ECLI:NL:RBNHO:2023:2720

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10287245 AO VERZ 23-53
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst wegens integriteitsschendingen

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over het ontslag op staande voet van [werkneemster] door Stichting Reclassering Nederland (SRN). [werkneemster] was werkzaam als medewerker logistieke administratie en werd op staande voet ontslagen na beschuldigingen van integriteitsschendingen, waaronder het lekken van vertrouwelijke informatie aan haar ex-partner en diens familie. [werkneemster] verzocht de rechter om het ontslag te vernietigen, stellende dat er geen dringende reden was en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. De kantonrechter oordeelde dat SRN niet aan het onverwijldheidsvereiste had voldaan, aangezien er bijna een week verstreek tussen het ontvangen van het onderzoeksrapport en het ontslag. Hierdoor was het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. De rechter verklaarde het ontslag te vernietigen en SRN te veroordelen tot doorbetaling van het loon aan [werkneemster].

In het tegenverzoek van SRN werd verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van [werkneemster]. De kantonrechter oordeelde dat [werkneemster] inderdaad ernstig verwijtbaar had gehandeld door vertrouwelijke informatie te delen, wat een inbreuk op de geheimhoudingsplicht betekende. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 29 maart 2023, en [werkneemster] had geen recht op een transitievergoeding of billijke vergoeding. De proceskosten werden toegewezen aan SRN, omdat [werkneemster] in het ongelijk werd gesteld in het tegenverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10287245 AO VERZ 23-53
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Beschikking in de zaak van:
[werkneemster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. J.G. Burgers
tegen
Stichting Reclassering Nederland,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht
verwerende partij
verder te noemen: SRN
gemachtigde: mr. M.J.G.M. Lamers
De zaak in het kort
[werkneemster] , medewerker logistieke administratie bij SRN, is door SRN op staande voet ontslagen nadat uit een rapport van het door SRN ingeschakelde Bureau Integriteit is gebleken dat er sprake is geweest van integriteitsschendingen door [werkneemster] tijdens de uitoefening van de functie. [werkneemster] vordert in deze zaak dat het ontslag op staande voet wordt vernietigd omdat volgens haar een dringende reden voor opzegging ontbrak en het ontslag niet onverwijld is gegeven. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag inderdaad niet onverwijld is gegeven, zodat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Het tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen, omdat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen omdat [werkneemster] vertrouwelijke informatie uit de systemen van SRN aan (criminele) familieleden heeft verstrekt. Van SRN kan op grond van deze integriteitsschendingen in redelijkheid niet worden verlangd de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te laten voortduren. [werkneemster] heeft geen recht op een transitievergoeding.

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft op 16 januari 2023 een verzoek gedaan tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door SRN wegens het ontbreken van een dringende reden, alsmede tot veroordeling van SRN in onder andere de doorbetaling van het loon. [werkneemster] heeft op 16 februari 2023 nog een nadere productie in het geding gebracht. Op 24 februari 2023 heeft [werkneemster] een akte aanvulling verzoekschrift met twee nadere producties ingediend. SRN heeft een verweerschrift en een tegenverzoek strekkende tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.
1.2.
Op 1 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. De gemachtigden van partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster] , geboren [in 1986] , is op 21 juni 2021 in dienst getreden bij SRN. De functie van [werkneemster] is medewerker logistieke administratie met een bruto salaris van € 3.200,00 bruto per maand plus 8% vakantietoeslag en 8,33% eindejaarsuitkering. De arbeidsomvang is 36 uur per week en de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2.2.
