ECLI:NL:RBNHO:2023:3085

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
HAA 21/6904
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie transitievergoeding en de vraag naar meerdere arbeidsovereenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een zorginstelling, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de compensatie van een transitievergoeding. Eiseres had compensatie aangevraagd voor de transitievergoeding die zij had betaald aan haar ex-werkneemster, die in dienst was geweest in verschillende functies. De rechtbank moest beoordelen of er sprake was van één of meerdere arbeidsovereenkomsten. Eiseres stelde dat er slechts één arbeidsovereenkomst was, terwijl verweerder, het UWV, betoogde dat er sprake was van twee afzonderlijke arbeidsovereenkomsten, wat leidde tot een lagere compensatie. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van twee afzonderlijke arbeidsovereenkomsten, omdat er geen schriftelijke overeenkomst was die dit bevestigde en de arbeidsvoorwaarden gelijk waren gebleven. De rechtbank vernietigde het besluit van het UWV en herstelde de compensatie op het oorspronkelijke bedrag van € 34.543,36. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6904

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringenverweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Inleiding

Bij afzonderlijke besluiten van 10 mei 2021 (primaire besluiten 1 en 2) heeft verweerder eiseres voor de aan haar ex-werkneemster [naam 1] (ex-werkneemster) betaalde transitievergoeding compensatie toegekend in twee bedragen, respectievelijk € 29.946,59 en € 689,03.
In het besluit van 2 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 2] (adviseur arbeidsvoorwaarden en juridische zaken HR) namens eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1.1.
De ex-werkneemster is in 1991 bij (de rechtsvoorganger van) eiseres in dienst getreden als (leerling-)verpleegkundige (specialistische zorg). Vervolgens is ex-werkneemster bij eiseres de functie gaan vervullen van verpleegkundige kinder/kraam voor gemiddeld 33,68 uren per week, waartoe een overeenkomst is getekend op 1 januari 1997.
1.2.
Op 2 april 2009 heeft ex-werkneemster zich ziek gemeld, waarna aan haar per 12 april 2011 een WIA-uitkering is toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-80%.
1.3.
Ex-werkneemster heeft naast de WIA-uitkering haar werkzaamheden hervat bij eiseres in een andere functie en voor 15 uur per week. Met terugwerkende kracht tot 13 april 2011 is zij benoemd in de functie van casemanager zorg, afdeling oncologie. Ex-werkneemster heeft in deze functie het aantal uren per week vervolgens uitgebreid tot 24 uur per week en in 2016 tot 26 uur per week.
1.4.
Per 1 juli 2016 is ex-werkneemster bij eiseres daarnaast in een andere functie, projectassistent op de afdeling gynaecologie, gaan werken voor 4 uur per week.
Eiseres heeft een Mutatieformulier opgesteld en een brief (gedateerd 21 juli 2016) aan ex-werkneemster gezonden met als onderwerp “tweede functie”. In deze documenten staat:
“Wij hebben het door u en uw leidinggevende ondertekende mutatieformulier ontvangen. Op basis van dit mutatieformulier bevestigen wij dat u met terugwerkende kracht tot 1 juli 2016 naast uw functie van casemanager zorg, tijdelijk tot 1 januari 2017 een tweede functie bekleedt. Op grond hiervan worden de volgende artikelen in de met u aangegane arbeidsovereenkomst als volgt aangepast. (…) Met ingang van 1 juli 2016 tot 1 januari 2017 bekleedt de werknemer de functie van projectassistent. (…) bedraagt de arbeidsduur voor de functie van projectassistent op jaarbasis 208,65 uur (gemiddeld 4 uur per week). (…) Het salaris (…) bedraagt voor de functie van projectmedewerker € 373,63 bruto per maand. (…) De overige op u van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden blijven ongewijzigd.
De uitoefening van de tweede functie is na 1 januari 2017 verlengd. In de brief van 9 december 2016 van eiseres aan de ex-werkneemster staat:
“Hierbij bevestigen wij dat met ingang van 1 januari 2017 uw tweede functie van projectassistent is verlengd tot 1 juli 2017. Op grond hiervan worden de volgende artikelen in de met u aangegane arbeidsovereenkomst als volgt aangepast. Dienstverband. Met ingang van 1 januari 2017 tot 1 juli 2017 bekleedt de werknemer naast de functie van casemanager zorg ook de functie van projectassistent. (…) De overige op u van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden blijven ongewijzigd.”.
