ECLI:NL:RBNHO:2023:337

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
9877649 \ CV EXPL 22-2417
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor geleverde werkzaamheden en de vraag of sprake is van een overeenkomst van opdracht of vriendendienst

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [bedrijfsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde, waarbij hij betaling van een factuur van € 4.061,50 vordert voor het leggen van tegels in de tuin van gedaagde. Eiser stelt dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten, terwijl gedaagde aanvoert dat het om een vriendendienst ging. De kantonrechter heeft op 18 januari 2023 uitspraak gedaan en geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. De rechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen partijen en de omstandigheden rondom de werkzaamheden wijzen op een vriendendienst, waarbij geen betaling was afgesproken. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om zijn stelling te onderbouwen, en de kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Eiser is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 498,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9877649 \ CV EXPL 22-2417 IL
Uitspraakdatum: 18 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Taks & Legal Services
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: L. van Oosterwijk

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 20 april 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 15 december 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De beoordeling

Deze zaak gaat om het volgende
2.1.
[eiser] heeft tegels gelegd in de tuin van [gedaagde] en hem daarvoor een factuur met datum 14 april 2020 van € 4.061,50 inclusief btw gestuurd.
2.2.
Omdat [gedaagde] de factuur niet heeft betaald, vordert [eiser] in deze procedure € 4.061,50 van [gedaagde] , vermeerderd met de tot aan de dagvaarding vervallen rente (€ 163,82) en incassokosten (€ 531,15).
2.3.
[eiser] stelt dat [gedaagde] de hoofdsom moet betalen, omdat hij de werkzaamheden voor hem heeft uitgevoerd en opgeleverd.
2.4.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Hij voert aan dat sprake is van een vriendendienst.
2.5.
Deze zaak gaat dus om de vraag of (en zo ja, welk bedrag) [gedaagde] moet betalen voor de door [eiser] verrichte werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niets hoeft te betalen en licht dat hierna toe.
[eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een opdracht tegen betaling
2.6.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] bedoelt dat er tussen partijen een overeenkomst van opdracht (aanneming van werk) is gesloten bestaande uit het leggen van tegels in de tuin van [gedaagde] tegen betaling.
2.7.
Of er een overeenkomst van opdracht tegen betaling tot stand is gekomen (in die zin dat er rechtens afdwingbare afspraken zijn gemaakt) dan wel of sprake is geweest van een vriendendienst, hangt af van de bedoeling van partijen en van wat partijen over en weer tegenover elkaar hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. [eiser] heeft de stelplicht en bewijslast dat er een overeenkomst van opdracht tegen betaling tot stand is gekomen, omdat hij zich op het bestaan van deze overeenkomst beroept en daaraan rechtsgevolgen verbindt.
2.8.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat een overeenkomst van opdracht tegen betaling tot stand is gekomen. In de dagvaarding stelt [eiser] helemaal niets over wat er is besproken of afgesproken. In de dagvaarding staat namelijk alleen maar dat hij werkzaamheden voor [gedaagde] heeft uitgevoerd en opgeleverd en [gedaagde] de factuur van € 4.061,50 moet betalen. Daarbij zijn verdere details niet gesteld of onderbouwd. Pas op de zitting heeft [eiser] - voor het eerst - gesteld dat het is begonnen als een vriendendienst, maar voor de hele tuin € 1.500,00 met [gedaagde] is afgesproken. Deze stelling is ook niet onderbouwd, terwijl het genoemde bedrag afwijkt van wat er gevorderd wordt en [gedaagde] gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Volgens [gedaagde] was sprake van een vriendendienst en hoeft hij niet voor de werkzaamheden te betalen. De kantonrechter is het eens met [gedaagde] op basis van het volgende.
