ECLI:NL:RBNHO:2023:3446

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
9642095 \ CV EXPL 22-397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over luchtvaartclaim en cessie van vordering

In deze civiele procedure heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc, vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De zaak betreft een vervoersovereenkomst tussen de passagier en de vervoerder, waarbij de passagier op 17 december 2020 van Amsterdam naar Bengaluru zou vliegen, maar haar aansluitende vlucht miste door een vertraging van vlucht BA431. De passagier heeft haar vordering overgedragen aan AirHelp, die compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 vorderde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp het vorderingsrecht bezit, omdat de cessie op 22 december 2020 aan de vervoerder is medegedeeld. De vervoerder heeft betoogd dat de passagier al gecompenseerd was met een e-voucher, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet bevrijdend heeft betaald, aangezien AirHelp op dat moment het vorderingsrecht had. De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten, en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan AirHelp, vermeerderd met rente en kosten.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de cessie en de mededeling daarvan aan de vervoerder, evenals de verplichtingen van de vervoerder onder de Europese regelgeving inzake luchtreizen. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2023 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9642095 \ CV EXPL 22-397
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 13 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. AirHelp heeft zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna te noemen: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Bengaluru International Airport (India) op 17 december 2020.
2.2.
Vlucht BA431 van Amsterdam-Schiphol Airport naar London Heathrow Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist.
2.3.
De passagier heeft haar vermeende vordering overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ter discussie staat of de vervoerder bevrijdend aan de passagier heeft betaald. De vervoerder voert hiertoe aan dat de passagier reeds middels een E-voucher is gecompenseerd. De passagier heeft hier expliciet mee ingestemd.
4.3.
AirHelp stelt dat zij op 22 december 2020 de onderhavige claim heeft ingediend bij de vervoerder en dat zij toen ook mededeling heeft gedaan van de cessie, zodat de vervoerder niet bevrijdend heeft kunnen betalen aan de passagier. De vervoerder betwist dit en voert aan dat nergens uit blijkt dat AirHelp op 22 december 2020 mededeling heeft gedaan van de cessie. AirHelp heeft dit, onder verwijzing naar het ‘claimformulier’, gemotiveerd weersproken, zodat vast staat dat AirHelp op 22 december 2020 de cessie aan de vervoerder heeft medegedeeld. Overigens is naar het oordeel van de kanontrechter ook aan het mededelingsvereiste voldaan toen de cessie in deze procedure ter kennis van de vervoerder is gebracht. De door AirHelp overgelegde akte is niet door de vervoerder betwist, zodat aan de twee constitutieve vereisten van artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan. Dit brengt met zich dat AirHelp over het vorderingsrecht beschikt. De mededeling werkt terug tot de dag van het opmaken van de akte, in dit geval 22 december 2020 (artikel 3:94 lid 2 BW). Dit heeft tot gevolg dat de levering – en dus de overdracht – geacht wordt reeds op die dag te hebben plaatsgevonden. Met andere woorden beschikt AirHelp sinds 22 december 2020 over het vorderingsrecht. Dat de passagier nadien (eveneens) de vervoerder heeft verzocht om haar te compenseren, doet daar niet aan af.
4.4.
De vervoerder heeft de passagier op 20 januari 2021 gecompenseerd middels een e-Voucher. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.4. is overwogen kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder bevrijdend heeft betaald. De vervoerder had destijds de compensatie aan AirHelp moeten voldoen, aangezien zij toen over het vorderingsrecht beschikte. De vervoerder heeft nog een beroep gedaan op een tweetal vonnissen (ECLI:NL:RBAMS:2021:6429 en ECLI:NL:RBNHO:2022:407), maar dit maakt het oordeel niet anders. In die twee zaken stond, anders dan in de onderhavige zaak, centraal de vraag of de vervoerder bevrijdend heeft betaald wanneer hij de vliegtickets heeft gerestitueerd aan een tussenpersoon. Dit betreft echter een andere kwestie, zodat de vervoerder daar geen geslaagd beroep op kan doen. Nu de vervoerder de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming niet heeft betwist en geen beroep heeft gedaan op buitengewone omstandigheden, is de vervoerder (alsnog) gehouden om AirHelp te compenseren. De vordering van AirHelp tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2021 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,20;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 264‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter