opnemen, omdat dat mogelijkerwijs nog van belang is bij de beoordeling en bewijsrechtelijke waardering van het getuigenverhoor in de eventuele tussen verzoekster en de gemeente te voeren bodemprocedure. De rechter zag geen aanleiding om mr. Tophoff daarnaast nog hierop aan te spreken of een tuchtrechtelijke klacht hierover in te dienen.
De beslissing van 7 februari 2023 is een procesrechtelijke beslissing waartegen beroep open staat, maar die in beginsel geen grond tot wraking op kan leveren.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Dit is de subjectieve toets. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid. Dit is de objectieve toets.
Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
5.2.
Ter zitting heeft mr. Maliepaard aangevoerd dat het in deze alleen gaat om de bij verzoekster aanwezige vrees voor partijdigheid. De hiervoor onder 5.1. omschreven subjectieve toets speelt in deze zaak dus geen rol.
5.3.
De aangedragen wrakingsgronden zien op (i) het verloop van de zittingen van 9, 12 en 16 januari 2023, waarbij de rechter in het kader van een voorlopig getuigenverhoor op verzoek van verzoekster een aantal getuigen heeft gehoord en zich buiten aanwezigheid van mr. Maliepaard negatief over hem heeft uitgelaten, en (ii) de beslissing van de rechter (als rechter- commissaris) van 7 februari 2023. Over deze beslissing overweegt de wrakingskamer als volgt.
5.4.
De wrakingskamer constateert een juridisch verschil van inzicht tussen de rechter en mr. Maliepaard als advocaat van verzoekster over het toetsingskader en de bevoegdheid die de rechter had bij de beslissing op het namens verzoekster gedane verzoek tot het horen van nieuwe getuigen.
Mr. Maliepaard is van oordeel dat de rechter het verzoek alleen (gedeeltelijk) had mogen afwijzen wegens strijd met de beginselen van de goede procesorde. Daarom had de rechter zich moeten onthouden van het vragen om een motivering voor het verzoek. Evenmin was het de rechter toegestaan om aan de gemeente gelegenheid te bieden om op het verzoek te reageren. De gemeente had immers ook geen verweer tegen het oorspronkelijk verzoek gevoerd.
De rechter stelt daar tegenover dat ieder verzoek tot het horen van een nieuwe getuige waarover nog niet is beslist, volledig en niet marginaal moet worden getoetst en dat daarbij “hoor en wederhoor” moet worden toegepast.
5.5.
De wrakingskamer oordeelt als volgt. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in burgerlijke zaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechters die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast zijn met de behandeling van de zaak.
Wat dat laatste betreft is van belang dat, anders dan verzoekster veronderstelt, verzoekster, zonder dat daartoe verlof van de rechter-commissaris is vereist, hoger beroep in kan stellen van de beslissing van de rechter-commissaris in een voorlopig getuigenverhoor [1] .
5.6.
Uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich er tevens tegen verzet dat de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders, indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hiervan geen sprake.
5.7.
Over het verloop van de zittingen van 9, 12 en 16 januari 2023 overweegt de wrakingskamer als volgt.
Ter zitting is namens verzoekster erkend dat zij geen opmerkingen heeft over het verloop van de getuigenverhoren als zodanig of over de inhoud van deze verhoren, zoals deze blijkt uit de daarvan opgemaakte processen-verbaal. De bezwaren van verzoekster zien enkel op de bejegening door de rechter.
Concreet heeft verzoekster hierover aangevoerd dat de rechter haar – buiten aanwezigheid van mr. Maliepaard – heeft aangesproken over het feit dat laatstgenoemde te laat was en had verzuimd om de volgorde van de te horen getuigen aan de rechtbank door te geven. Daarbij komt dat de rechter heeft verzuimd om mr. Tophoff aan te spreken op het feit dat zij een getuige vooraf had benaderd en geprobeerd had invloed uit te oefenen op de door de betreffende getuige af te leggen verklaring, aldus verzoekster.
5.8.
De wrakingskamer overweegt dat een rechter/ rechter- commissaris tijdens een voorlopig getuigenverhoor een regisserende rol heeft en dat van hem wordt verwacht dat hij sturing geeft aan het verloop van de verhoren en aan de tijd die daaraan wordt besteed of daarvoor is uitgetrokken. Gelet daarop vindt de wrakingskamer het op zichzelf niet onbegrijpelijk dat de rechter opmerkingen heeft gemaakt over de vertraagde aankomst van mr. Maliepaard en over het ontbreken van een opgave van een volgorde van de te horen getuigen. Of het achterwege blijven van de opgave van de volgorde van de getuigen al dan niet aan (het secretariaat van) mr. Maliepaard is te wijten, houdt de wrakingskamer daarbij in het midden.
Evenmin acht de wrakingskamer het onbegrijpelijk dat een reprimande aan het adres van mr. Tophoff achterwege is gebleven. Het behoort tot de kerntaak van de rechter als rechter-commisaris om leiding te geven aan de getuigenverhoren op een zodanige wijze dat de getuigen deugdelijk worden gehoord en de inhoud van de verklaringen op een juiste wijze in het proces- verbaal wordt opgenomen. Vanwege de mogelijke relevantie (bewijswaardering) in de eventueel tussen verzoekster en de gemeente te voeren bodemprocedure, heeft de rechter in het proces-verbaal laten opnemen wat de betreffende getuige heeft verklaard over de voorafgaande bemoeienis van mr. Tophoff. Ook over dit deel van de inhoud van het proces-verbaal heeft verzoekster (bij het opmaken daarvan tijdens de zitting maar ook later niet) geen opmerkingen gemaakt. Het was in beginsel aan de rechter om te beoordelen of er daarnaast aanleiding bestond om mr. Tophoff op één en ander ter zitting aan te spreken. De rechter was hier, gelet op zijn hiervoor omschreven taken ter zitting, niet toe verplicht.
5.9.
Mr. Maliepaard heeft nog uitgelegd dat verzoekster een onevenwichtigheid in de benadering van partijen door de rechter heeft ervaren, doordat de rechter wel negatieve opmerkingen maakte over de handelwijze van mr. Maliepaard, terwijl hij het - in de ogen van verzoekster - meer laakbare gedrag van mr. Tophoff niet veroordeelde en daarover geen opmerking maakte. De wrakingskamer heeft begrip voor deze persoonlijke beleving van verzoekster, maar is desondanks van oordeel dat dit enkele gegeven de vrees voor partijdigheid van de rechter niet objectief rechtvaardigt.
5.10.
De feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van haar verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
6.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
6.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent- Bakker, voorzitter, mr. S.W.S. Kiliç en mr. I.H. Lips, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
Wegens ontstentenis van de griffier is deze beschikking alleen getekend door de voorzitter.
voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie HR 17 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:255) en HR 16 december 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BU3922)