ECLI:NL:RBNHO:2023:1731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
HAA 21/3164
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA met betrekking tot persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV over haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres, die als woonbegeleidster werkte, had zich op 11 maart 2010 ziekgemeld en ontving sinds 2013 een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het UWV heeft op verzoek van de ex-werkgever een herbeoordeling uitgevoerd, waarbij de arbeidsongeschiktheid van eiseres op 19 november 2020 werd vastgesteld op 47,91%. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische klachten en persoonlijke omstandigheden.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 februari 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren via een beeldbelverbinding. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres voor 47,91% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op een overtuigende wijze had gemotiveerd en dat de door het UWV vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) geldig waren. De rechtbank benadrukte dat persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor kinderen, niet meegewogen kunnen worden bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid volgens de Wet WIA.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een hogere arbeidsongeschiktheidspercentage. De rechtbank wees erop dat de door eiseres gemaakte proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3164

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Diesfeldt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: L. Vromans)

Inleiding

Het UWV heeft op verzoek van de ex-werkgever een herbeoordeling gedaan, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is vastgesteld op 27,98%. De loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) van eiseres wordt beëindigd per 28 januari 2021. In bezwaar heeft het UWV dit besluit herroepen en bepaald dat eiseres per 19 november 2020 voor 47,91% arbeidsongeschikt is. Eiseres behoudt haar recht op de WGA-loonaanvullingsuitkering tot
1 juni 2023.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 17 juni 2021.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2023 met behulp van een beeldbelverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV deelgenomen
.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als woonbegeleidster voor 31,95 uur per week bij [werkgever] . Op 11 maart 2010 heeft zij zich ziekgemeld voor dit werk. Het UWV heeft haar na het einde van de wachttijd, vanaf 28 juni 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Vanaf 17 september 2013 ontvangt eiseres een WGA-loonaanvullingsuitkering, laatstelijk naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. Op 18 mei 2020 heeft de ex-werkgever het UWV verzocht om de arbeidsongeschiktheid van eiseres en de duurzaamheid te herbeoordelen.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 19 november 2020 voor 47,91% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten dat eiseres tot 1 juni 2023 recht heeft op de WGA-loonaanvullingsuitkering.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 20 april 2021. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiseres opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 april 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 30 april 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met de gestelde beperkingen en de geduide functies. Zij heeft haar zienswijze op het voornemen van het UWV om de primaire beslissing te wijzigen herhaald. In deze zienswijze stelt eiseres dat er onvoldoende rekening is gehouden met de rugklachten, slaapgebrek, angststoornis, stress en de zorg voor haar kinderen. Ook leeft zij met een AOL. Eiseres stelt dat de FML onjuistheden en tegenstellingen bevat, in onder andere de rubrieken persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Ook vraagt ze zich af hoe het mogelijk is dat over de exact dezelfde situatie eerder andere beslissingen zijn genomen. Ze geeft aan dat de situatie eerder is verslechterd dan verbeterd. Verder voert eiseres aan dat er geen uitgebreide medische keuring heeft plaatsgevonden en dat de psychische gevolgen van haar privésituatie buiten beschouwing zijn gelaten. Ze mist in het verslag (de rechtbank begrijpt: van de verzekeringsarts B&B) de constateringen van de psycholoog, ARBO-arts en fysiotherapeut. Ook betwist ze de weergave van de hoorzitting zoals gegeven door de verzekeringsarts B&B. Eiseres stelt dat de in bezwaar aangegeven klachten onverminderd aanwezig zijn. Verder heeft eiseres een beschrijving van haar klachten en privésituatie en een re-integratieplan ingebracht.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 47,91% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 19 november 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 19 november 2020 voor 47,91% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift herhaalt dat wat zij in haar zienswijze heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar de zienswijze wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van de herhaalde zienswijze.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 19 november 2020 in zijn rapport van 20 april 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft toegelicht dat er geen situatie is met geen benutbare mogelijkheden. Ten aanzien van het persoonlijk functioneren acht hij een aanvullende beperking voor conflicthantering nodig. Ook vindt hij een urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week aangewezen, gelet op de paniek- en slaapklachten. De beperkingen van eiseres zijn opgenomen in de FML van 20 april 2021. De verzekeringsarts B&B acht deze FML ook geldig per 28 januari 2021. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B klachten zoals deze aanwezig waren op 19 november 2020 gemist of onjuist heeft beoordeeld. Voor zover eiseres stelt dat haar situatie en belastbaarheid niet verbeterd is sinds de eerdere beoordelingen, overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts in zijn rapport van 1 november 2020 heeft beschreven dat het voorstelbaar en plausibel is dat de belastbaarheid is toegenomen. De verzekeringsarts heeft gesteld dat eisers niet voldoet aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid, wat onderschreven is door de verzekeringsarts B&B. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om aan deze beoordeling te twijfelen. Een eventuele latere toename van de klachten kan de rechtbank niet meewegen, nu het gaat om de situatie zoals deze was op 19 november 2020. Ook aan het re-integratieplan van 26 juli 2021 en de staking van de re-integratie kan de rechtbank niet de waarde toekennen die eiseres wenst. Naast dat dit ruim na datum in geding speelt, kan hier niet uit afgeleid worden dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld.
11. De rechtbank heeft begrip voor de privésituatie van eiseres en de zorgen die dat met zich meebrengt en vindt dat akelig voor eiseres. Maar dit kan niet worden meegewogen bij een beoordeling in het kader van de Wet WIA. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] dat bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid bijvoorbeeld huishoudelijke taken, en opvoeding en verzorging van kinderen buiten beschouwing dienen te blijven. Bij het vaststellen van de beperkingen voor arbeid kunnen alleen beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek meegewogen worden, die rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen zijn. Andere factoren, die eveneens afbreuk doen aan de mogelijkheden om een inkomen te verdienen, vallen niet onder het risico van een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 19 november 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 20 april 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 20 april 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als woonbegeleidster, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en een reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 516080) Schadecorrespondent;
- ( sbc-code 553020) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker.
De reservefunctie is (315173) Telefonisch verkoper (outbound).
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport van 30 april 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. Zij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hiertegen in beroep ook geen argumenten aangevoerd. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 19 november 2020 met de middelste van de drie geduide functies 52,09% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 47,91% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht besloten dat eiseres per 19 november 2020 voor 47,91% arbeidsongeschikt is.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 26 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3054).