ECLI:NL:GHARL:2022:2618

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
Wahv 200.286.832
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende het besturen van een scooter in een voetgangerszone

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 6 oktober 2020 zijn beroep tegen een opgelegde sanctie van € 95,- ongegrond had verklaard. De sanctie was opgelegd omdat de betrokkene als kentekenhouder op 5 oktober 2019 om 22.42 uur met zijn scooter door een voetgangersgebied had gereden, wat in strijd is met de verkeersregels.

De betrokkene voerde aan dat hij zijn scooter aan het duwen was met de motor uit, en dat dit op de foto van de gedraging te zien was. Hij stelde dat hij zich haastte naar de pont en dat het duwen van de scooter een verstandige keuze was om de uitlaatgassen te vermijden. Het hof oordeelde echter dat, volgens de rechtspraak van de Hoge Raad, het duwen van de scooter nog steeds als besturen wordt aangemerkt. De enkele omstandigheid dat de motor niet in werking was, doet hieraan niet af.

Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de sanctie te matigen of achterwege te laten. De betrokkene's argumenten over de situatie en zijn intenties werden niet als voldoende beschouwd om van de vastgestelde tarieven af te wijken. Het hof bevestigde daarom de beslissing van de kantonrechter en handhaafde de opgelegde sanctie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.286.832/01
CJIB-nummer
: 229086097
Uitspraak d.d.
: 5 april 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “als (snor)fietser bij ontbreken (verplicht)(brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken (bijv. rijden op trottoir, voetpad)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 5 oktober 2019 om 22.42 uur op de Cuyperspassage - Zuid in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert aan dat hij op zijn scooter zat en aan het duwen was. De motor was niet aan en hij had zijn voeten op de grond. Dat is ook op de foto van de gedraging te zien. Daar is bovendien ook op te zien dat hij wordt ingehaald door twee fietsers en dat toont aan dat hij de scooter aan het duwen was, want anders wordt een scooter nooit ingehaald door fietsers. De betrokkene was die avond bij het Centraal Station. Hij moest zich haasten naar de pont naar de overkant. Met de scooter naar de waterkant is een heel eind omrijden en duurt wel 10 minuten, terwijl de pont over
2 minuten zou vertrekken. Het was laat en koud en de betrokkene wilde zijn vriendin, die bij de pont stond te wachten, niet in de kou laten staan. Hij heeft beredeneerd dat het scooterverbod waarschijnlijk is ingesteld, omdat de uitlaatgassen in de tunnel niet goed zijn voor fietsers en voetgangers. Daarom heeft hij ervoor gekozen om de scooter met de motor uit door de tunnel te duwen. De betrokkene probeerde het beste te doen in deze situatie en het voelt dan ook pijnlijk dat hij alsnog een boete krijgt.
3. De betrokkene ontkent niet met zijn scooter door het voetgangersgebied te hebben gereden. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de betrokkene door al duwend zijn weg te vervolgen de scooter heeft bestuurd. De enkele omstandigheid dat degene die zich met behulp van een bromfiets over de weg verplaatst dit doet terwijl de motor niet in werking is gesteld, brengt niet mee dat hij die bromfiets niet bestuurt en niet als bestuurder daarvan in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 kan worden aangemerkt. Het hof stelt dan ook vast dat de gedraging is verricht. Gelet op het gevoerde verweer zal het hof beoordelen of er andere redenen zijn om de sanctie te matigen of achterwege te laten.
4. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
5. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden als vorenbedoeld. De omstandigheid dat de betrokkene heeft geprobeerd om rekening te houden met wat in zijn beleving het doel van het verbod is, is geen omstandigheid die aanleiding geeft af te wijken van de vastgestelde tarieven. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen.
6. Dat de betrokkene de pont wilde halen en omrijden te veel tijd kostte, kan hem ook niet baten. Het is weliswaar vervelend om een aansluiting te missen, zeker als het laat en koud is, maar dit maakt niet dat een weggebruiker naar eigen inzicht van de geldende regels mag afwijken. Om die reden kan niet worden gezegd dat de omstandigheden dusdanig zijn dat de sanctie dient te worden gematigd of in zijn geheel achterwege dient te blijven.
7. Gelet op het voorgaande wordt de beslissing van de kantonrechter bevestigd.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.