ECLI:NL:RBNHO:2023:1606

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
22/519
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek en buiten behandeling stelling door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft eiser op 8 februari 2022 beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal, omdat het college niet tijdig had beslist op zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het college had op 18 februari 2022 een besluit genomen, maar verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Eiser had eerder op 8 november 2021 een Wob-verzoek ingediend via een contactformulier op de website van de gemeente, maar het college weigerde dit verzoek in behandeling te nemen, omdat de elektronische weg voor het indienen van Wob-verzoeken niet openstond. De rechtbank heeft de zaak op 17 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van het college, aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte het beroep van eiser niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank stelde vast dat het college op 3 december 2013 had besloten de elektronische weg voor het indienen van Wob-verzoeken af te sluiten, maar dat eiser erop mocht vertrouwen dat zijn verzoeken in behandeling zouden worden genomen, gezien de bevestiging van ontvangst door het college. De rechtbank concludeerde dat het college de bezwaren van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep gegrond was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de rechtsgevolgen in stand blijven, omdat de informatie die eiser had verzocht inmiddels openbaar was gemaakt. Eiser kreeg ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2023. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/519

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal

(gemachtigde: mr. J.H.L.M. Bakermans).

Inleiding

1.1
Eiser heeft op 8 februari 2022 beroep ingesteld omdat het college niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.2
Het college heeft op 18 februari 2022 een besluit genomen en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (via Microsoft Teams), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college met mr. R. Winkel.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiser heeft op 8 november 2021 een Wob-verzoek (verzoek I) bij het college ingediend langs de elektronische weg, namelijk via een contactformulier op de website van de gemeente Bloemendaal.
2.2
Het college heeft bij e-mail van 9 november 2021 het volgende gereageerd:

Geachte heer/mevrouw,
U heeft op 08 november 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Daarmee verzoekt u om openbaarmaking van documenten over de nationale ombudsman.

Wij nemen uw verzoek niet in behandeling

Helaas kan uw verzoek in deze vorm niet in behandeling worden genomen. Bij de gemeente Bloemendaal staat de elektronische weg, via bijvoorbeeld de mail, niet open voor het indienen van Wob-verzoeken.

Hoe wél?

U kunt uw Wob-verzoek wel per brief indienen. U kunt uw brief sturen naar het volgende postadres:
(…)

Meer informatie

Op onze website (…) vindt u meer informatie over het indienen van Wob-verzoeken bij de Gemeente Bloemendaal.

Wij vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd (…)
2.3
Eiser heeft ook op 10, 15 en 17 november 2021 Wob-verzoeken (verzoeken II, III en IV) ingediend via het digitale contactformulier.
2.4
Eiser heeft op 8, 14 en tweemaal op 15 december 2021 bezwaar gemaakt wegens het niet behandelen van zijn verzoeken.
2.5
Het college heeft bij bestreden besluit van 18 februari 2022 het advies van de commissie overgenomen en de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Het college heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 3 december 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG5897, waarin wordt overwogen dat een bericht slechts langs de elektronische weg bij een bestuursorgaan kan worden ingediend, indien voldoende duidelijk is dat deze weg voor de desbetreffende berichtencategorie is opengesteld. Ten aanzien van het onderhavige geval heeft de gemeente Bloemendaal bij besluit van 3 december 2013 de digitale weg voor het indienen van Wob-verzoeken expliciet afgesloten. Op de website van de gemeente is kenbaar gemaakt dat Wob-verzoeken alleen schriftelijk kunnen worden ingediend. Het college heeft eiser daar bij e-mail van 9 november 2021 op gewezen. Volgens het college heeft eiser daarom geen aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb gedaan. Om die reden is evenmin aan de orde dat het college niet tijdig zou hebben beslist. Het college merkt verder op dat de e-mail van 9 november 2021 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb omdat het een mededeling van feitelijke aard is. Tegen die e-mail stond daarom geen bezwaar en beroep open. Als de e-mail wordt opgevat als een bericht in de zin van artikel 2:15, eerste lid, van de Awb staat daartegen gelet op artikel 8:4, eerste lid en onder a, van de Awb evenmin bezwaar en beroep open. [1]

