ECLI:NL:RBNHO:2023:2863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10279303 \ WM VERZ 23-31
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving van verkeersvoorschriften en de beoordeling van gedragingen in voetgangersgebieden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 1 maart 2023 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het rijden met een motorfiets in een voetgangersgebied. Betrokkene had tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 heeft betrokkene aangevoerd dat hij enkel via het voetgangersgebied bij zijn boot in de haven kon komen en dat hij stapvoets reed met beide voeten op de grond. De kantonrechter heeft overwogen dat betrokkene niet ontkent met zijn motorfiets door het voetgangersgebied te hebben gereden. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad wordt iemand die duwend zijn weg vervolgt, aangemerkt als bestuurder van de motorfiets. De kantonrechter concludeert dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, terecht is vastgesteld. De omstandigheid dat betrokkene heeft geprobeerd rekening te houden met het doel van het verbod, door stapvoets over te steken, biedt geen grond voor matiging van de boete. Het beroep van betrokkene wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10279303 \ WM VERZ 23-31
CJIB-nummer : 241827134
Uitspraakdatum : 1 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Ter zitting voert betrokkene aan dat hij een boot in de haven heeft liggen en dat hij enkel via deze weg bij zijn boot kan komen en daarbij een klein stukje over de Dijk moet. Betrokkene stelt dat hij op zijn motor zat en stapvoets reed met beide voeten op de grond. Omdat het een dijk is die op en af loopt is het niet mogelijk om naast de motor te gaan lopen, dan valt de motor om omdat deze te zwaar is, aldus betrokkene.
De kantonrechter overweegt dat betrokkene niet ontkent met zijn motorfiets door het voetgangersgebied te hebben gereden. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de betrokkene door al duwend zijn weg te vervolgen de motorfiets heeft bestuurd. De enkele omstandigheid dat degene die zich met behulp van een motorfiets over de weg verplaatst dit doet terwijl de motor niet in werking is gesteld, brengt niet mee dat hij die motorfiets niet bestuurt en niet als bestuurder daarvan in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 kan worden aangemerkt. In de onderhavige zaak was de motor overigens in werking aangezien betrokkene anders de helling van de dijk niet op zou komen. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd is verricht en de boete terecht is opgelegd [1] .
De omstandigheid dat de betrokkene heeft geprobeerd om rekening te houden met wat het doel van het verbod is, door het voetgangersgebied stapvoets over te steken, is geen omstandigheid die aanleiding geeft de boete te matigen. Betrokkene had een andere keuze moeten maken.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 april 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:2618.