ECLI:NL:RBNHO:2023:3159

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
10300905 \ WM VERZ 23-175
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde boete voor parkeren op een rode strook bij vertrekhal Schiphol

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een rode strook bij de vertrekhal van Schiphol. De betrokkene stelde dat hij zijn vriendin hielp met het inladen van een zware koffer en dat hij niet geparkeerd stond, maar aan het laden en lossen was. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 10 maart 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter overwoog dat parkeren wordt gedefinieerd als het laten stilstaan van een voertuig anders dan voor het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. De kantonrechter concludeerde dat er geen activiteiten rond het voertuig waren waargenomen die duiden op laden of lossen, en dat de verbalisant had verklaard dat er gedurende vijf minuten geen laad- en losactiviteiten waren waargenomen.

De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene had geparkeerd op een plek waar dat niet was toegestaan. De betrokkene had ook aangevoerd dat de rode strook niet tot de rijbaan behoorde en dat deze eruitzag als parkeervakken, maar de kantonrechter verwees naar een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin werd gesteld dat een andere kleur asfalt niet voldoende is om aan te nemen dat het een parkeerstrook betreft. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, zonder aanleiding voor matiging of proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10300905 \ WM VERZ 23-175
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 10 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [naam]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
bestuurder : [bestuurder voertuig]
gemachtigde : [gemachtigde]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Namens betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens betrokkene is niemand verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en namens betrokkene zijn in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Zo is gesteld dat de bestuurder bij de vertrekhal van Schiphol zijn vriendin aan het helpen was een zeer zware koffer naar binnen te brengen. Omdat dit niet lang in beslag nam, is betrokkene van mening dat de boete onterecht is opgelegd. Namens betrokkene is voorts nog aangevoerd dat betrokkene op een rode strook bij de vertrekhal stilstond, en dat deze strook zich voor de gemiddelde weggebruiker voordoet als parkeervakken.
De kantonrechter begrijpt dat betrokkene allereerst een beroep doet op de omstandigheid dat hij aan het laden en lossen was, en aldus niet geparkeerd stond. Parkeren is het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Onder dat laatste wordt verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring in- of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Derhalve moeten in dat geval in de nabijheid van het voertuig activiteiten worden waargenomen die er op duiden dat sprake is van onmiddellijk laden of lossen van goederen. Daarvan is niet gebleken. Alhoewel een waarnemingstijd hierbij geen vereiste is, stelt de kantonrechter vast dat de verbalisant heeft verklaard dat er gedurende vijf minuten geen laad- en losactiviteiten waargenomen zijn. Hiermee staat vast dat er sprake is geweest van parkeren.
Indien vastgesteld kon worden dat er sprake was van parkeren, heeft gemachtigde namens betrokkene zich beroepen op de uiterlijke schijn van de rode stroken bij de vertrekhal. Ook zouden de rode stroken niet tot de rijbaan toebehoren, waardoor – naar analogie met de berm – een bestuurder daar vrij zou mogen parkeren. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft in deze kwestie gewezen op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 mei 2022 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2022:4283), waarin in rechtsoverweging 7. onder meer het volgende staat opgenomen:
“…
Dat het gaat om een strook naast de rijbaan en deze strook een ander kleur asfalt heeft, is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een parkeerstrook. Daarvoor is een verdere aanduiding nodig. Op de foto’s van de gedraging is geen aanduiding te zien waaruit kan worden afgeleid dat deze plek een voor parkeren bestemd weggedeelte is…”.
Uit het voorgaande blijkt dat betrokkene heeft geparkeerd op een plek waar dat niet mag.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat voldoende is gebleken dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Hierdoor is er geen aanleiding voor het vaststellen van een proceskostenvergoeding.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: