ECLI:NL:RBNHO:2023:2838

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
22/3939
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Woo-verzoek inzake openbaarmaking van documenten met betrekking tot graafwerkzaamheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 29 maart 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld met betrekking tot een verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiseres had een verzoek ingediend om documenten te ontvangen over graafwerkzaamheden op de Brederodelaan 145 in Bloemendaal. Verweerder, de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, had een deel van het verzoek ingewilligd, maar ook documenten geweigerd en doorgezonden naar het Functioneel Parket. De rechtbank behandelt de vraag of de gevraagde documenten bij verweerder berusten en oordeelt dat dit het geval is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van verweerder, omdat deze ten onrechte heeft gesteld dat de documenten niet bij hem berusten. De rechtbank oordeelt dat de documenten, hoewel ze zich op een server van verweerder bevinden, ook bestemd zijn voor verweerder en dat hij deze inhoudelijk had moeten beoordelen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij moet inventariseren welke documenten onder de bijzondere openbaarmakingsregeling vallen en of er weigeringsgronden zijn voor openbaarmaking. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3939

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. dr. M. Klijnstra),
en

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

(gemachtigde: mr. M.S. van Muiswinkel).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over het door eiseres ingediende verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob), thans de Wet open overheid (hierna: Woo), om informatie over de uitvoering van graafwerkzaamheden op de locatie Brederodelaan 145 in Bloemendaal.
1.2
Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 17 januari 2022 deels ingewilligd en de openbaarmaking van een gedeelte van de gevraagde documenten geweigerd. Verweerder heeft een deel van het verzoek doorgezonden naar het Functioneel Parket. Met het bestreden besluit van 8 juli 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het besluit van 17 januari 2022 gebleven.
1.3
Verweerder heeft onder toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stukken onder geheimhouding naar de rechtbank gestuurd die betrekking hebben op het bestreden besluit.
1.4
Eiseres heeft de rechtbank toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb verleend om van die stukken kennis te nemen.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en mr. I.A.P.M. Morreau en mr. C.M. Zeck, medewerkers van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: de Omgevingsdienst).