SRN is een onafhankelijke en grotendeels door het Ministerie van Justitie en Veiligheid gefinancierde stichting die in Nederland de reclassering voor volwassenen uitvoert. SRN houdt onder andere toezicht op reclassenten, geeft gedragstrainingen en helpt reclassenten bij de uitvoering van hun werkstraf.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst is onder het kopje ‘Geheimhouding’ het volgende opgenomen:
“ – Werknemer verplicht zich om noch tijdens noch na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, aan derden enigerlei mededeling te doen omtrent hetgeen hem bekend is van Werkgever of van een aan Werkgever gelieerde onderneming, waarvan hij weet of kan vermoeden, dat hierdoor de belangen van Werkgever en/of aan Werkgever gelieerde ondernemingen zouden kunnen worden geschaad.
- Werknemer belooft geen personalia, feiten en omstandigheden, waarvan hij tijdens zijn dienstverband bij Werkgever kennis draagt en waarvan hij vertrouwelijk karakter moet begrijpen, te zullen openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie hij krachtens wettelijk voorschrift of binnen het werkverband tot mededelen verplicht is. (..)”
2.4.
[werkneemster] is gedurende haar dienstverband bij SRN verwikkeld geweest in een knipperlichtrelatie en een daarop volgende vechtscheiding, waarbij onder meer sprake is geweest van stalking/belaging en mishandeling door haar ex-man. [werkneemster] is als gevolg van deze ervaringen een traject bij een GZ-psycholoog gestart. Haar ex-man heeft op 30 januari 2023 een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren opgelegd gekregen.
2.5.
Op 18 september 2022 heeft [werkneemster] [betrokkene 1] , teamleider logistieke administratie bij SRN (hierna: [betrokkene 1] ), de volgende WhatsApp-berichten gestuurd:
“ [voornaam] het is uit de hand gelopen
Ik kan morgen niet werken
Ik ga naar blijfhuis morgen”
2.6.
Op 22 september 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werkneemster] en enkele medewerkers van SRN: [betrokkene 2] , hoofd logistieke administratie (hierna: [betrokkene 2] ), [betrokkene 3] , advocaat-stagiair (hierna: [betrokkene 3] ) en [betrokkene 1] . In het gespreksverslag is onder meer het volgende te lezen:
“(..)
Aanleiding voor het gesprek
Integriteitsmelding inhoudend dat [werkneemster] een reclassent zou hebben benaderd en hebben geconfronteerd met informatie die [werkneemster] alleen kon weten als geput is uit het dossier.
(..)
Melding delen vertrouwelijke informatie met derden
[werkneemster] zegt dat haar ex-partner haar gezegd heeft dat hij een melding zou doen bij RN dat zij vertrouwelijke informatie gedeeld zou hebben met zijn broer. [werkneemster] zegt dat de ex-zwager, die een criminele achtergrond heeft, gezocht wordt door andere mensen en niet echt een lieverdje is.
Op vragen van [voornaam 2] zegt [werkneemster] dat zij nooit vertrouwelijke gegevens heeft gedeeld met derden en dus ook niet met haar ex-partner en zijn broer. [werkneemster] zegt dat ze alleen dossiers heeft geraadpleegd voor haar werk om afspraken te maken tussen reclasseringswerkers en cliënten. Zij heeft nooit dossiers geraadpleegd met de bedoeling om aan informatie te komen over personen met wie zij omgaat en de informatie te delen met derden. [werkneemster] zegt dat zij niet de dossiers heeft geraadpleegd van haar ex-partner en van zijn broer.
Voicemailberichten
[voornaam 3] zegt dat de melder voicemailberichten heeft waarop een vrouw te horen is die uitspraken doet waarvan melder zegt dat [werkneemster] de vrouw zou zijn, waarin te horen zou zijn dat zij wel informatie deelt met de broer van haar ex-partner. [werkneemster] zegt dat dit niet klopt. (..) [werkneemster] zegt dat zij vorig jaar oktober/november 2021 wel de naam [naam] voor het uitvoeren van een werkstraf zag staan in de outlook agenda van een Medewerker werkstraf. [werkneemster] werkte toen op het planningsbureau Werkstraf en moest een afspraak plannen voor een medewerker (..) en zag toen in de agenda de naam [naam] staan. Omdat haar ex-partner ook [naam] heet, heeft zij haar ex-partner toen gebeld om te vragen of hij een werkstraf heeft. [werkneemster] vertelde dat zij wilde weten of haar ex-partner iets strafbaars heeft gedaan. De ex-partner heeft haar toen verteld dat het om zijn broer gaat. (..)”
