Uitspraak
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 4 april 2023 in de zaken tussen
[eiseres]., gevestigd te [plaats], eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Eindhoven, verweerder.
Inleiding
Feiten
“In aanvulling op mijn vorig bericht wil ik u wijzen op de hoeveelheden vermeldt in de nieuwe vergunning actieve veredeling met nummer [nummer 2]. (…) In deze vergunning is een hoeveelheid opgenomen van 15.500.000 (…). Ik verzoek u om zelf te monitoren of de hoeveelheid overschreden dreigt te gaan worden en dan tijdig actie te ondernemen.”
Geschil
tenzij in de beschikking of de douanewetgeving anders is bepaald.In de beschikking kan dus anders worden bepaald, ook met terugwerkende kracht. Daarnaast wijst eiseres op artikel 14 van de Gedelegeerde Verordening van het DWU (hierna: GVo. DWU). Dit is een uitwerking van artikel 22, vierde lid, van het DWU. Dit is een uitzondering die volgens de douanewetgeving is bepaald. Deze bepaling is niet limitatief. Dit volgt uit artikel 172 van de GVo. DWU omdat daarin nog andere gevallen worden genoemd.
Ik meen dat de bijzondere bepalingen in de UCDW over de terugwerkende kracht bij het verlenen van een vergunning op overeenkomstige wijze kunnen worden toegepast bij het afgeven van een gewijzigde vergunning.”.
Beoordeling door de rechtbank
afgiftevan de vergunning gestelde voorwaarden. Met andere hoeveelheden of waarden kunnen nog steeds AV-vergunningen worden afgegeven. Het zijn in de vergunning opgenomen voorwaarden waaraan het
gebruikvan de AV-regeling door de vergunninghouder in een bepaald individueel geval is onderworpen, zie artikel 211, eerste lid, tweede alinea, van het DWU.
Daarnaast wijst eiseres op artikel 14 van de GVo. DWU. Dit is een uitwerking van artikel 22, vierde lid, van het DWU. Dit is een uitzondering die volgens de douanewetgeving is bepaald. Deze bepaling is volgens eiseres niet limitatief. Dat volgt uit artikel 172 van de GVo. DWU omdat daarin nog andere gevallen worden genoemd. Volgens eiseres is de intentie van de Uniewetgever helder: er is een mogelijkheid om een beschikking voor intrekking van een vergunning met terugwerkende kracht toe te passen. Ook de nationale wetgever biedt daarvoor ruimte.
19 november 2010 (ELI:NL:HR:2010:BM1931) is gewezen ten aanzien van een soortgelijke bepaling in het Communautair Douanewetboek en niet rechtstreeks betrekking heeft op onderhavige bepalingen, ontleent de rechtbank daaraan dat sprake moet zijn van (van buiten komende) omstandigheden die eiseres hebben belet om tijdig een vergunning aan te vragen.
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder gemotiveerd betwist dat tijdens de audit onderzoek is gedaan naar de naleving van de AV-vergunning. Verweerder heeft toegelicht dat onderzoek is verricht om te bezien of eiseres nog kon voldoen aan de voorwaarden van haar AEO-status. De materiële controle naar de naleving van de voorwaarden van de AV-vergunning was geen onderdeel van dat onderzoek; die controle heeft pas op 13 januari 2020 plaatsgevonden.
De rechtbank ziet dit niet als een buitengewone omstandigheid omdat niet de indiening van de aanzuiveringsafrekeningen, maar alleen de eigen douaneadministratie van eiseres van belang is voor de bewaking van het vergunningplafond.
Aangezien de regeling AV voor de hand liggende risico’s inhoudt voor de juiste toepassing van de douanevoorschriften van de Europese Unie en voor de inning van de douanerechten, moeten de begunstigden ervan de daaruit voortvloeiende verplichtingen strikt nakomen (vergelijk het arrest van het Hof van Justitie EU van 6 september 2012 in de zaak C‑262/10, Döhler ECLI:EU:C:2012:559). Een gedeeltelijk of niet volledige waarschuwing van verweerder doet aan die op eiseres rustende verplichtingen niet af.