ECLI:NL:RBNHO:2023:2005

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
HAA 21/5005
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten na zorgvuldige beoordeling van medische situatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV van 17 september 2021, waarbij hem per 10 maart 2021 een loongerelateerde uitkering in het kader van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) is toegekend. De rechtbank heeft op 3 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Eiser, die voorheen als meubelmaker werkte, had zich op 13 maart 2019 ziekgemeld vanwege lichamelijke klachten en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 15 december 2020, heeft het UWV zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 59,56%.

Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zijn klachten en beperkingen door het UWV zijn onderschat. Hij heeft medische documenten overgelegd van zijn huisarts, reumatoloog en revalidatiearts ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische situatie van eiser op 10 maart 2021 adequaat is beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om het onderzoek te heropenen, aangezien er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere beoordeling zou kunnen beïnvloeden.

De rechtbank bevestigt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser voor 59,56% arbeidsongeschikt is en dat hij recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt in zijn verzoek. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman op 24 februari 2023, en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/5005

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats] eiser

(gemachtigde: mr. S. Heijnen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. K. Ait Moha).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV van 17 september 2021 (het bestreden besluit) om hem per 10 maart 2021 een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 59,56%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als meubelmaker voor gemiddeld 35,96 uur per week. Op 13 maart 2019 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege lichamelijke klachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Op 15 december 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 3 maart 2021 genomen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 59,83%. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard, in die zin dat het arbeidsongeschiktheidspercentage is gewijzigd naar 59,56. Voor het overige is de beslissing van 3 maart 2021 niet gewijzigd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 10 maart 2021 voor 59,56% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 10 maart 2021 te toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport een verzekeringsarts B&B van 9 augustus 2021. De medische belastbaarheid van eiser is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 augustus 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 16 september 2021.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Allereerst verzoekt eiser de rechtbank hetgeen in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast voert eiser aan dat het UWV zijn klachten en beperkingen ernstig heeft onderschat. Hij overlegt brieven van de huisarts, reumatoloog en revalidatiearts. Eiser beschrijft op welke punten van de FML volgens hem (verdergaande) beperkingen moeten worden aangenomen. Er moet onder andere een verdergaande urenbeperking worden aangenomen. Ter zitting voegt eiser hieraan toe dat er ook beperkingen moeten worden aangenomen omdat hij last heeft van de ziekte van Crohn. Eiser verzoekt de rechtbank ter zitting hem nog in de gelegenheid te stellen een brief van de MDL-arts in de procedure te brengen. Tot slot voert eiser aan niet in staat te zijn om de voor hem geduide functies te verrichten.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 59,56% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 10 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 10 maart 2021 voor 59,56% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WIA-uitkering naar dit percentage. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische informatie MDL-arts
10. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat onlangs bij hem is vastgesteld dat hij aan de ziekte van Crohn lijdt. Eiser is nog in afwachting van de brief van de MDL-arts waaruit deze diagnose blijkt. Omdat eiser van mening is dat deze diagnose tot meer beperkingen in de FML moet leiden, heeft hij de rechtbank verzocht hem in de gelegenheid te stellen om de informatie van de MDL-arts in de procedure te brengen zodra hij het ontvangen heeft.
11. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om het onderzoek in deze zaak te heropenen en eiser alsnog in de gelegenheid te stellen de informatie van de MDL-arts in te brengen. De rechtbank overweegt hiertoe dat er ten tijde van de beoordeling door de verzekeringsarts B&B in de bezwaarfase geen medische stukken bekend waren waar darmklachten uit bleken. Eiser heeft weliswaar tijdens het spreekuurcontact met de primaire verzekeringsarts aangegeven dat hij darmklachten heeft, maar er is geen medische informatie aangeleverd waarin deze klachten zijn geobjectiveerd. De informatie van de huisarts onderbouwt de klachten van eiser niet. Dat het dossier van eiser zoek is en de huisarts daarom hierover geen informatie kan geven volgt niet uit de formuleringen die de huisarts gebruikt. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de datum in geding 10 maart 2021 is, wat betekent dat de informatie van de MDL-arts van bijna twee jaar na datum in geding zal zijn. Bovendien hecht de rechtbank er waarde aan dat gelet op het tijdsverloop na het instellen van beroep de zaak niet langer blijft voortduren en dat aan eiser duidelijkheid wordt verschaft over de houdbaarheid van het bestreden besluit.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten pijnklachten ten gevolge van reuma en artropathie en vermoeidheidsklachten, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit lichamelijk onderzoek van de verzekeringsarts B&B en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend sector. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiser hebben gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 10 maart 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
14. Eiser voert in beroep aan dat op een aantal items in de FML een (verdergaande) beperking moet worden aangenomen. Ter onderbouwing hiervan heeft hij brieven overgelegd van de huisarts, reumatoloog en revalidatiearts. De verzekeringsarts B&B stelt in het nadere rapport van 23 augustus 2022 dat eiser de beperkingen die hij in zijn beroepschrift aanvoert, niet onderbouwt. De verzekeringsarts B&B heeft daarbij voldoende gemotiveerd dat die beperkingen ook niet zijn af te leiden uit deze brieven. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts B&B niet te volgen.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 10 maart 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 9 augustus 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 9 augustus 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als meubelmaker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies gevonden die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
Het gaat om (op deze functies is de schatting gebaseerd):
- (111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- (315131) Medewerker bibliotheek;
- (315174) Telefonist (centrale)/medewerker callcenter (inbound).
De reservefuncties zijn:
- (268040) Papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker;
- (111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten).
17. Eiser voert tegen de geduide functies de volgende gronden aan:
(111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten)
Eiser voert aan dat hij niet in staat is op hoge snelheid te werken in verband met zijn reumaklachten. In deze functie wordt dat, gezien het target gebonden werken, wel van hem verwacht volgens eiser. Het veel en nauwkeurig met de handen werken zal zorgen voor pijnklachten aan de handen en vingers. Ook stelt eiser dat zijn belastbaarheid ten aanzien van frequent reiken en buigen, staan en duurbelastbaarheid wordt overschreden.
(315131) Medewerker bibliotheek
Volgens eiser is er bij deze functie sprake van een overschrijding van zijn belastbaarheid op het gebied hurken en duurbelastbaarheid, en (naar de rechtbank begrijpt) van werken met een toetsenbord en/of muis.
(315174) Telefonist (centrale)/medewerker callcenter (inbound)
In deze functie wordt volgens eiser zijn belastbaarheid overschreden op het gebied van werken met een toetsenbord en/of muis, frequent reiken, zitten en duurbelastbaarheid.
(268040) Papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker
In deze functie wordt volgens eiser zijn belastbaarheid overschreden op het gebied van werken met de handen, reiken en buigen.
(111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten)
In deze functie wordt volgens eiser zijn belastbaarheid overschreden op het gebied van werken met de handen, frequent buigen, reiken, tillen, duwen en trekken en staan.
18. De rechtbank zal zich bij de beoordeling van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit vooralsnog beperken tot de functies waarop de schatting is gebaseerd. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B in de rapporten van 16 september 2021 en 30 augustus 2022 voldoende heeft uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies de belastbaarheid van eiser, zoals verwoord in de FML van 9 augustus 2021, niet overschrijden. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde FML van 9 augustus 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 10 maart 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 40,44% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 59,56% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 10 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 59,56%.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 februari 2023 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter

De rechter is verhinderd om te ondertekenen.

De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.