2.7.
Op 30 september 2022 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden tussen [werkneemster] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] . In de verslaglegging van dit gesprek is onder meer het volgende te lezen:
“Op 26 oktober 2022 heeft [werkneemster] toestemming gegeven om verder onderzoek te doen naar de integriteitsmelding. (..). Reclassering Nederland vond de reactie van [werkneemster] niet overtuigend en ziet in de melding en aanvullende informatie voldoende aanleiding om deze serieus te laten onderzoeken, door een onafhankelijk bureau, Bureau Integriteit. (..) [voornaam 3] vertelt dat naar aanleiding van de melding is besloten dat het wenselijk is dat [werkneemster] per direct niet werkt en op non-actief staat. (..)”
2.8.
Bij brief van 3 oktober 2022 is aan [werkneemster] bevestigd dat zij met ingang van 30 september 2022 voor een periode van vier weken op non-actief is gesteld.
2.9.
Op 26 oktober 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werkneemster] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] , onderzoekers van het Bureau Integriteit (BI) van de Dienst Justitiële Inrichtingen, het door SRN naar aanleiding van de integriteitsmelding ingeschakelde onderzoeksbureau. In het gespreksverslag staat onder andere het volgende:
“(..)
Wij hebben een voicebestand dat we u graag laten horen.
Onderzoekers laten mevrouw [werkneemster] het voicebestand horen. Hierop is een vrouwenstem te horen die zegt “Schat, bedoel je of zijn taakstraf nog actief staat. Uh, ik kan alleen een lijst uitdraaien, ik kan niet op zijn naam zoeken want dan zien ze dat ik geraadpleegd heb. Ik ga wel even kijken of ik hem op de verdeellijst zie als ik zeg maar een lijst uitdraai. Uhm, want ik zag niets voorbijkomen in de mailbox hoor. Wacht even ik kom er zo op terug.”
Bent u dit?
Ja, dat ben ik. 100% procent. En nu snap ik ook waarover het gaat. Dit is een berichtje dat ik naar [voornaam 4] heb gestuurd. Wel jammer dat ze hieraan mee heeft gewerkt overigens.
Mag u die informatie van de verdeellijsten wel delen met derden, c.q. uw schoonzus?
Nee, dat mag niet. Maar in mijn beleving heb ik niets gedeeld. In mijn beleving is informatie inhoudelijke informatie (..) maar dat heb ik niet gedeeld. Ik heb er niet bij stilgestaan dat de informatie die ik heb gedeeld, namelijk dat hij niet op de verdeellijst stond, informatie is die ik niet mag delen. En zoals al eerder aangegeven: [voornaam 4] wist al van die werkstraf. (..)”
2.10.
Op 7 november 2022 is het onderzoeksrapport van het Bureau Integriteit verschenen. Het onderzoeksrapport is op 8 november 2022 aan de zijde van SRN ontvangen door in ieder geval [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Op 10 november 2022 zijn de conclusies van het onderzoeksrapport intern besproken bij SRN. Op diezelfde dag heeft de gemachtigde van SRN de onder 2.11. opgenomen ontslag op staande voet-brief opgesteld en is [werkneemster] uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek met SRN op 14 november 2022.
2.11.
Op 14 november 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [betrokkene 2] en [werkneemster] . Nadat het gesprek intern is besproken bij SRN, is aan [werkneemster] de ontslag op staande voet-brief van 10 november 2022 uitgereikt. Deze brief vermeldt onder andere het volgende:
“(..) Zoals u bekend heeft het Bureau Integriteit (..) voor Reclassering Nederland een onderzoek ingesteld in verband met een vermoeden van integriteitsschending. Op 8 november 2022 is het onderzoeksrapport gereed gekomen.
Voorafgaand aan dit rapport heeft er een gesprek in het kader van hoor en wederhoor met u plaatsgevonden.
Uit het onderzoeksrapport blijkt overduidelijk dat u lang niet op alle onderdelen eerlijk bent geweest in het hoor en wederhoorgesprek.
Het Bureau Integriteit is verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
Zijn er aanwijzingen dat mevrouw [werkneemster] informatie waarover zij beschikt vanuit haar functie bij Reclassering Nederland heeft gebruikt in privécontacten en voor privédoeleinden?
Zo ja; welke aanwijzingen zijn dit, welke informatie betreft dit en welke reden geeft zij hiervoor aan?
Uit het rapport blijkt het volgende:
Ad 1
Ja, tijdens dit onderzoek is vast komen te staan dat mevrouw [werkneemster] informatie over haar ex-zwager vanuit haar functie bij Reclassering Nederland heeft gedeeld toen zij in contact kwam met de partner van haar ex-zwager. Daarnaast heeft zij informatie, verkregen vanuit de systemen van Reclassering Nederland, besproken met destijds haar partner, inmiddels haar ex-partner.
Ad 2
Op de tweede vraag is komen vast te staan dat u WhatsApp-contact heeft gehad met uw toenmalige schoonzus, de partner van [naam] , die u heeft gevraagd om in de systemen te kijken of haar partner werd gezocht in verband met het uitvoeren van een taakstraf. Ook beschikt Reclassering Nederland over geluidsbestanden waarop u te horen bent alhoewel u dat eerder ontkend heeft.
(..) Hoewel u volgens het rapport in het gesprek met onderzoekers van Bureau Integriteit aangeeft van meet af aan transparantie te hebben betracht over uw werkwijze in deze kwestie, lijkt het erop (volgens de analyse van de onderzoeksresultaten) alsof u in eerste instantie andere informatie hierover heeft verschaft aan uw werkgever. (..)
Uit dit rapport blijkt ook dat u verklaard heeft te weten dat u geen informatie van Reclassering Nederland mag delen met derden, ook niet de informatie van de verdeellijsten, hetgeen u wel heeft gedaan. U verklaart tevens dat u in uw beleving geen informatie heeft gedeeld met derden omdat het volgens u geen inhoudelijke informatie is die u deelde met uw ex-schoonzus, omdat uw ex-schoonzus toch al wist van de werkstraf zoals hiervoor ook al opgemerkt. (..)
Dit alles overziend is Reclassering Nederland van mening dat de uitkomsten van het rapport, waarvan u een afschrift heeft ontvangen, een dringende reden oplevert om te komen tot ontslag op staande voet. Bij dit besluit is rekening gehouden met uw persoonlijke omstandigheden (waaronder uw recente echtscheiding en alle familiaire omstandigheden, hoe betreurenswaardig ook), alsmede de korte duur van het dienstverband en uw leeftijd.
U heeft de regels van Reclassering Nederland met voeten getreden. Dat alle werknemers binnen Reclassering Nederland uiterst vertrouwelijk met de gegevens van werkgestraften dienen om te gaan is evident. U heeft dit vertrouwen beschaamd en met de voeten getreden.
Wat Reclassering Nederland betreft past hier maar één maatregel bij en dat is ontslag op staande voet.
Dit betekent concreet dat u vanaf heden geen salaris meer zult ontvangen. (..)”

3.Het verzoek

3.1.
[werkneemster] verzoekt de kantonrechter primair om voor recht te verklaren dat er ten tijde van de opzegging van de arbeidsovereenkomst geen sprake was van een dringende reden, alsmede dat de opzegging in strijd is met artikel 7:670 lid 1 BW, althans te verklaren voor recht dat het ontslag niet onverwijld is gegeven en om die reden niet in stand kan blijven en verzoekt de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen.
3.2.
