ECLI:NL:RBNHO:2023:2864

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10279305 \ WM VERZ 23-32
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen parkeerboete en schending hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 1 maart 2023 in een beroep tegen een parkeerboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren van zijn voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door bord E1 (parkeerverbod). De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, omdat hij van mening was dat hij niet was gehoord tijdens de procedure. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoorplicht door de officier van justitie was geschonden, wat heeft geleid tot een schending van de belangen van de betrokkene.

Tijdens de zitting op 21 februari 2023 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie erkend dat de hoorplicht niet was nageleefd. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Vervolgens heeft de kantonrechter beoordeeld of de inleidende beschikking in stand kon blijven. De betrokkene erkende de gedraging, maar voerde aan dat de parkeersituatie in de avonduren problematisch was en dat er geen hinder werd veroorzaakt door zijn parkeeractie. De kantonrechter oordeelde echter dat een beperkt aanbod van parkeerplaatsen geen geldige reden is om de regels te overtreden.

Desondanks heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen met 25% vanwege de schending van de hoorplicht, waardoor de boete werd vastgesteld op € 71,25. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak om de belangen van betrokkenen te beschermen. De kantonrechter heeft bepaald dat het te veel betaalde bedrag aan de betrokkene moet worden terugbetaald. De uitspraak kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na toezending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10279305 \ WM VERZ 23-32
CJIB-nummer : 237976036
Uitspraakdatum : 1 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Ter zitting stelt betrokkene dat zij door de officier van justitie niet is gehoord.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkend ter zitting dat de hoorplicht is geschonden en verzoekt de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie te vernietigen en de inleidende beschikking in stand te houden.
De kantonrechter verklaart in zoverre het beroep gegrond en zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of de inleidende beschikking in stand kan blijven.
Betrokkene erkent de gedraging, zodat deze vast staat. Betrokkene doet echter een beroep op de omstandigheden van het geval. De parkeersituatie bij het wooncomplex is in de avonduren nijpend. De bewoners worden genoodzaakt hun auto in de grasrand of netjes langs de weg te parkeren. De mensen gaan de volgende dag weer naar hun werk, werkelijk niemand heeft hier last van, aldus betrokkene.
Ter zitting stelt betrokkene aanvullend dat er erg selectief wordt gehandhaafd omdat er op vrijdag tijdens het moskee bezoek niet wordt gehandhaafd. Daarnaast stelt betrokkene dat hij die nacht om 4 uur thuis kwam en de auto in de ochtend weer heeft weggehaald.
De kantonrechter overweegt dat een beperkt aanbod van parkeerplaatsen geen deugdelijke grond vormt om het voertuig ter plaatse te parkeren. Hoewel de kantonrechter begrijpt dat er sprake is van een zeer vervelende situatie in de avonduren, treft ook het verweer dat het voertuig niet hinderlijk stond geparkeerd geen doel, nu dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. De boete is dus terecht opgelegd. Met betrekking tot het parkeerprobleem in de wijk dient betrokkene zich te wenden tot de gemeente.
De kantonrechter ziet echter wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is het volgende van belang. In dit geval heeft de officier van justitie de betrokkene die zonder (professioneel) gemachtigde procedeerde een wettelijk voorgeschreven onderdeel van de procedure in administratief beroep onthouden door hem niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Betrokkene is geschaad in zijn belangen door hem een essentieel onderdeel van de procedure in administratief beroep te onthouden. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] , is de kantonrechter van oordeel dat betrokkene voor deze schending dient te worden gecompenseerd en ziet aanleiding om de boete te matigen met 25 procent.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 71,25 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het te veel betaalde bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:9934.