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder een deel van het verzoek van eiseres terecht heeft doorgezonden naar het Functioneel Parket omdat de gevraagde documenten niet bij de Omgevingsdienst zouden berusten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2
Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak. Nu het bestreden besluit is genomen na de inwerkingtreding van de Woo op 1 mei 2022 en de Woo geen overgangsrecht kent, is op het bestreden besluit de Woo van toepassing.
Feiten en omstandigheden
3. Op 28 december 2021 heeft eiseres bij de Omgevingsdienst een verzoek ingediend op grond van de Wob. Eiseres wenst alle informatie te ontvangen met betrekking tot de uitvoering van graafwerkzaamheden op de locatie Brederodelaan 145 in Bloemendaal en al hetgeen in de jaren 2019 tot en met 2021 ter zake in het kader van het toezicht en handhaving door verweerder en andere betrokken overheden heeft plaatsgevonden. In het bijzonder wenst eiseres alle interne en externe communicatie, zowel met betrekking tot de aanleiding voor het houden van toezicht, waaronder eventuele gedane verzoeken ter zake (door derden), alsmede met betrekking tot de fase van toezicht zelf en al hetgeen heeft geleid tot de strafbeschikking van 1 november 2021 gericht aan Caprera B.V. te ontvangen.
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft het verzoek deels ingewilligd door acht documenten openbaar te maken, met inachtneming van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo (eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer). Voor zover het verzoek ziet op documenten die deel uitmaken van het strafrechtelijk onderzoek inzake de strafbeschikking van 1 november 2021 gericht aan Caprera B.V., heeft verweerder dat doorgezonden naar het Functioneel Parket, omdat de gevraagde documenten niet bij de Omgevingsdienst berusten. Het beheer van, de toegang tot en de verantwoordelijkheid over deze documenten zijn exclusief belegd bij het Functioneel Parket. Daarmee vallen de documenten niet onder de verantwoordelijkheid van de Omgevingsdienst en daarmee dus niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder. Nadere informatie over aantal en omvang en een omschrijving van deze documenten zijn bij verweerder ook om die reden niet beschikbaar. Ten overvloede heeft verweerder opgemerkt dat het Functioneel Parket inmiddels een besluit heeft genomen op het deel van het verzoek dat is doorgezonden en dit ziet volgens het Functioneel Parket op dezelfde documenten als de documenten die zich fysiek bij de Omgevingsdienst bevinden. Het Functioneel Parket heeft openbaarmaking van de documenten integraal geweigerd, omdat een bijzondere uitputtende openbaarmakingsregeling van toepassing is, namelijk artikel 365 van het Wetboek van Strafvordering.
Berusten de gevraagde documenten bij verweerder?
5.1
Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de gevraagde documenten niet bij hem berusten. Dat het beheer van, de toegang tot en de verantwoordelijkheid over deze documenten volgens verweerder exclusief zijn belegd bij het Functioneel Parket, betekent niet dat de documenten krachtens de Woo niet bij verweerder berusten. De overweging dat nadere informatie over aantal en omvang en een omschrijving van deze documenten om die reden niet bij verweerder beschikbaar zijn, berust daarom op een onjuiste uitleg van de regelgeving. Verder is het eiseres niet duidelijk wat verweerder bedoelt met de overweging dat dit deel van het verzoek terecht is doorgezonden. Verweerder erkent hiermee dat hij zich geen inhoudelijk oordeel heeft gevormd over documenten waarover hij beschikt. Dat is in strijd met de wet. Dat blijkens de overweging ten overvloede volgens het Functioneel Parket het doorgezonden verzoek op dezelfde documenten ziet als de documenten die zich bij verweerder bevinden, maakt duidelijk dat besluit van verweerder onhoudbaar is. Verweerder doet voorkomen alsof er geen andere stukken zijn, maar dat schrijft verweerder niet en dat heeft verweerder niet inhoudelijk beoordeeld. Eiseres verzoekt de rechtbank expliciet om verweerder zo nodig ertoe te verplichten de informatie te verstrekken, waaruit blijkt dat volgens het Functioneel Parket het deel van het verzoek dat is doorgezonden ziet op dezelfde documenten als die zich fysiek bij de Omgevingsdienst bevinden.
5.2
Verweerder handhaaft het standpunt dat de gevraagde documenten niet bij hem berusten. Verweerder is geen eigenaar van de documenten en is er ook niet verantwoordelijk voor. De documenten zijn wel op een server van verweerder aanwezig, maar alleen de buitengewoon opsporingsambtenaren (hierna: boa’s) kunnen in de uitoefening van hun opsporingstaak bij de documenten. Verweerder heeft geen zeggenschap over de documenten.
5.3
De rechtbank stelt vast dat de stukken waarop het geschil zich toespitst door verweerder niet onder geheimhouding aan de rechtbank zijn overgelegd. De rechtbank kent deze stukken dus niet.
5.4
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:225, heeft overwogen is voor de beantwoording van de vraag of een document bij het overheidsorgaan berust niet alleen de fysieke aanwezigheid van belang, maar is tevens vereist dat het document ook als zodanig bestemd moet zijn voor het overheidsorgaan. Tussen partijen is niet in geschil dat de gevraagde documenten zich op een server van verweerder bevinden en dus bij verweerder aanwezig zijn. Dat verweerder geen toegang heeft tot die documenten, omdat de documenten zich in een afgesloten gedeelte van de server bevinden waar alleen de boa’s toegang toe hebben, maakt niet dat moet worden aangenomen dat deze documenten niet bij verweerder berusten. De boa’s zijn immers werkzaam in dienst van verweerder. De documenten zijn ook bestemd voor verweerder, aangezien zij door medewerkers van verweerder in het kader van hun toezichthoudende taken zijn verzameld en op de server van verweerder zijn gezet. Het gaat niet om documenten die per vergissing op de server van verweerder terecht zijn gekomen. Als de documenten deel uitmaken van een strafrechtelijk onderzoek neemt dat dan ook niet weg dat de documenten (ook) bestemd zijn voor verweerder. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gevraagde documenten (ook) bij verweerder berusten. Verweerder heeft dit gedeelte van het verzoek van eiseres ten onrechte niet inhoudelijk beoordeeld, maar doorgezonden naar het Functioneel Parket. De beroepsgrond slaagt.
6.1
Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte de proceskosten van eiseres in bezwaar niet heeft vergoed. Verweerder zegt immers het voor eiseres positieve advies van de bezwaarschriftencommissie te hebben overgenomen.
6.2
Verweerder heeft bij het bestreden besluit de beslissing op het Wob-verzoek van eiseres gehandhaafd. Het besluit is daarmee niet herroepen. Weliswaar is bij het bestreden besluit de motivering van het primaire besluit aangepast, maar dat heeft niet tot een andere uitkomst geleid. Om die reden hoefde verweerder bij het bestreden besluit de proceskosten in bezwaar niet aan eiseres te vergoeden, gelet op artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
7.1
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 4.2, eerste lid, van de Woo. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus).
7.2
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij zal verweerder op basis van het verzoek van eiseres moeten inventariseren in hoeverre het (daadwerkelijk) gaat om documenten waarop een bijzondere openbaarmakingsregeling van toepassing is en, voor zover dat niet het geval is, moeten beoordelen of een weigeringsgrond van de Woo in de weg staat aan de openbaarmaking van deze documenten. De rechtbank geeft verweerder hiervoor twaalf weken.
7.3
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Verweerder moet bij de nieuwe beslissing op bezwaar opnieuw beslissen op het verzoek van eiseres om vergoeding van de proceskosten in bezwaar.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 8 juli 2022;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzitter, en mr. drs. B. Veenman en mr. drs. J. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid
Artikel 2.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
document: een door een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat orgaan, die persoon of dat college;
(…)
publieke informatie: informatie neergelegd in documenten die berusten bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, (…).
Artikel 4.1
1. Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
(…)
Artikel 4.2
1. Voor zover het verzoek betrekking heeft op informatie die berust bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar dat bestuursorgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het voor zover betrekking hebbend op informatie die bij een ander bestuursorgaan berust, onverwijld doorgezonden aan dat bestuursorgaan, onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
(…)