[werkneemster] heeft daarnaast, na vermindering van het verzoek ter zitting, verzocht om SRN te veroordelen tot betaling aan haar van het loon plus emolumenten vanaf 14 november 2022 tot 1 januari 2023, verhoogd met de wettelijke rente. Verder heeft zij verzocht SRN op straffe van een dwangsom te veroordelen tot het verstrekken van schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties en om SRN te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
[werkneemster] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat het gegeven ontslag op staande voet geen stand kan houden wegens het ontbreken van het dringende reden en het feit dat SRN niet onverwijld heeft opgezegd. [werkneemster] erkent dat zij fouten heeft gemaakt door informatie te delen met haar ex-partner en haar ex-schoonzus. De toegepaste sanctie van een ontslag op staande voet is, gezien de aard van de overtredingen in kwestie in combinatie met haar privésituatie, buitenproportioneel. SRN had kunnen volstaan met minder verstrekkende maatregelen, zoals het verstrekken van een waarschuwing aan [werkneemster] . [werkneemster] heeft de interne systemen van SRN niet geraadpleegd en heeft geen informatie met derden gedeeld waardoor die derden en/of andere betrokkenen nadeel hebben ondervonden. Ten aanzien van het door SRN uitgevoerde onderzoek geldt dat SRN waarschijnlijk al op 22 oktober 2022 over de aan het ontslag op staande voet ten grondslag liggende informatie beschikte. Uit de ontslagbrief blijkt verder dat SRN al op 8 november 2022 over het eindrapport heeft kunnen beschikking. SRN is echter [betrokkene 1] op 14 november 2022 tot het ontslag op staande voet overgegaan. Doordat SRN bijna een week heeft laten verstrijken, is niet voldaan aan de eis van onverwijldheid.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
SRN verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd. Het ontslag op staande voet is wel degelijk rechtsgeldig. Er is sprake van zeer ernstige integriteitsschendingen die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Het ontslag is ook onverwijld gegeven. SRN heeft er uit hoofde van goed werkgeverschap voor gekozen om de inhoud van de brief [betrokkene 1] ná het weekend persoonlijk met [werkneemster] te bespreken. Nadat [werkneemster] vervolgens haar mening had gegeven, heeft er intern overleg plaatsgevonden, waaruit bleek dat het ‘verweer’ van [werkneemster] geen reden vormde om van gedachten te wisselen. De ontslag op staande voet-brief van 10 november 2022 is op dat moment meteen uitgereikt.
4.2.
Verder verzoekt SRN bij wijze van tegenverzoek om, voor zover in rechte wordt vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat, deze op grond van artikel 7:671 BW jo. 7:669 lid 3 sub e BW en subsidiair op grond van artikel 7:677b jo. 7:669 lid 3 sub g BW te ontbinden tegen een zo kort mogelijke termijn, zonder toekenning van een transitievergoeding en/of billijke vergoeding aan [werkneemster] .

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of het ontslag op staande voet door SRN moet worden vernietigd en of SRN moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon plus emolumenten aan [werkneemster] .
5.2.
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Artikel 7:677 lid 1 BW bepaalt dat een ontslag op staande voet onverwijld gegeven moet worden, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
5.3.
Tussen partijen is in geschil of SRN een dringende reden had voor het ontslag en of in de gegeven omstandigheden is voldaan aan het onverwijldheidsvereiste. Ten aanzien van het onverwijldheidsvereiste stelt de kantonrechter voorop dat een werkgever bij een ontslag op staande voet de nodige zorgvuldigheid jegens een werknemer in acht moet nemen. Daarbij is het niet ongebruikelijk dat er – zoals ook is gebeurd – een onderzoek wordt ingesteld als er sprake is van vermoedens die nader geconcretiseerd moeten worden en dat de werknemer wordt gehoord. Bij het onderzoek moet voortvarend worden gehandeld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft SRN in de gegeven omstandigheden niet voldoende voortvarendheid betracht. Daarvoor is het volgende van belang.
5.4.
Vast staat dat SRN – in de persoon van [betrokkene 2] , leidinggevende van [werkneemster] – het rapport van het Bureau Integriteit heeft ontvangen op 8 november 2022 en op diezelfde dag heeft gedeeld met haar juridisch adviseur [betrokkene 3] , die vanaf het moment dat de klacht over [werkneemster] bij SRN binnenkwam bij het dossier is betrokken. Op 9, ofwel 10 november 2022 is de huidige gemachtigde van SRN bij het dossier betrokken geraakt, heeft zij de ontslag op staande voet-brief opgesteld en is intern besloten [werkneemster] uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek op 14 november 2022. Na afloop van dit gesprek is [werkneemster] , na te zijn gehoord, de hiervoor genoemde brief overhandigd en is zij op staande voet ontslagen.
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat er al met al bijna een week is verstreken tussen het moment dat SRN bekend raakte met de uitkomsten van het rapport van het Bureau Integriteit en het moment dat [werkneemster] op staande voet is ontslagen. Naar het oordeel van de kantonrechter valt niet in te zien waarom SRN zoveel tijd nodig heeft gehad om de duidelijke en beknopte conclusies uit het rapport om te zetten in het uiteindelijke ontslag op staande voet. SRN voert weliswaar aan dat zij het met het oog op het goed werkgeverschap zorgvuldig achtte om [werkneemster] uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek, maar gelet op het onverwijldheidsvereiste had het op de weg van SRN gelegen om dit gesprek al op donderdag 10 november zelf, dan wel uiterlijk op 11 november 2022 te laten plaatsvinden. [werkneemster] werkte immers fulltime en diende zich, volgens de eigen bewoordingen van SRN in de (verlenging van de) non-actiefstelling, ten alle tijde beschikbaar te houden voor hoor en wederhoor.
5.6.
De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Het ontslag houdt reeds om die reden geen stand. De vraag of SRN een dringende reden had voor het ontslag kan daarom onbesproken blijven. De verzochte verklaring voor recht en vernietiging van het ontslag zullen gezien het voorgaande worden toegewezen.
5.7.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [werkneemster] recht op loon. Het verzoek van [werkneemster] tot loonbetaling zal daarom eveneens worden toegewezen tot de verzochte datum van 1 januari 2023. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat SRN te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 10%.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van SRN omdat [werkneemster] in het gelijk wordt gesteld.
het tegenverzoek
5.9.
Omdat uit het voorgaande volgt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat, komt de kantonrechter toe aan de bespreking van het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van SRN.
5.10.
De kantonrechter stelt voorop dat er in de gegeven omstandigheden geen sprake is van een opzegverbod door ziekte als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 BW, omdat het bericht van [werkneemster] aan [betrokkene 1] onder 2.5, anders dan [werkneemster] stelt, niet (met terugwerkende kracht) kan worden aangemerkt als ziekmelding. Niets wijst er ook op dat sprake was van ziekte. Na voornoemd bericht, dat de kantonrechter aanmerkt als een kennisgeving van een uit de hand gelopen privésituatie die [werkneemster] er kennelijk toe noopte de volgende dag thuis te blijven, zijn er nog meerdere gesprekken tussen SRN en [werkneemster] gevoerd, voordat [werkneemster] uiteindelijk op non-actief is gesteld. In de gespreksverslagen van deze gesprekken wordt met geen woord gerept over ziekte. [werkneemster] is inmiddels bovendien aan de slag bij een nieuwe werkgever.
5.11.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW). SRN verzoekt primair om de arbeidsovereenkomst te ontbinden in verband met verwijtbaar handelen van [werkneemster] , op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW.
5.12.
