ECLI:NL:RBNHO:2023:1598

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
22/2326
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Bbz-uitkering wegens niet-levensvatbaarheid van taxionderneming

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 28 februari 2023, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Bbz-uitkering (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen) ongegrond verklaard. Eiser had de aanvraag ingediend omdat zijn taxionderneming door de coronamaatregelen in financiële problemen was geraakt. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem had de aanvraag afgewezen op basis van een deskundigenadvies van Jupister, dat concludeerde dat de onderneming van eiser niet levensvatbaar was. De rechtbank oordeelde dat het college zich terecht op dit advies had gebaseerd en dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de zorgvuldigheid van het advies te twijfelen. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de levensvatbaarheid van een onderneming moet plaatsvinden op het moment van de aanvraag en dat de gevolgen van de coronamaatregelen daarin zijn meegenomen. Eiser had betoogd dat zijn bedrijf wel levensvatbaar was, maar de rechtbank volgde het oordeel van Jupister, dat stelde dat de taxibranche niet zou herstellen naar het niveau van voor de coronapandemie. De rechtbank concludeerde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen, omdat er geen sprake was van een levensvatbaar bedrijf. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2326

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.M. Verbrugge),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, het college

(gemachtigde: D. Mohan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser tot verstrekking van een Bbz-uitkering (Besluit bijstandverlening zelfstandigen).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 31 januari 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 maart 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser exploiteert sinds [datum] zijn huidige taxionderneming [bedrijfsnaam] . Over de periode van maart 2020 tot en met september 2021 heeft hij ondersteuning gekregen op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en over de maanden november en december 2021 uitkeringen op grond van de Bbz.
3. Op 19 januari 2022 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een Bbz-uitkering over de maanden januari, februari en maart 2022. Eiser heeft de aanvraag ingediend, omdat er door de coronamaatregelen weinig werk is.
4. Bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Uit het advies van extern bureau Jupister van 26 januari 2022 volgt dat er geen sprake is van een levensvatbare onderneming. Geadviseerd is dat eiser zijn onderneming beëindigt. Eiser heeft aangegeven zijn bedrijf niet te zullen beëindigen. Nu er geen sprake is van een levensvatbaar bedrijf en eiser heeft aangegeven dat hij zijn bedrijfsactiviteiten niet zal staken, valt hij niet onder de kring van rechthebbenden die een beroep kunnen doen op de Bbz.
5. In het bestreden besluit heeft het college – onder verwijzing naar vaste jurisprudentie – naar voren gebracht dat zij gerechtigd is om zich bij de beoordeling van de levensvatbaarheid te baseren op concrete adviezen van deskundige instanties. Het extern bureau Jupister kan naar de mening van het college worden gezien als een deskundige instantie. Het college ziet in de gronden van eiser geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of aan de inhoud van de rapportage.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de Bbz-uitkering over de januari, februari en maart 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7.1.
Algemene bijstand kan op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, Bbz 2004 worden verleend aan de zelfstandige die gedurende een redelijke termijn als zodanig werkzaam is geweest en wiens bedrijf of zelfstandig beroep levensvatbaar is.
7.2
Tussen partijen is in geschil of het bedrijf van eiser levensvatbaar is. Nu het hier gaat om een aanvraag rust de bewijslast hiervan naar vaste rechtspraak op eiser.
7.3
Een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep is volgens artikel 1, aanhef en onder c, van het Bbz 2004 het bedrijf of zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voorzetting van het bedrijf of het zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan. Dit betekent dat het inkomen toereikend moet zijn om aan alle aflossingsverplichtingen te voldoen, dat voldoende middelen beschikbaar dienen te zijn om het bedrijf op peil te houden en dat voorts wordt voorzien in de kosten van het bestaan.
7.4
Het college heeft zich op basis van het advies van Jupister op het standpunt gesteld dat het bedrijf van eiser niet levensvatbaar is en heeft daarom de aanvraag om bijstand op grond van de Bbz afgewezen.