1.5.
Ex-werkneemster heeft zich ziekgemeld op 8 november 2018. Aangezien de periode tussen de beëindiging van de eerdere WIA-uitkering en de dag waarop zij weer ziek werd minder dan 5 jaar is, kreeg zij vanaf 8 november 2018 weer een WIA-uitkering.
1.6.
In verband met de langdurige arbeidsongeschikt hebben eiseres en ex-werkneemster door middel van een vaststellingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst beëindigd per 1 maart 2021, waarbij een beëindigingsvergoeding is betaald door eiseres van € 34.543,36 bruto.
1.7.
Eiseres heeft op 11 april 2021 verweerder verzocht om compensatie van de door haar betaalde transitievergoeding van € 34.543,36 bruto.
Hierna heeft de onder “Inleiding” vermelde besluitvorming plaatsgevonden.
Standpunten van partijen
2.1.
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ex-werkneemster juridisch gezien twee dienstbetrekkingen had en daarom terecht de transitievergoeding voor twee verschillende periodes en dus twee bedragen is berekend, waarbij de tweede arbeidsovereenkomst als ingangsdatum 1 juli 2016 had. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat ex-werkneemster twee functies (casemanager en projectassistent) had waarin zij verschillende werkzaamheden uitvoerde. Dat er feitelijk gezien sprake is van twee arbeidsovereenkomsten blijkt volgens verweerder ook uit het salarissysteem waarin de twee functies apart zijn geadministreerd omdat er sprake is van verschillende kostenplaatsen. Verweerder acht het niet relevant dat ex-werkneemster maar één op schrift gestelde arbeidsovereenkomst had. Juridisch gezien
had ex-werkneemster recht op twee transitievergoedingen, omdat zij twee arbeidsovereenkomsten had. Verweerder mag niet meer compenseren dan het bedrag waar ex-werkneemster volgens de wet recht op heeft. Derhalve is op juiste gronden een compensatie aan eiseres betaald van € 29.946,59 aan transitievergoeding betreffende de arbeidsovereenkomst als casemanager voor 24 uur per week sinds 1991 en € 689,03 aan transitievergoeding betreffende de tweede arbeidsovereenkomst als projectassistent voor 4 uur per week sinds 2016.
2.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat slechts sprake is van één arbeidsovereenkomst en één dienstverband, waarover één transitievergoeding is betaald die moet worden gecompenseerd. Dat ex-werkneemster laatstelijk haar werkzaamheden verrichtte in twee verschillende functies doet daar niet aan af. De afdelingen oncologie en gynaecologie zijn beide afdelingen van hetzelfde ziekenhuis van eiseres als werkgever en dezelfde arbeidsvoorwaarden waren van toepassing. Eiseres noch ex-werkneemster hebben de intentie gehad meerdere arbeidsovereenkomsten te sluiten en hebben aan de arbeidsrelatie ook niet op een dergelijke wijze invulling gegeven. Het salaris wordt wel in twee gedeeltes betaald, maar dat is het gevolg van de inrichting van het personeelsinformatiesysteem van eiseres waar verschillende kostenplaatsen worden gehanteerd. Deze administratieve situatie is echter niet de feitelijke situatie waarin sprake is van één arbeidsovereenkomst tussen één werkgever en één werknemer. Als een werknemer binnen de functie de uren uitbreidt gedurende het dienstverband wordt de volle urenomvang ook voor de hele duur van het dienstverband gecompenseerd. Ex-werkneemster had recht op een transitievergoeding over de volle urenomvang zoals die was bij einde dienstverband voor haar volledige dienstjaren sinds 1991. De arbeidsovereenkomst heeft 29,103 dienstjaren geduurd (29 jaar, 1 maand en 4 dagen) en het loon bedroeg € 3.561,87 bruto per maand. Dat leidt tot de betaalde vergoeding.
2.3.