Beoordeling door de rechtbank

3. Omdat het college op 18 februari 2022 alsnog een besluit heeft genomen, heeft eiser geen belang meer bij zijn beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. In zoverre is het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, omdat het niet aan het beroep tegemoet komt.
4. De rechtbank zal hierna in de eerste plaats beoordelen of het college eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. Eiser heeft aangevoerd dat het college zijn verzoeken in behandeling had moeten nemen omdat bij het contactformulier op de website van de gemeente niet staat dat dit formulier niet gebruikt kan worden voor het indienen van een Wob-verzoek. Eiser heeft dit verder ook niet op de website van de gemeente gevonden. Eiser heeft het college bij e-mail van 10 november 2021 erop geattendeerd dat het afsluiten van de elektronische weg achterhaald is en verzocht om het Wob-verzoek alsnog in behandeling te nemen. Het college heeft daarop niet gereageerd maar bij e-mail van 17 december 2021 wel de ontvangst van zijn verzoeken II, III en IV bevestigd. Eiser mocht er daarom op vertrouwen dat zijn verzoeken in behandeling zouden worden genomen. Verder voert eiser aan dat het onredelijk is om de elektronische weg voor het indienen van Wob-verzoeken af te sluiten omdat het contactformulier daarvoor een geschikt middel is. Volgens eiser wil het college daarmee enkel een barrière opwerpen. Eiser betwist ook dat het besluit van 3 december 2013, waarbij de digitale weg voor het indienen van Wob-verzoeken expliciet is afgesloten, een besluit in eigenlijke zin is. Volgens eiser is het onduidelijk vanaf en tot wanneer dit geldt. Voor zover het wel een besluit is voert eiser aan dat het uitsluitend betrekking heeft op omvangrijke Wob-verzoeken maar niet bedoeld is voor een situatie zoals de onderhavige.
6.1
De rechtbank stelt vast dat het college op 3 december 2013 [2] het besluit heeft genomen om de elektronische weg voor het indienen van Wob-verzoeken af te sluiten. De vraag of het college in redelijkheid tot dat besluit kon komen en wat de achterliggende gedachte daarvan is, ligt niet in deze procedure voor.
6.2
De rechtbank is verder van oordeel dat het college eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Steun daarvoor vindt de rechtbank in een soortgelijke zaak waarover de Afdeling op 7 december 2016 [3] uitspraak heeft gedaan en zoals ter zitting aan partijen is voorgehouden. In rechtsoverweging 8.1 staat:

Voorts wordt aan de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2:15 van de Awb (Kamerstukken II 2001/02, 28 483, nr. 3, p. 32-33) het volgende ontleend: "Indien een aanvraag tot het geven van een beschikking langs elektronische weg wordt ingediend, terwijl de elektronische weg daarvoor niet is geopend of niet op deze wijze is geopend, dan kan het bestuursorgaan ingevolge artikel 2:15, eerste lid, weigeren de aanvraag te aanvaarden. Ook op deze situatie is artikel 4:5 van toepassing. Voor zover het bestuursorgaan op de hoogte is van de aanvraag, dient het de aanvrager in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag te herstellen binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn."
Nu het college het per fax ingediende Wob-verzoek van [appellant sub 1] in goede orde heeft ontvangen, heeft [appellant sub 1] daarmee een aanvraag ingediend bij het college. Ook indien een dergelijke aanvraag met toepassing van artikel 2:15 wordt geweigerd omdat deze langs een niet-opengestelde elektronische weg is ingediend, kan die aanvraag slechts met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling worden gesteld na het bieden van een herstelmogelijkheid.
6.3
Niet in geschil is dat het college in het onderhavige geval de ontvangst van de verzoeken van eiser heeft bevestigd. Reeds daarom is de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2008, waarnaar het college heeft verwezen, hier niet van toepassing omdat de aanvraag in de zaak die aan die uitspraak ten grondslag lag niet ontvangen was. Het college schrijft in de e-mail van 9 november 2021 dat eisers’ verzoek niet in behandeling wordt genomen. Eiser wordt verwezen naar de gemeentelijke website waar is vermeld op welke wijze een Wob-verzoek kan worden ingediend. In de e-mail van 17 december 2021 wordt eiser daar nogmaals op gewezen ten aanzien van zijn andere verzoeken. Bezien in het licht van de hiervoor onder 6.2 genoemde uitspraak van de Afdeling dienen de reacties van het college naar het oordeel van de rechtbank te worden beschouwd als een buiten behandeling stelling. Het college heeft dat niet onderkend.
6.4
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het college de bezwaren van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is daarom gegrond. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 7 december 2016 overweegt is het buiten behandeling stellen van een Wob-verzoek een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb waartegen bezwaar gemaakt kan worden. Eiser heeft dat gedaan op 8, 14 en 15 december. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Awb had het college eiser in de gelegenheid moeten stellen om zijn verzoek binnen een door het college gestelde termijn alsnog op andere wijze in te dienen. De rechtbank ziet geen aanleiding om het college op te dragen om eiser alsnog een hersteltermijn te bieden omdat de door eiser bij identieke Wob-verzoeken verzochte informatie nadien reeds openbaar is gemaakt door het college. Eiser kan daarom met een op de juiste wijze ingediend Wob-verzoek niet meer bereiken wat hij voor ogen had. Het bieden van een herstelmogelijkheid aan eiser voegt dus niets toe. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en bepalen dat de rechtsgevolgen in stand blijven.
6.5
Aan een bespreking van de overige beroepsgronden wordt niet toegekomen.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het alsnog genomen besluit van 18 februari 2022 is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. Gelet op de samenhang van de bezwaren kent de rechtbank 1 punt toe voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting bij een wegingsfactor 1. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.271,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.271,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3 luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
(…)
3 Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Artikel 2:15 luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Een bericht kan elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.
(…)
Artikel 4:5 luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
(…)

Voetnoten

1.Het college verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2223.
2.Reg.nr. 2013040503.