7.5
Eiser heeft – samengevat – in beroep betwist dat zijn bedrijf niet levensvatbaar is. In dat kader heeft eiser naar voren gebracht dat er door de coronapandemie een uitzonderlijke situatie is ontstaan waar het college rekening mee had moeten houden, door danwel een ander toetsingsmoment aan te houden, danwel de na het toetsingsmoment gerealiseerde cijfers te betrekken bij de beoordeling. Ook stelt eiser dat het college niet uit mocht gaan van het advies van Jupister, omdat Jupister is uitgegaan van een onjuiste (verouderde) bedrijfsstructuur en er ten onrechte vanuit is gegaan dat eiser zijn taxi binnenkort moet vervangen. Ook stelt eiser dat de in 2018 en 2019 behaalde resultaten vergelijkbaar zijn met een bruto jaarsalaris van een taxichauffeur. Tot slot stelt eiser dat het besluit van het college in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, omdat andere taxichauffeurs in vergelijkbare situaties wel in aanmerking komen voor bijstand.
Mocht verweerder uitgaan van het advies van Jupister?
8.1
Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep volgt dat een bijstandverlenend orgaan in zaken als deze gerechtigd is om zich bij zijn besluitvorming te baseren op concrete adviezen van deskundige instanties. Jupister is een dergelijke instantie. Het college mag bij zijn besluitvorming daarom in beginsel uitgaan van het advies van Jupister, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of de juistheid daarvan.
8.2
Uit het rapport blijkt dat Jupister een commerciële analyse van de onderneming van eiser heeft gemaakt, waarbij de onderneming van eiser is beschreven. Verder is gekeken naar de economische ontwikkelingen in Nederland in het algemeen tussen eind 2020 en eind 2021. Ook is aandacht besteed aan de gevolgen van de coronapandemie voor de taxibranche en is gekeken naar de toekomstverwachtingen voor de straattaximarkt. Dit alles heeft Jupister afgezet tegen de bedrijfsstrategie van eiser en zijn financiële positie en behaalde en geprognotiseerde resultaten van 2018 tot en met 2022. Op basis van dit alles heeft Jupister geadviseerd. De rechtbank ziet in dat wat eiser heeft aangevoerd geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies van Jupister.
8.3
Jupister heeft zijn standpunt dat geen sprake is van een levensvatbare onderneming op het volgende gebaseerd. Jupister heeft op grond van de financiële gegevens geconstateerd dat de onderneming van eiser voor de uitbraak van de coronapandemie zich onder de relevante bijstandsnorm bevond. Vervolgens heeft de coronapandemie ervoor gezorgd dat het winstpotentieel van ondernemingen in de straattaximarkt sterk is verminderd ten opzichte van de situatie voor de uitbraak van het coronavirus. De vraag in de straattaximarkt is gedaald en er een fors overschot aan aanbieders ontstaan van taxi-diensten ten opzichte van de vraag. Jupister heeft vervolgens een toekomstverwachting van de taxibranche in de regio Amsterdam geschetst. Samengevat voorspelt Jupister dat de taxibranche niet zal herstellen naar het niveau van voor de uitbraak van het coronavirus. De komende jaren zal er een forse afname (van 23%) van het aantal aanbieders van taxiondernemingen zijn. Dat betekent dat veel taxi-aanbieders hun onderneming zullen moeten staken. Enkel indien er sprake is van voorheen bovengemiddelde winstposities, ingegeven door uitstekende samenwerkingsverbanden of creatieve oplossingen, zal een ondernemer kunnen overleven in deze huidige markt.
Jupister stelt vervolgens dat de onderneming van eiser geen onderscheidend vermogen heeft, omdat de standaardformule niet is aangepast aan de veranderde markt en dat er geen doordachte promotiestrategie aan ten grondslag ligt. Hierdoor zijn er in beperkte mate marktmogelijkheden voor een dergelijke onderneming. Daarnaast heeft eiser niet gereserveerd voor toekomstige investeringen.
8.4
De rechtbank ziet in dat wat eiser heeft aangevoerd geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het advies van Jupister. De rechtbank leest in het rapport van Jupister niet dat uitgegaan wordt van een traditionele bedrijfsvoering (het bellen voor het rit). Naar het oordeel van de rechtbank heeft Jupister de taxibranche meer in het algemeen bekeken en heeft geconstateerd dat de vraag naar taxivervoer is afgenomen en niet weer zal toenemen. Daarbij heeft Jupister gekeken naar de relevante ontwikkelingen in 2021, 2022 en 2023 die van invloed zijn op vraag en aanbod in de straattaximarkt. De ontwikkelingen zijn opgenomen in de tabel op pagina 9 van het advies. Bovendien heeft Jupister, anders dan eiser stelt, wel bij zijn advies betrokken dat eiser zijn ritten verkrijgt via apps zoals Uber en Bolt. Dit is volgens Jupister echter niet onderscheidend genoeg om in de toekomst het hoofd boven water te kunnen houden in de straattaxibranche in en rondom Amsterdam. Het feit dat eiser nu (in 2023) een toename van de vraag naar taxivervoer signaleert, is onvoldoende om aan conclusies van het advies van Jupister – dat ziet op 31 januari 2022 – te twijfelen.
