ECLI:NL:RBAMS:2021:6429

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
cv20-22358
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vliegmaatschappij Iberia tot terugbetaling van ticketkosten aan passagiers na annulering van vluchten door corona pandemie

In deze zaak vorderen de passagiers, die hun tickets hadden geboekt bij de luchtvaartmaatschappij Iberia, terugbetaling van hun ticketkosten na annulering van hun vluchten als gevolg van de coronapandemie. De passagiers hadden een vliegreis van Amsterdam naar Madrid en van Amsterdam via Madrid naar Tenerife geboekt, maar deze vluchten werden eind maart 2020 geannuleerd. Ondanks herhaalde verzoeken om terugbetaling, heeft Iberia de kosten niet aan de passagiers vergoed. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering van vluchten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op terugbetaling van hun tickets, aangezien de luchtvaartmaatschappij haar verplichtingen niet is nagekomen. De vervoerder voerde aan dat de passagiers hun tickets via een tussenpersoon hadden gekocht en dat zij de restitutie aan deze tussenpersoon hadden gedaan. De rechtbank oordeelde echter dat de luchtvaartmaatschappij in beginsel verplicht is om de passagiers rechtstreeks te compenseren, en dat er geen bewijs was dat de passagiers hun terugbetaling via de tussenpersoon hadden ontvangen.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en Iberia veroordeeld tot betaling van € 2.569,42 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is Iberia veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft geoordeeld dat de passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun vordering van buitengerechtelijke kosten, waardoor deze is afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 15 oktober 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8924453 CV EXPL 20-22358
vonnis van: 15 oktober 2021
fno.: 94

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

2. [eiser 2]

beiden wonende te [woonplaats]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]

5. [eiser 5]

allen wonende te [woonplaats]

6. [eiser 6]

wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
t e g e n
de vennootschap naar buitenlands recht Iberia Lineas Aereas de Espana Sociedad Anonima Operadora
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. N. Bekri

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 2 december 2021 met producties;
  • antwoord met producties;
  • instructievonnis;
  • repliek met producties
  • dupliek met producties;
  • akte uitlating producties van de passagiers
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
De passagiers 1 en 2 hebben bij de vervoerder voor henzelf en hun twee minderjarige kinderen een vliegreis van Amsterdam naar Madrid geboekt, uit te voeren op 16 april 2020. De passagiers 3 tot en met 6 hebben bij de vervoerder een vliegreis geboekt van Amsterdam via Madrid naar Tenerife uit te voeren op 25 april 2020 en van Tenerife via Madrid naar Amsterdam uit te voeren op 3 mei 2020.
1.2.
Alle vluchten zouden worden uitgevoerd door de vervoerder.
1.3.
De vluchten zijn door de vervoerder vanwege de corona pandemie eind maart 2020 geannuleerd.
1.4.
De passagiers hebben bij de vervoerder om terugbetaling van hun tickets verzocht. De passagiers 1 en 2 hebben de vorderingen van hun minderjarige kinderen gecedeerd aan zichzelf.
1.5.
De vervoerder heeft de tickets niet aan de passagiers zelf betaald.

Vordering en verweer

2. De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.569,42, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na annulering tot
aan de dag der algehele voldoening;
b. € 381,94 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf de datum van de ingebrekestelling tot aan de dag der algehele
voldoening;
c. de proceskosten.
3. De passagiers baseren hun vordering op artikel 5 lid 1 sub a jo artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening).
4. Zij stellen dat de vervoerder ondanks herhaalde aanmaning heeft geweigerd de kosten van de tickets aan hen terug te betalen. De vervoerder heeft met de gestelde betaling aan de reisagenten niet bevrijdend betaald. Zij hebben deze betaling ook niet van de reisagenten ontvangen.