Volgens artikel 7:669 lid 3 sub e BW is een redelijke grond voor ontbinding verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het hiervoor genoemde wetsartikel definieert het begrip ‘verwijtbaar handelen’ niet en ook in de parlementaire geschiedenis is geen duidelijke omschrijving van het begrip te vinden. Wel is tijdens de parlementaire behandeling van de WWZ opgemerkt dat een werknemer die door handelen in strijd met kenbare gedragsregels van de organisatie het vertrouwen van zijn werkgever in hem ernstig heeft beschaamd, geacht kan worden ernstig verwijtbaar te hebben gehandeld. [1]
5.13.
Op grond van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding (2.3) was [werkneemster] , kort gezegd, tot strikte geheimhouding verplicht van alle informatie die haar in de uitoefening van haar werkzaamheden bij SRN bekend is geworden. Vast staat dat [werkneemster] deze geheimhoudingsverplichting op meerdere momenten heeft geschonden. Het Bureau Integriteit heeft immers vastgesteld dat [werkneemster] vertrouwelijke informatie over haar ex-zwager heeft verstrekt aan haar ex-schoonzus en dat zij vertrouwelijke informatie heeft besproken met haar ex-man.
5.14.
De stelling van [werkneemster] dat er ten aanzien van bovenstaande geen sprake is van ‘inhoudelijke’ informatie kan haar niet baten. Niet in geschil is immers dat de door [werkneemster] gedeelde informatie afkomstige was vanuit (de planning in) Outlook en zogenaamde ‘verdeellijsten’ van SRN. De kantonrechter begrijpt dat deze lijsten een uitdraai zijn uit het door SRN gebruikte cliëntensysteem en een overzicht bevatten van alle reclassenten waar “iets mee moet gebeuren”, zoals het plannen van een werkstraf of het uitnodigen voor een persoonlijk gesprek. Inhoudelijker dan dat wordt het – mede gezien de functie van [werkneemster] bij SRN – wat de kantonrechter betreft bijna niet, maar bovenal staat buiten kijf dat [werkneemster] met het delen van informatie uit deze programma’s/systemen heeft gehandeld in strijd met de op haar rustende geheimhoudingsverplichting.
5.15.
[werkneemster] was zich ook bewust van de strekking van deze geheimhoudingsverplichting. Immers, op een verzoek om informatie van haar ex-schoonzus over haar ex-zwager antwoordt [werkneemster] :
“Schat, bedoel je of zijn taakstraf nog actief staat. Uh, ik kan alleen een lijst uitdraaien, ik kan niet op zijn naam zoeken want dan zien ze dat ik geraadpleegd heb. Ik ga wel even kijken of ik hem op de verdeellijst zie als ik zeg maar een lijst uitdraai. Uhm, want ik zag niets voorbijkomen in de mailbox hoor. Wacht even ik kom er zo op terug.”Hieruit blijkt dat [werkneemster] doelbewust niet op de naam van haar ex-zwager heeft gezocht omdat zij wist dat SRN later zou kunnen zien dat zij de systemen voor dit doeleinde had geraadpleegd en in plaats daarvan (opzettelijk) heeft volstaan met het bekijken van de al uitgedraaide verdeellijsten en haar schoonzus op basis van die informatie heeft geantwoord.
5.16.
Voor zover [werkneemster] heeft betoogd dat zij met deze handelwijze geen ‘nieuwe’ informatie met derden heeft gedeeld, gaat deze stelling niet op. Als haar ex-schoonzus al (voldoende) kennis zou hebben over de verzochte informatie, zou zij een en ander immers niet verifiëren bij [werkneemster] . Bovenal geldt echter dat íedere vorm van informatie delen met derden volgens het geheimhoudingsbeding verboden is, zodat niet relevant is of de gedeelde informatie al dan niet reeds bekend was bij derden.
5.17.