8.5
Concluderend mocht het college zijn besluitvorming dus baseren op het rapport van Jupister.
Is het bedrijf van eiser levensvatbaar?
9.1
Voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf is bepalend de situatie van het bedrijf ten tijde van het besluit op de aanvraag. Met eventuele ontwikkelingen na dat tijdstip wordt geen rekening gehouden. Dit volgt uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [1] . Eiser stelt zich op het standpunt dat de rechtbank zou moeten afwijken van dit uitgangspunt, omdat in Nederland door de coronacrisis een uitzonderlijke situatie is ontstaan. Het bedrijfsleven is in verschillende branches geheel ontwricht. Ten tijde van de aanvraag kon eiser vanwege coronamaatregelen zijn bedrijf nog niet volledig uitoefenen. Volgens eiser moet het college hier rekening mee houden. Uit de cijfers over 2021 en die van 2022 blijkt dat sprake is van een aanmerkelijke verbetering van het resultaat en zelfs een wat hoger resultaat dan het niveau van 2018 en 2019. Eiser is van mening dat deze cijfers uitwijzen dan zijn bedrijf wel levensvatbaar is.
9.2
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de vaste jurisprudentie over het toetsingsmoment. Het advies wat wordt gegeven omvat altijd een prognose. Immers, het advies ziet nu eenmaal op de vraag of een bedrijf levensvatbaar is en dus toekomstperspectief heeft. Dit advies is altijd gebaseerd op gerealiseerde cijfers uit het verleden en een prognose voor de toekomst. Dit is nu eenmaal het systeem.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat het college in dit geval wel rekening heeft gehouden met de gevolgen van de coronapandemie. Uit het rapport van Jupister blijkt dat gekeken is naar de gevolgen van de coronapandemie voor de taxibranche en daarbij is ook betrokken of en hoe deze branche zich zal gaan herstellen na de coronapandemie. Ook is gekeken naar de financiële situatie van eiser voor en na de coronapandemie. Jupister heeft opgemerkt dat het evident is dat de financiële positie van eiser voor de uitbraak van het coronavirus al aan het verslechteren was. Na de huidige nadelige veranderingen in de markt acht Jupister het niet reëel om, met de oudere auto, tegen de marktontwikkeling in, bovengemiddelde resultaten te behalen.
Overige gronden
9.3
Eiser heeft nog een beroep gedaan op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel, maar heeft dit beroep niet nader onderbouwd. Reeds hierom kan dit beroep niet slagen.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande mocht het college bij zijn besluitvorming afgaan op het rapport van Jupister en kon het college de aanvraag van eiser afwijzen, omdat geen sprake is van een levensvatbaar bedrijf.
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de bijstandsuitkering in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van J. Poggemeier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
Artikel 2 – kring der rechthebbenden
Algemene bijstand kan worden verleend aan:
a. de zelfstandige die gedurende een redelijke termijn als zodanig werkzaam is geweest en wiens bedrijf of zelfstandig beroep levensvatbaar is;
b. de persoon of de echtgenoot van de persoon die uit hoofde van werkloosheid een uitkering ontvangt en die een bedrijf of zelfstandig beroep begint dat levensvatbaar is;
c. de zelfstandige geboren voor 1 januari 1960, wiens bedrijf of zelfstandig beroep niet levensvatbaar is en die het bedrijf of zelfstandig beroep gedurende een aaneengesloten periode van 10 jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag heeft uitgeoefend en hieruit een inkomen geniet dat duurzaam ontoereikend is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;
d. de zelfstandige wiens bedrijf of zelfstandig beroep niet levensvatbaar is en die zich verplicht de activiteiten in het bedrijf of zelfstandig beroep zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 12 maanden, te beëindigen.
Artikel 1 – definitiebepalingen
Een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep: het bedrijf of zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan.