In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 21 maart 2023, hebben partijen, een man en een vrouw, een affectieve relatie gehad van 2008 tot augustus 2021 en hebben zij samen twee minderjarige kinderen. De man heeft de kinderen erkend en partijen hebben gezamenlijk gezag over hen, met de hoofdverblijfplaats bij de vrouw. In oktober 2021 hebben zij een ouderschapsplan ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over de zorgregeling en de verdeling van de kosten. De man verzoekt nu om een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij hem verblijven, en om een kinderbijdrage van €590 per maand. De vrouw verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om een hogere kinderbijdrage en een andere zorgregeling.
Tijdens de zitting op 14 maart 2023 hebben partijen besloten om, met behulp van het lokale team van de gemeente en het Uniform Hulpaanbod (UHA), te werken aan de communicatie over de zorg voor de kinderen. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over de zorgregeling en de kinderbijdrage aan te houden in afwachting van de resultaten van dit hulptraject. De rechtbank heeft wel een tijdelijke zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot maandag 19.00 uur bij de man verblijven. De rechtbank heeft de advocaten van partijen verzocht om schriftelijk te rapporteren over de voortgang van deze regeling en de resultaten van het hulptraject.
De beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.