ECLI:NL:RBNHO:2023:2866

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10279479 \ WM VERZ 23-51
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens onnodig geluid veroorzaakt door motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F. Nadri van Boete.nu, heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 heeft de gemachtigde van de betrokkene betoogd dat er geen decibelmeting is uitgevoerd en dat de boete is opgelegd op basis van de subjectieve waarneming van de verbalisant. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter gesteld dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, omdat het voertuig al voorbij de verbalisant was gereden.

De kantonrechter heeft overwogen dat voor de vaststelling van onnodig geluid niet bepalend is of er een bepaald geluidniveau wordt overschreden en dat een geluidmeting niet vereist is. De verklaring van de verbalisant, die het geluid heeft waargenomen, werd als voldoende bewijs beschouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene onvoldoende feiten heeft aangedragen die de verklaring van de verbalisant in twijfel trekken. De boete is terecht opgelegd aan de kentekenhouder, aangezien er geen mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. Het beroep is ongegrond verklaard en er zijn geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10279479 \ WM VERZ 23-51
CJIB-nummer : 247757565
Uitspraakdatum : 1 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : F. Nadri, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. Ter zitting heeft de gemachtigde de schriftelijk aangevoerde gronden gehandhaafd en aanvullend gewezen op een uitspraak van het Hof en gesteld dat er geen decibelmeting is uitgevoerd en de boete is opgelegd op basis van de subjectieve waarneming van de verbalisant.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft aanvullend gesteld dat er terecht geen staandehouding is verricht omdat het voertuig al voorbij de verbalisant was gereden en er geen stopteken gegeven kon worden. Tevens stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat het niet gebruikelijk is om een decibelmeting te doen bij dit soort gedragingen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfiets onnodig geluid veroorzaken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene ontkent de gedraging en stelt rustig te hebben gereden. Dat er bij het optrekken meer toeren werden gemaakt is inherent aan het optrekken van een voertuig en dat wil niet zeggen dat dat geluid onnodig was. Betrokkene betwijfeld daarnaast of de verbalisant het wel goed heeft gezien. Aangezien het ter plaatse erg druk was, kan het ook zo zijn dat een ander voertuig dit geluid heeft gemaakt, aldus betrokkene. De gemachtigde van betrokkene stelt tevens dat betrokkene staande gehouden had moeten worden. Ter zitting stelt de gemachtigde ten slotte, met verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] , dat er geen decibelmeting is uitgevoerd en de boete is opgelegd op basis van de subjectieve waarneming van de verbalisant en daarom geen stand kan houden.
De kantonrechter overweegt dat voor de vaststelling of er sprake is van onnodig geluid in de zin van artikel 57 RVV 1990 niet bepalend is of er iemand is die overlast heeft ondervonden van het geluid en evenmin of een bepaald geluidniveau wordt overschreden. Het verrichten van een geluidmeting is daarom geen vereiste om tot de conclusie te kunnen komen dat is gehandeld in strijd met artikel 57 RVV 1990.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik, verbalisant, stond op de Rozengracht kruising Rustenbrug. Ik zag een zwarte Seat met kenteken 37LKNH mij tegemoet komen vanaf de Korte Rozengracht. Ik zag het voertuig ons voorbij rijden richting de Rustenburg. Ik zag de bestuurder mijn kant opkijken. Toen het voertuig ons voorbij was hoorde ik het voertuig meer toeren maken en hoorde uit de uitlaat een versterkt brommend geluid komen. Ik zag het voertuig niet versnellen. Ik heb geen staandehouding kunnen voeren omdat het voertuig mij al voorbij was en ik hierdoor de bestuurder geen stopteken kon geven.“
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de specifieke verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Betrokkene heeft gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat blijkens de toelichting in het zaakoverzicht betrokkene de verbalisant tegemoet reed en vervolgens voorbij reed zodat de verbalisant niet meer in de mogelijkheid was om betrokkene een stopteken te geven. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep is daarom ongegrond.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 november 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2017:9721.