Eiseres heeft nog aangevoerd dat, zelfs indien wel uitgegaan zou moeten worden van twee arbeidsovereenkomsten, uit artikel 7:673, vierde lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat voor beide arbeidsovereenkomsten geldt dat de eerdere arbeidsovereenkomst die sinds 1 oktober 1991 bestond, samengeteld moet worden. Dit blijkt ook uit artikel 7:673, vijfde lid, sub a, BW, waarin is bepaald dat als een opvolgende arbeidsovereenkomst reeds eerder met betaling van een transitievergoeding is geëindigd, het bedrag dat bij die eerdere beëindiging verschuldigd was in mindering mag worden gebracht op de transitievergoeding. Dit impliceert dat niets wordt afgedaan aan de berekening van het aantal jaren dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd. Noch in artikel 7:673 lid 2 BW noch elders in de betreffende wetsartikelen wordt rekening gehouden met de urenomvang in voorgaande jaren of wordt een onderscheid gemaakt naar dienstbetrekkingen. Ex-werkneemster heeft wettelijk recht op een transitievergoeding over de totale urenomvang die zij werkte op het moment van eindigen van de arbeidsovereenkomst voor haar volledige dienstjaren.
2.4.
In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat als er geen sprake is van een apart op schrift gestelde arbeidsovereenkomst, zoals in onderhavig geval, er alleen sprake is van een tweede dienstbetrekking als de uitbreiding andere werkzaamheden betreft. De werkzaamheden in beide functies verschillen en daarom is sprake van twee privaatrechtelijke dienstbetrekkingen en dus ook van twee arbeidsovereenkomsten, aldus verweerder. Verweerder heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:550.
Artikel 7:673, vierde lid, BW dient gelezen te worden in samenhang met artikel 7:673, eerste lid, sub a, onder 3 BW. Deze bepaling houdt in dat de werkgever die met de werknemer voor het einde van de arbeidsovereenkomst aansluitend een nieuwe tussentijds opzegbare arbeidsovereenkomst is aangegaan, die ingaat met een tussenpoos van ten hoogste een half jaar, geen transitievergoeding verschuldigd is. De werknemer wordt dan immers de zekerheid geboden van een nieuwe arbeidsovereenkomst die binnen zes maanden ingaat. De verschillende arbeidsovereenkomsten worden op grond van artikel 7:673, vierde lid, sub b, BW samengeteld voor het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding als de werkgever besluit de werknemer geen nieuw contract aan te bieden. Niet ter discussie staat dat er in dit geval sprake is van twee opvolgbare dienstverbanden.
Beoordeling door de rechtbank
3.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiseres recht heeft op compensatie van de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673e BW.
Partijen discussiëren over de vraag of er sprake is geweest van een tweede arbeidsovereenkomst, die leidt tot het berekenen van twee transitievergoedingen en als gevolg daarvan een lagere compensatie dan eiseres aan ex-werkneemster aan vergoeding heeft betaald.
3.2.
Uit het dossier en hetgeen onweersproken ter zitting is aangevoerd volgt dat ex-werkneemster, nadat zij in 2009 als verpleegkundige ziek is geworden en vervolgens een WIA-uitkering heeft ontvangen, vanaf 2011 (naast deze uitkering) is gaan werken in de fysiek minder belastende functie van casemanager zorg op de afdeling oncologie. In eerste instantie was dit voor 15 uur per week. Op dat moment is er geen sprake geweest van een gedeeltelijk ontslag, terwijl wel sprake was van een andere functie én een structurele urenvermindering (> 20%). In de jaren daaropvolgend zijn deze uren van ex-werkneemster uitgebreid. Vanaf 2016 was zij 24 uur per week werkzaam als casemanager zorg. Tussen partijen staat niet ter discussie dat deze wijzigingen zijn geschied binnen de sinds 1991 aangevangen arbeidsovereenkomst.
De rechtbank overweegt dat niet gebleken is dat eiseres (werkgever) en ex-werkneemster de bedoeling hebben gehad om tot een structurele arbeidsvermindering te komen. Dit vloeit voort uit het feit dat, alhoewel ex-werkneemster vanwege de arbeidsongeschiktheid als verpleegkundige bij eiseres een andere functie is gaan bekleden voor minder uren dan voorheen (33,68 uur per week), nadien weer een opbouw van die uren heeft plaatsgevonden met behoud van de arbeidsvoorwaarden.
