Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
overeenkomst van geldlening” ondertekend, inhoudende dat [gedaagde] een bedrag van € 13.000,00 van [eiser] leent ten behoeve van de aankoop van het schip. In de overeenkomst staat dat de geldlening wordt aflost in minimaal een bedrag van € 500,00 per maand en uiterlijk op 31 december 2019 en dat [gedaagde] over de hoofdsom geen rente verschuldigd is.
akte van verpanding” ondertekend. Daarin staat dat door [gedaagde] ten behoeve van [eiser] op het schip (stil) pandrecht wordt gevestigd ter zekerheid voor de betaling van de geldlening.
Anders geef mij maar het geld truig en mag jij de boot weer hebben als eerlijke bent’ en ‘
Dus zeg het maar moet hem truig hebben geef mij maar mij geld weer … dus geef mij mu geld maar truig en neem jij maar boot dan weer oke’.
Zeg maar waar ie ligt. Kom ik hem ophalen. En ik. (de eigenaar heb geen opdracht gegeven)’. En op 4 juni 2021 schrijft [eiser] : ‘
[gedaagde] betaal mij maar 5000€ dan is de boot helemaal van jou.’
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
1. het schip nimmer door [eiser] in eigendom aan [gedaagde] is geleverd;
2. de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden/vernietigd dan wel dat de kantonrechter de ontbinding/vernietiging uitspreekt;
3. [gedaagde] als een goed zaakwaarnemer om het schip heeft bekommerd dan wel dat [gedaagde] aan zijn ongedaanmakingsverplichting heeft voldaan door het schip bij Scheepswerf Vooruit ter beschikking aan [eiser] te stellen;
4. [gedaagde] van zijn verplichtingen jegens [eiser] is bevrijd (artikel 6:60 van het Burgerlijk Wetboek (BW));
5. ieder verhaal van stallings- en overige kosten door Scheepswerf Vooruit door [eiser] aan [gedaagde] moeten worden vergoed met een dwangsom.
5.Het verweer tegen de tegenvordering
6.De beoordeling
Zeg maar waar ie ligt. Kom ik hem ophalen.”