Dat [werkneemster] bij het delen van de betreffende informatie, zoals zij stelt, onder forse druk van haar schoonfamilie stond, blijkt nergens uit en is ook niet aannemelijk geworden gezien het feit dat er in de overgelegde correspondentie wordt gecommuniceerd in termen van ‘schat’ en hartjes-emoji’s. Bovendien, als [werkneemster] inderdaad onder druk stond van haar schoonfamilie, had het op haar weg gelegen om SRN van deze belangrijke informatie op de hoogte te stellen, zodat partijen in samenspraak eventueel maatregelen hadden kunnen treffen. SRN heeft namelijk onbetwist gesteld dat het in dat geval mogelijk was geweest [werkneemster] af te schermen van dossiers uit de regio waar haar schoonfamilie onder viel.
5.18.
De kantonrechter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat [werkneemster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. [werkneemster] heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere integriteitsschendingen bestaande uit het lekken van vertrouwelijke informatie van SRN aan derden, hetgeen (ook) als een inbreuk op de Algemene verordening gegevensbescherming moet worden beschouwd. Dit kan [werkneemster] zwaar worden aangerekend, omdat zij, ondanks haar penibele privésituatie, naar het oordeel van de kantonrechter zich bewust had moeten zijn van de sensitiviteit die een functie als de onderhavige van haar verlangde en het zware belang dat SRN had bij geheimhouding van de informatie die [werkneemster] bij de uitoefening van de functie onder ogen kwam. Dit geldt in de gegeven omstandigheden temeer, gezien het feit dat [werkneemster] zich in haar privésfeer omringd zag door meerdere personen die contacten onderhouden met het criminele circuit. Het feit dat er informatie is gelekt naar personen waarvan er in ieder geval één ook reclassent is bij SRN maakt een forse inbreuk op de reputatie van SRN.
5.19.
Gezien het voorgaande kan van SRN niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te laten voortduren. De verzochte ontbinding zal daarom worden toegewezen en het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op de datum van deze beschikking. Nu er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [werkneemster] komt zij niet in aanmerking voor een transitievergoeding. Het verzoek om te bepalen dat [werkneemster] geen recht heeft op de wettelijke transitievergoeding wordt dan ook toegewezen. De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om aan [werkneemster] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 9 sub c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarvan is geen sprake. Het verzoek te bepalen dat [werkneemster] geen recht heeft op een billijke vergoeding zal daarom eveneens worden toegewezen.
5.20.
De proceskosten komen voor rekening van [werkneemster] omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [werkneemster] .

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
verklaart voor recht dat het door SRN gegeven ontslag van [werkneemster] niet onverwijld is gegeven en op die grond niet in stand kan blijven;
6.2.
vernietigt de op 14 november 2022 door SRN gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst van [werkneemster] ;
6.3.
veroordeelt SRN tot betaling aan [werkneemster] van het loon vanaf 14 november 2022 tot en met 31 december 2022, zijnde € 3.200,00 bruto per maand, verhoogd met 8% vakantietoeslag en 8,33% eindejaarsuitkering, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt SRN tot betaling aan [werkneemster] van een wettelijke verhoging van 10% over het onder 6.3 genoemde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.5.
veroordeelt SRN tot uitbetaling aan [werkneemster] van de tot 31 december 2022 opgebouwde vakantie-uren, vermeerderd met de wettelijke rente ex 6:119 BW vanaf 29 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening;
6.6.
veroordeelt SRN tot verstrekking aan [werkneemster] van schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificaties, waarin de onder 6.3 en 6.5 genoemde bedragen zijn verwerkt;
6.7.
veroordeelt SRN tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkneemster] tot en met vandaag vaststelt op € 879,00, te weten:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 793,00;
6.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders verzochte af;
het tegenverzoek
6.10.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen [werkneemster] en SRN met ingang van 29 maart 2023;
6.11.
bepaalt dat [werkneemster] geen recht heeft op een transitievergoeding en billijke vergoeding;
6.12.
veroordeelt [werkneemster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van SRN tot vandaag vaststelt op € 793,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking tot aan de dag van de gehele betaling;
6.13.
verklaart de beschikking voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
6.14.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 29 maart 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2013/14, 33818, 7, p. 80-81.