3.3.
De vraag of de toekenning in 2016 van 4 uur per week als projectassistent (naast de werkzaamheden als casemanager zorg) op een andere afdeling onder dezelfde arbeidsvoorwaarden (waaronder hetzelfde loon) moet worden aangemerkt als een nieuwe, tweede arbeidsovereenkomst, moet beoordeeld worden aan de hand van het de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. Daarbij is van belang wat de werkgever en de werknemer zijn overeengekomen en de bedoeling van partijen.
In beginsel kan het feit dat is overeengekomen dat er op een andere afdeling in een andere functie werkzaamheden worden verricht, een aanwijzing zijn dat sprake zou zijn van een nieuwe arbeidsovereenkomst. Echter, er ontbreekt een schriftelijke arbeidsovereenkomst waaruit kan worden afgeleid dat werkgever en ex-werkneemster de bedoeling hebben gehad om een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te gaan, naast de reeds bestaande arbeidsovereenkomst. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat partijen bedoeld hebben een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te gaan. Immers, in de brief waarop verweerder zich beroept staat juist vermeld dat ‘
de aangegane arbeidsovereenkomst wordt aangepast’. De arbeidsvoorwaarden, en met name het loon, zijn ook hetzelfde gebleven.
Indachtig de door verweerder aangehaalde uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2021:550),hebben partijen hiermee
juistduidelijk kenbaar gemaakt dat zij aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding
géénafzonderlijke – in een arbeidsovereenkomst uiteengezette – rechtsgevolgen hebben willen verbinden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze brief niet als een geheel nieuwe arbeidsovereenkomst kan worden aangemerkt.
Daarbij wordt overwogen dat, na de urenvermindering (zonder gedeeltelijk ontslag) in 2011, steeds sprake is geweest van een urenuitbreiding met behoud van arbeidsvoorwaarden, maar dat binnen het aantal uren is gebleven als oorspronkelijk was overeengekomen met ex-werkneemster. Het is voldoende aannemelijk geworden dat ook de werkzaamheden als projectassistent binnen die geleidelijke urenuitbreiding horen. Eiseres heeft ter gelegenheid van de zitting ook aangevoerd dat partijen de bedoeling hadden om weer uren uit te breiden bij eiseres indien mogelijk voor ex-werkneemster. Over gedeeltelijk ontslag in 2011 is niet gesproken. Eiseres stelt dat zij zich daarmee als goed werkgever heeft gedragen.
Het feit dat er, binnen de organisatie van eiseres, betaald werd vanuit twee kostenplaatsen maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Eiseres heeft toegelicht hoe de kostenplaatsen binnen haar organisatie zijn geregeld. Dat betekent niet dat ex-werkneemster op een andere wijze werd beloond en is ook onvoldoende om te concluderen dat een geheel nieuwe arbeidsovereenkomst is gesloten.
3.4.
Indien de redenering van verweerder moet worden gevolgd, had aan ex-werkneemster een lagere transitievergoeding moeten worden uitbetaald. De rechtbank overweegt dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om een zo laag mogelijke transitievergoeding aan een werknemer uit te keren, waarbij ontwikkelingen die plaatsvinden gedurende de arbeidsovereenkomst ten nadele van de werknemer komen. Er is geen sprake geweest van een gedeeltelijk ontslag in 2011 en van een feitelijke uitbreiding van uren ten opzichte van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst is evenmin sprake geweest. De omstandigheden, die hebben geleid tot de urenvermindering en vervolgens de gedeeltelijk heropbouw daarvan, dienen blijkens het wettelijk stelsel (met name artikel 7:673 lid 1 en 7 BW) niet voor rekening van de werknemer te komen. De rechtbank overweegt dat er geen rechtvaardiging is te geven voor het mislopen door de werknemer van het bedoelde gedeelte van de transitievergoeding (vergelijk Hoge Raad in het Kolom-arrest, ECLI:NL:HR:2018:1617).