Beoordeling

5. De vervoerder voert aan dat de passagiers sub 1 en 2 niet hebben onderbouwd hoeveel zij voor de geannuleerde vlucht hebben betaald. De door hen overgelegde stukken hebben betrekking op een totaalbedrag van een heen- en terugvlucht, waarvan de terugvlucht niet door haar zou worden uitgevoerd. Nu niet valt vast te stellen wat de kosten voor de heenvlucht waren, dient de vordering te worden afgewezen.
6. De vervoerder voert subsidiair aan dat de passagiers 1 en 2 hun tickets hebben gekocht via Schipholtickets. Zij heeft aan haar twee maal een bedrag van € 27,87 gerestitueerd in verband met de annulering.
7. De vervoerder voert verder aan dat de passagiers 3 t/m 6 hun tickets ook hebben geboekt via Schipholtickets. Zij heeft Schipholtickets 5 maal een bedrag van € 341,78 gerestitueerd in verband met de geannuleerde boekingen. Nu de boekingen en de betalingen via de tussenpersoon is verlopen als ook de annulering van de vlucht, mocht zij er in redelijkheid vanuit gaan dat zij de restitutie ook via de tussenpersoon mocht doen.

Beoordeling

8. Artikel 5 lid 1 sub 1 van de Verordening luidt:
“Ingeval van annulering van een vlucht, wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 8.”Artikel 8 van de verordening luidt:
“Wanneer naar dit artikel verwezen wordt krijgen de passagiers de keuze tussen:a) volledige terugbetaling van het ticket binnen 7 dagen…”
9. Overeenkomstig de Verordening moet de maatschappij die de vlucht uitvoert haar verplichtingen ten opzichte van de passagier nakomen. Komt de maatschappij die verplichtingen niet na dan is de maatschappij – behoudens uitzonderingen, die hier niet aan de orde zijn omdat partijen het er over eens zijn dat de vlucht op regelmatige wijze is geannuleerd – gehouden de passagiers te compenseren. De passagiers hebben niet betwist dat zij de tickets via een online reisbemiddelaar hebben geboekt. Volgens de vervoerder heeft zij de kosten van de tickets aan de betreffende tussenpersoon en daarmee bevrijdend betaald. Gelet op inhoud en strekking van de Verordening, dient de maatschappij in beginsel de passagiers rechtstreeks te compenseren. Dat er in deze kwestie op deze regel een uitzondering zou bestaan, omdat tussen passagiers en reisbemiddelaar en/of maatschappij en reisbemiddelaar andere afspraken zijn gemaakt, is gesteld noch gebleken. De passagiers voeren aan dat zij geen betaling (van de tussenpersoon) hebben ontvangen. Nu de vervoerder dat niet heeft betwist, wordt als vaststaand aangenomen dat de passagiers zelf de terugbetaling nog niet hebben ontvangen. Dit betekent dat de vervoerder zal worden veroordeeld de tickets aan de passagiers te betalen.
10. De passagiers hebben producties overgelegd waaruit blijkt wat de totale kosten voor de retourtickets van passagiers 1 en 2 en hun twee minderjarige kinderen waren. De terugvlucht werd uitgevoerd door Air Europa. Het kan niet aan de passagiers worden tegengeworpen dat zij niet in staat zijn de kosten van de heen- en terugreis te specificeren. De vervoerder had eenvoudig kunnen nagaan voor welk bedrag zij de heenreis aan de passagiers heeft aangeboden. Dat heeft zij nagelaten, de vervoerder heeft slechts een overzicht overgelegd waarop is vermeld dat aan een reisbemiddelaar belastingen zijn terugbetaald, de hoogte van de reissom blijkt uit deze stukken niet. Het komt de kantonrechter daarom redelijk voor dat de passagiers de helft van de reissom van de vervoerder vordert.
11. Nu de vervoerder verder de hoogte van de hoofdsom niet heeft weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
12. De passagiers hebben niet aangetoond dat er meer dan een enkele standaardbrief aan de vervoerder is verzonden. Daarnaast hebben de passagiers naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De passagiers hebben derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 BW. De vordering van buitengerechtelijke kosten en daarover berekende wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
13. De vervoerder zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van:
- € 2.569,42 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na de annulering tot aan de voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de passagiers begroot op:
exploot € 100,89
salaris € 420,00
griffierecht € 525,00
-----------------
totaal € 1.075,89
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van een bedrag van € 62,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wesdorp, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.