2.9.
Van belang is dat partijen destijds vrienden van elkaar waren. [eiser] heeft de werkzaamheden rond 11 april 2020 verricht toen partijen nog met elkaar omgingen. De partner van [gedaagde] (mevrouw [naam] ) heeft schriftelijk verklaard dat [eiser] op de vraag wat hij voor het leggen van de tuin wilde hebben zei “
nee komt wel goed. Als je erbij bent om te helpen en eten en drinken aanwezig is komt het goed (…)”. Deze omstandigheden wijzen dus op een vriendendienst of werkzaamheden niet tegen betaling.
2.10.
Verder staat als niet betwist vast dat partijen na het leggen van de tegels een tijd geen contact met elkaar hebben gehad en dat [eiser] op 14 oktober 2020 de factuur (met factuurdatum 14 april 2020) aan [gedaagde] heeft geappt. Uit het dossier blijkt niet dat de factuur al eerder aan [gedaagde] is verstrekt. Op de zitting heeft [eiser] gezegd dat hij de factuur ongeveer een maand na de werkzaamheden aan [gedaagde] heeft gestuurd of gemaild, maar die stelling heeft hij niet concreet gemaakt. Dat [eiser] de precieze gang van zaken niet meer helemaal weet omdat het al meer dan twee jaar geleden is, komt voor zijn rekening.
2.11.
Daar komt bij dat [eiser] op de zitting heeft gezegd dat het laatste stukje nog moest gebeuren en dat [gedaagde] omdat hij hem telefonisch blokkeerde ‘dan alles moet betalen’. Dit impliceert dat er vooraf geen betaling is afgesproken of bedoeld en dat [eiser] achteraf toch betaling wil ontvangen. Dit is in lijn met de volgende tekst op de factuur: “
90 m2 tegels leggen op de bon de rest krijg je cadeau” en “
Er zijn foto van dus als het moet schuif ik het door naar een incasso jurist.” Met name de laatste vermelding valt op en ondersteunt het verweer van [gedaagde] dat [eiser] de factuur achteraf heeft opgesteld omdat hij zich in de steek gelaten of misbruikt voelde. [eiser] lijkt dat op de zitting ook gedeeltelijk te bevestigen. Hij heeft daar namelijk verklaard: “
Omdat hij mij negeerde, dan maak ik een gewone factuur op. Die € 1.500,00 was een vriendendienst.
2.12.
Ook de WhatsAppberichten van daarna ondersteunen het verweer van [gedaagde] . [eiser] heeft bijvoorbeeld aan [gedaagde] geappt: “
Je hebt me vaak misbruikt je gaat betalen al is het met…” en “
je moet betalen dat is er en verder ken ik je niet meer”. En in reactie op de app van [gedaagde] dat het een cadeau was en hij nu een factuur stuurt, heeft [eiser] geappt: “
Je voortuin ja. Achter en steeg ga je gewoon betalen” en “
Of moet ik de Seat er nog bij zette. Je zou ook wat geven heb je ook niet gedaan. Dus dit is de weg en niet anders.” Deze teksten ondersteunen het verweer van [gedaagde] dat [eiser] zich misbruikt voelt en daarom achteraf toch betaling voor het werk wil ontvangen. Maar dat dit is afgesproken, partijen dit bedoeld hebben of [eiser] dit mocht verwachten blijkt niet uit het dossier. Ook niet uit de WhatsApp van [gedaagde] dat hij de factuur toch niet kan betalen en hier 500 voor [eiser] heeft liggen, zoals [eiser] meent. Aan die WhatsApp gaan namelijk een aantal berichten van [eiser] vooraf, waaronder het bericht dat hij ook persoonlijk alles kan afhandelen maar niet instaat voor de manier “
dat ik straks naar jou toekom en ook niet voor het idee dat er niks meer heel blijft bij jou of je hoofd” en “
Betaal gewoon en je hoort niks meer van me”. Deze teksten ondersteunen het verweer van [gedaagde] dat hij dit bedrag onder dreiging van de berichten van [eiser] heeft genoemd.
2.13.
In deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten dat [gedaagde] hem voor het leggen van de tegels zou betalen (tot een bedrag van € 4.061,50).
Conclusie
2.14.
De conclusie is dat [eiser] zijn stelling dat er een overeenkomst van opdracht tegen betaling tot stand is gekomen, tegenover het verweer van [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. De kantonrechter zal de vordering daarom afwijzen.
2.15.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter zal de door [gedaagde] gevorderde nakosten (die worden begroot op € 124,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis) niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden. Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.