Evenmin is het de bedoeling van de wetgever geweest om bij de compensatie van de transitievergoeding aan de uitvoeringsinstantie ruimte te geven voor een eigen andere invulling van de arbeidsovereenkomst dan partijen hebben bedoeld en zijn overeengekomen, en waarbij tot een lagere grondslag van de transitievergoeding wordt gekomen. De wetgever heeft de compensatie bedoeld om werkgevers tegemoet te komen voor de transitievergoeding die wordt betaald indien een arbeidsrelatie wordt beëindigd vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid.
3.5.
De conclusie is dat er geen sprake is geweest van twee afzonderlijke arbeidsovereenkomsten en dat betekent dat het beroep van eiseres gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat de compensatie € 34.543,36 bedraagt. Verweerder moet het verschil met hetgeen reeds is uitbetaald, alsnog aan eiseres uitkeren.
3.6.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door de gemachtigde van eiseres gemaakte reiskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 16,20 (retour [plaats 1] – [plaats 2] , openbaar vervoer, tweede klasse). Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard wordt, moet verweerder het griffierecht van € 360,- aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- herroept het primaire besluit en draagt verweerder op het verschil tussen hetgeen betaald is aan compensatie en € 34.543,36 aan eiseres te voldoen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 16,20;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht van € 360,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzitter en mr. L.M. Kos en mr. I.E. Voorberg, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Artikel 7:673 BW (deels)
1. De werkgever is aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien:
a. de arbeidsovereenkomst:
1°door de werkgever is opgezegd;
2°op verzoek van de werkgever is ontbonden; of
3°na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet en voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst geen opvolgende arbeidsovereenkomst is aangegaan, die tussentijds kan worden opgezegd en ingaat na een tussenpoos van ten hoogste zes maanden; of
b.de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever:
1°door de werknemer is opgezegd;
2°op verzoek van de werknemer is ontbonden; of
3°na een einde van rechtswege op initiatief van de werknemer niet aansluitend is voortgezet.
2. De transitievergoeding is voor elk jaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd gelijk aan een derde van het loon per maand en een evenredig deel daarvan voor een periode dat de arbeidsovereenkomst korter dan een jaar heeft geduurd. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de berekeningswijze van de transitievergoeding.(…)
4. Voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 2, worden:(…)
b. een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld. De vorige zin is eveneens van toepassing indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
5. Indien in de in lid 4, onderdeel b, bedoelde situatie bij de beëindiging van een voorafgaande arbeidsovereenkomst:
a. een transitievergoeding is betaald, wordt een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding die bij die beëindiging op grond van de leden 1 en 2 verschuldigd was in mindering gebracht op de transitievergoeding;(…)
Artikel 7:673e BW (deels)
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (…) verstrekt op verzoek van de werkgever die op grond van artikel 673 een transitievergoeding verschuldigd was, een vergoeding, indien de arbeidsovereenkomst:
a. na de periode, bedoeld in artikel 670, lid 1, onderdeel a, en lid 11:
1°.is beëindigd omdat de werknemer wegens ziekte of gebreken niet meer in staat was de bedongen arbeid te verrichten; of (…)
2. De vergoeding, bedoeld in lid 1, is gelijk aan de vergoeding die de werkgever in verband met het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer heeft verstrekt, maar bedraagt niet meer dan het bedrag dat de werkgever op grond van artikel 673 aan de werknemer verschuldigd is, verhoogd met de kosten die op grond van artikel 673, lid 6, op dat bedrag in mindering mogen worden gebracht. De vergoeding, bedoeld in lid 1, onderdeel a, bedraagt tevens niet meer dan het bedrag dat de werkgever op grond van artikel 673, voor aftrek van de kosten, bedoeld in artikel 673, lid 6, aan de werknemer verschuldigd zou zijn bij het beëindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 670, lid 1, onderdeel a. Artikel 670, lid 1, laatste zin, is van overeenkomstige toepassing op de termijn, bedoeld in de vorige zin.(…)
7. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden regels gesteld met betrekking tot de aanvraag van de vergoeding, bedoeld in dit artikel.